Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Veys heeft het woord.
De stad Leuven is de eerste stad in Vlaanderen die zelf een telling en een wetenschappelijke analyse van het aantal dak- en thuislozen heeft georganiseerd dit jaar. Daarmee doet de stad iets wat de bovenlokale overheden al enkele jaren proberen, maar waar ze vooralsnog niet in zijn geslaagd.
Om een goed beleid te voeren zijn juiste cijfers wel degelijk onontbeerlijk. Het is er in de plenaire en in deze commissie al een aantal keer over gegaan. Het feit dat we op vandaag nog altijd het aantal effectieve uithuiszettingen in Vlaanderen of het aantal dak- en thuislozen niet kennen, maakt dat je als beleid een beetje gedwongen bent om achter de feiten aan te lopen.
In de zitting van de commissie Welzijn van 7 januari 2020 verwees minister Beke naar het werk in de interfederale werkgroep. Ik heb daar ook enkele vragen over. Wat er binnenkort ook zit aan te komen, welgeteld binnen elf dagen, is het feit dat het verbod op uithuiszettingen in het kader van corona niet meer van kracht zal zijn. Dat wil zeggen dat alle uithuiszettingen terug in gang zullen schieten. Het zijn in het bijzonder diegenen waarvoor er al een uitspraak was voor de coronacrisis die zeer snel aan bod zullen komen. Dat kan ertoe leiden dat die elkaar heel snel opvolgen, en er dus eind deze maand een aantal golfjes zullen zijn. Dit is natuurlijk niet het ideale moment voor lokale besturen, want die zijn dan een beetje in zomermodus. Zij zullen met andere woorden ook aangewezen zijn op de doorgangswoningen, op crisisopvang, of ze zullen moeten rekenen op sociale verhuurkantoren (SVK’s). Het risico op dak- en thuisloosheid loert voor hen om de hoek.
Voor mijn fractie is het natuurlijk heel belangrijk dat we met de zwaksten in onze samenleving omgaan, en dat zijn specifiek mensen zonder dak boven hun hoofd, mensen zonder thuis. Ook voor Vlaanderen is dat natuurlijk heel belangrijk.
Minister, bent u het ermee eens dat het bestrijden van dak- en thuisloosheid een essentieel element is van het Vlaamse beleid?
Bent u van plan een dak- en thuislozentelling te organiseren in Vlaanderen voor alle driehonderd gemeenten van het grondgebied, zoals uw voorganger, minister Vandeurzen, beloofd heeft?
Zult u lokale besturen die al een beetje vooruitlopen en zelf al een telling willen organiseren, financieel ondersteunen?
Welk budget hebt u precies voor de strijd tegen dak- en thuisloosheid vanuit Armoedebestrijding of vanuit Welzijn?
Wat is de stand van zaken van de interfederale werkgroep? U verwees ernaar in januari. Ondertussen is het natuurlijk wel een bijzondere periode geweest. Hoe zit het met de timing: is dat uitgesteld of heeft dat toch plaatsgevonden? Zit u daar op koers met uw collega’s?
Minister Diependaele gaf in februari aan dat er een eerste overleg tussen de kabinetten van Wonen en Welzijn heeft plaatsgevonden. Hoeveel overlegmomenten zijn er in de tussentijd georganiseerd?
Als ik mij niet vergis, verwees u in de plenaire van 12 februari naar het actieplan dak- en thuisloosheid dat u samen met minister Diependaele zult opstellen. U kondigde dat aan voor oktober van dit jaar. Zullen daar initiatieven tot het organiseren van dergelijke tellingen, zoals in Leuven, in vervat zitten? Haalt u die deadline?
Beseft u dat de afschaffing van het puntensysteem – dat is een maatregel die minister Diependaele zal nemen, het staat in de beleidsnota – onvermijdelijk zal leiden tot meer dakloosheid? Want in dat systeem zijn het net de mensen met de hoogste woonnood die voorrang krijgen tot een sociale woning.
Neemt u extra maatregelen? Ik verwees naar het stoppen van het verbod op uithuiszetting. Zult u extra maatregelen nemen om het risico op een capaciteitsprobleem binnen de opvang en de sociale actoren te vermijden? Hebt u daar al contacten over gehad met de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s)? Zijn zij daarop voorbereid, en op welke manier?
Minister Beke heeft het woord.
De Vlaamse overheid heeft op dit vlak een aantal bevoegdheden en dus ook een aantal verantwoordelijkheden. We nemen die bevoegdheden op, uiteraard binnen de geldende budgettaire kaders en met inachtneming van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die op dit vlak berusten bij de federale overheid en de lokale besturen.
Het bestrijden van dak- en thuisloosheid is een belangrijk onderdeel van het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid. Het is bovenal een verantwoordelijkheid die door verschillende overheden en beleidsdomeinen gedeeld moet worden: het gaat om het voorzien van voldoende kwalitatieve en betaalbare woningen, in gezonde en leefbare buurten en wijken.
Het gaat om het versterken van mensen op verschillende domeinen als inkomen, onderwijs of werk zodat ze over de nodige materiële en immateriële middelen beschikken om een degelijk onderdak te verwerven en te behouden. Het bestrijden van dak- en thuisloosheid is een onderdeel van het ruimere armoedebeleid en bij uitstek een verantwoordelijkheid van zowel de federale, de Vlaamse als de lokale overheden.
Er zullen dan ook doelstellingen omtrent het voorkomen en bestrijden van dak- en thuisloosheid opgenomen worden in het actieplan dak- en thuisloosheid, dat ik in samenwerking met collega Matthias Diependaele zal opstellen en dat gelinkt is aan het nieuwe Vlaams Actieplan Armoedebestrijding.
Zoals ik al eerder geantwoord heb op diverse parlementaire vragen in dit verband, is het belangrijk om het Vlaamse beleid uit te tekenen op basis van concrete en betrouwbare cijfergegevens, in dit geval dus ook op het vlak van dak- en thuisloosheid. Vlaanderen heeft op dit vlak vijf jaar geleden al een initiatief genomen, met een nulmeting dak- en thuisloosheid als resultaat.
Dat onderzoeksrapport van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van mijn voorganger is online beschikbaar. Dat rapport wijst echter terecht op een aantal onvolkomenheden van deze telling en op de nood om rond de telling en monitoring afspraken te maken met de federale overheid. Voor deze afstemming hebben we ons overigens geëngageerd in het samenwerkingsakkoord van 12 mei 2014.
Ik wacht de conclusies van de interfederale werkgroep in de schoot van het interfederaal steunpunt ter bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting af, vooraleer te bepalen welke acties we in dit kader verder moeten nemen.
Ik beschik niet over de nodige budgetten om dit centraal te financieren. Ik doe daarbij geen uitspraak over de zinvolheid van dergelijke tellingen door lokale besturen ter ondersteuning van hun lokaal beleid.
De strijd tegen dak- en thuisloosheid is onderdeel van het ruimer armoedebestrijdingsbeleid. Voor wat het beleidsdomein Welzijn betreft, zit dit vervat in onder meer het diverse aanbod van woonbegeleiding bij de centra algemeen welzijnswerk, de initiatieven in jongeren- en volwassenenhulpverlening om de overgang van min achttien naar plus achttien bij kwetsbare jongvolwassenen te ondersteunen, de samenwerking tussen OCMW's en CAW's, de geestelijke gezondheidszorg en voorzieningen met een handicap in het kader van Housing First. De budgetten voor deze maatregelen zitten vervat in de reguliere subsidies van de verschillende betrokken sectoren.
De laatste bijeenkomst van de interfederale werkgroep vond plaats op 10 maart 2020. Er is nog geen goedgekeurd verslag van deze bijeenkomst beschikbaar. De geplande bijeenkomst van de werkgroep in mei werd uitgesteld naar een nog te bepalen datum.
Er vond op regelmatige basis een uitwisseling plaats tussen de administraties van Wonen en Welzijn. Door COVID-19 zijn er echter geen fysieke bijeenkomsten meer geweest sinds maart. Daarnaast is het ook zo dat de voorbije maanden vooral is ingezet op de gevolgen van deze gezondheidscrisis, ook voor dak- en thuislozen.
Het ging dan onder meer over het voorzien in duidelijke richtlijnen voor de opvang van dak- en thuislozen, het voorzien van beschermingsmateriaal, het testen en het opstellen van uitbraakplannen. Hierdoor is er een zekere vertraging in het geplande overleg tussen de kabinetten en de administraties met betrekking tot de opmaak van het actieplan dak- en thuisloosheid. We zullen dit echter zo spoedig mogelijk opnieuw opstarten. Er komt dit jaar nog een plan ter voorkoming en bestrijding van dak- en thuisloosheid 2020-2024. Monitoring en evaluatie en het beschikken over de nodige gegevens maken een onderdeel uit van dat plan.
Bij de hervorming in de sociale huisvesting moet je zowel rekening houden met de effecten op de organisaties uit de sociale huisvesting als met de effecten voor de sociale huurders. Dus uiteraard is de zorg voor wie dreigt in dakloosheid te belanden bij mij sterk aanwezig. Mijn collega Diependaele bereidt deze hervorming met de nodige zorg en in overleg met de verschillende stakeholders voor.
Ik ga ervan uit dat we samen een goed evenwicht vinden om in het toewijzingsbeleid oog te hebben voor zowel een legitieme verdeling van de beschikbare woningen binnen de sociale huisvesting als voor het realiseren van een adequaat aanbod voor kwetsbare personen met een verhoogde woonnood.
Mijn collega Diependaele, die hiervoor bevoegd is, heeft overigens beslist om per sociaal verhuurkantoor te zorgen voor bijkomend personeel om tijdelijk de prospectiecapaciteit op te drijven. Zo kan de capaciteit van de SVK’s versneld worden uitgebreid om mogelijke bijkomende noden door het opheffen van de schorsing van uithuiszettingen op te vangen.
Het verminderen van het aantal uithuiszettingen is een eerste belangrijke doelstelling binnen het globaal plan ter voorkoming en bestrijding van dak- en thuisloosheid. Daarrond zijn in het verleden al verschillende instrumenten uitgewerkt, zoals de vernieuwde werking van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen, de huursubsidie en huurpremie en het uitwerken van een intersectorale begeleidingsmodule instellingsverlaters in het algemeen welzijnswerk.
Ook in deze legislatuur geven we daar extra aandacht aan en zetten we onder meer in op het vroegtijdig detecteren van uithuiszettingen en het aanklampend werken om een verdere escalatie van problemen te vermijden. We zullen op het terrein moeten evalueren hoe de situatie nu verder evolueert en van daaruit kijken of bijkomende maatregelen nodig en mogelijk zijn.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister. Ik vind dat u wat breed citeert in het begin ervan. U kadert het allemaal binnen het kader van armoedebestrijding et cetera. Dat klopt. Maar u kondigde wel aan dat er in oktober 2020 een concreet actieplan dak- en thuisloosheid zal zijn. Ik heb niet gehoord – misschien heb ik het gemist, mijn excuses dan – of dit er zal liggen in oktober. Of is er vertraging wegens de coronaomstandigheden? Dat is perfect begrijpelijk. Maar ik zou het toch graag weten.
U verwijst ook naar de nulmeting. Die is inderdaad gebeurd onder uw voorganger, minister Vandeurzen. Ondertussen zien we wel dat die Leuvense studie iets verder gaat: die telt niet louter wie in de opvang zit, maar ook de couchsurfers, mensen die thuisloos zijn, maar wel een dak hebben, zij het niet hun eigen dak. Hoe dan ook, u verwijst naar de uitbreiding van de capaciteit van de SVK’s. Die extra middelen werden pas op 19 juni goedgekeurd door de ministerraad. Ik hoop dus dat de SVK’s tegen het einde van de maand tientallen appartementen kunnen huren. Ik vrees echter dat dat heel kort dag wordt. Ik vrees dus dat we tegen begin augustus op dat vlak met miserie zullen zitten in Vlaanderen.
U verwijst naar die interfederale werkgroep, die sinds maart niet meer samengekomen is. U wacht daarvoor op de voorstellen en conclusies. Minister, dat is echter wat u al zei in januari. We staan ondertussen zes maanden verder en we hebben nog altijd niets gehoord van die interfederale werkgroep. Minister, u kent de academici goed genoeg. Ik zou ze toch eens uitnodigen om te bekijken hoe er hier wat sneller geschakeld kan worden. Corona heeft natuurlijk inderdaad aangetoond dat het, zeker voor dak- en thuisloze mensen, verre van evident is om zowel de distancing toe te passen als om mee te zijn met alle maatregelen die genomen worden. Dit biedt volgens mij en mijn fractie ook een kans om het eens te herdenken, om te zien wat er gewijzigd is en hoe we dit kunnen omvormen om echt van die achterstand een voorsprong te maken. Ik wil erop wijzen dat België brons behaalt: we staan op de derde plaats inzake het aantal uithuiszettingen in verhouding tot de bevolking. Dat is niet goed.
Als dit niet sneller op gang komt eind deze maand, dan denk ik dat we misschien zilver of goud zullen behalen in een categorie waarin we absoluut niet willen uitblinken.
Ik herhaal dus mijn vraag: in welk budget is er binnen armoedebestrijding voorzien specifiek voor dat actieplan? U zegt dat er budgetten beschikbaar zijn. We zien dat hiervoor in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 15,8 miljoen euro wordt voorzien. Ik hoop toch dat Vlaanderen daar een gelijkaardig bedrag tegenover kan zetten.
Concreet: hoe zit het met de timing rond uw eigen actieplan? Welk budget is er?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik denk dat de vraag van collega Veys echt wel pertinent is. Ik ben het op enkele punten niet helemaal met hem eens, maar als ik daarop zou ingaan, zou ons dat te veel in de sfeer van de werkzaamheden van de commissie Wonen brengen. Dat zal ik hier dus niet doen.
Ik wil wel nog benadrukken dat dak- en thuisloosheid echt wel als een prioritair beleidsgebied moet worden beschouwd. Daarover ben ik het volmondig eens met collega Veys. Dat beleid moet worden gevoerd op basis van goede en betrouwbare cijfers.
Ik val opnieuw in herhaling: ik heb daar al in mijn allereerste vraag om uitleg in dit parlement op gewezen. Het is pas op het moment dat we als samenleving echt zicht hebben op die problematiek, dat we echt duidelijke verbeteringen op het terrein kunnen realiseren. Minister, als we kijken hoe hiermee omgegaan wordt in onze buurlanden, komen we onvermijdelijk terecht op dat snijvlak van Wonen en Welzijn: welzijnsorganisaties die mee de straat op gaan om zo mee de registratie van het dak- en thuisloze cliënteel op zich te nemen.
Minister, ik heb een vraag voor u. U bent er al gedeeltelijk op ingegaan. De vraag sluit ook opnieuw aan bij die van collega Veys. Zult u, samen met uw collega Diependaele, werk maken van een betere registratie van de dak- en thuislozen? Er zijn namelijk verschillende soorten dak- en thuisloosheid, die echt wel in kaart gebracht moeten worden. Ziet u dan die registratie eerder vanuit Vlaanderen gecoördineerd worden of kijkt u daarvoor misschien eerder naar de lokale besturen? Misschien hebt u al deels geantwoord maar heb ik het niet goed begrepen. Ik zou hier toch nog graag een antwoord op krijgen. Bent u eventueel van plan om de lokale besturen hiervoor ondersteuning aan te bieden?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, een succesvol daklozenbeleid start natuurlijk met een goed sociaal woonbeleid. Het is ook wel het best dat dit kan gebeuren op het niveau van steden en gemeenten, zoals nu bijvoorbeeld in Leuven. Het is ook het lokale niveau dat daar dan toch wel zijn lokaal beleid op kan afstemmen, samen met de huisvestingsactoren en samen met actoren voor lokaal welzijn. Die lokale klemtonen kunnen leggen, is heel belangrijk. Ook het overleg tussen Welzijn en Wonen is heel belangrijk. Daarom zal dat overleg tussen u en minister Diependaele cruciaal zijn.
Ik sluit me ook aan bij de vraag van de voorgaande spreker. Wat verwacht men eigenlijk verder nog van de lokale besturen? Ook ik ben het niet volledig eens met de vraagsteller inzake zijn vraag over het puntensysteem. Als we enkel het puntensysteem zouden afschaffen, zou dat inderdaad de mensen met een woonnood benadelen. Maar in dit geval, zoals het voorbeeld aantoont van een stad waar de socialehuisvestingsmaatschappij en de sociale verhuurkantoren gefusioneerd zijn, zorgt dit juist voor een extra aanbod van 20 procent op het totale patrimonium. Daar ben ik het dus zeker niet mee eens.
Minister, ik wil u vragen om zeker het overleg tussen Wonen en Welzijn van cruciaal belang te maken en daar zeker op in te zetten.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, er wordt verwezen naar de telling in Leuven en naar de studie die mijn voorganger naar voren heeft gebracht. Daarbij is eveneens professor Hermans betrokken. Het gaat dus om dezelfde actoren en dezelfde deskundigen. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat we op een goede manier meten. Ook mijn collega, minister Diependaele, vindt dit belangrijk. Op die manier kunnen we ook beter registreren.
Ik ben het ook wel eens met de collega’s die zeggen dat het ruimer gaat dan alleen maar de straatslapers. Het gaat ook om mensen zonder wettig verblijf, het gaat ook om de sofaslapers. Het is dus een problematiek die toch breder is.
Er was een vraag over de budgetten. Er lopen heel wat projecten. Zo valt housing first onder onze projectmatige middelen. Er zijn ook middelen voorzien vanuit Wonen. Er zijn middelen die worden ingezet vanuit verschillende departementen.
Wat de timing betreft van het Vlaams actieplan: daar zit, mede door corona, wat vertraging op, maar daar wordt verder aan gewerkt.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor uw beperkte antwoorden, minister. Ik hoop dat jullie er toch geraken in 2020. Ik begrijp dat het misschien wat riskant is om daar zeer expliciete uitspraken over te doen.
Ik vind het jammer dat u niet geantwoord hebt op mijn vraag over de budgetten. Die projecten van Housing First vallen inderdaad onder uw verantwoordelijkheid. Ik zal het dan maar opvragen via een schriftelijke vraag.
In het rapport van Leuven, dat ongetwijfeld op uw kabinet ligt, staan toch wel heel sterke aanbevelingen voor het beleid. Voor alle duidelijkheid, ik ben heel blij dat we, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, het belang benadrukken van de strijd tegen dak- en thuisloosheid. We zijn er allemaal mee akkoord dat in 2020 Vlaanderen geen regio is waarin mensen op straat horen te slapen. Dat is volgens mij toch het minimum minimorum.
Ik zal hier niet te diep ingaan op het SVK-dossier, dit is de commissie Wonen niet. Ik ben wel blij dat mevrouw De Rudder een glazen bol heeft en dat het model Mechelen overal in Vlaanderen zal worden toegepast. Toch moet er opgelet worden met het geven van percentages. Het gaat natuurlijk over het percentage van het jaarlijks aantal toewijzingen, het gaat niet over het totale patrimonium dat nu beschikbaar is. U kunt dat heel optimistisch stellen, maar ik zou daar toch wat voorzichtig mee zijn.
Hoe dan ook, ik denk dat er een ding duidelijk is, collega’s: dat we echt aan de slag moeten. Ik zal dit ook na het reces, samen met mijn fractie, kort opvolgen. Ik hoop dat we heel snel tot een sterk dak- en thuislozenbeleid komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.