Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil u vragen, collega Vandecasteele en de andere collega’s, om u te beperken tot de eigenlijke vraag over de flexibilisering en niet uit te breiden naar de hele problematiek van de bestaffing in de zorgsector, want anders zijn we voor een tijdje weg. Ik heb zelfs getwijfeld om de vraag ontvankelijk te verklaren, omdat we niet zouden willen dat het uitgebreid wordt naar de hele problematiek. Anders zijn we voor een hele tijd weg, als u begrijpt wat ik bedoel.
Ik begrijp wat u bedoelt. Ik zal me houden aan de vraag die ik gesteld heb en die ik ook mag stellen. Ze gaat over het feit dat de Vlaamse Regering op 24 april de beslissing heeft genomen om het verzorgend personeel te flexibiliseren. Enerzijds gaat het over de flexibilisering van de norm voor verpleging in woonzorgcentra, en anderzijds over de flexibilisering van het soort contracten waarmee het zorgpersoneel in woonzorgcentra mag werken. Het voorstel was om dat uit te breiden naar onder andere projectsourcing.
Er is dan advies gevraagd aan de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) rond dat voorstel van de minister. En hun antwoord was toch bijzonder kritisch. Een eerste kritiek die ze uiten, is dat het van goed bestuur getuigt als je zo’n beslissing eerst bediscussieert met de werkgevers en werknemers uit de sector, wat hier dus niet gebeurd is. Daarnaast hebben ze serieuze bedenkingen bij de besluiten die de minister genomen heeft. Ze zeggen eigenlijk dat de maatregelen die nu genomen worden, de uitwerking van structurele maatregelen zouden kunnen hypothekeren.
Minister, ik heb gehoord dat niet alle maatregelen die zijn voorgesteld, effectief zouden worden uitgevoerd. Welke maatregelen uit het akkoord zullen wel worden uitgevoerd en welke niet? Wat vindt u van de reactie van de Vlaamse Raad WVG dat zulke dingen eerst moeten worden overlegd met de sector zelf, voordat die besluiten genomen worden? Vindt u het een fout dat dat niet gebeurd is?
De Vlaamse Raad WVG zegt dat het hoog tijd is dat de woonzorgsector de waardering krijgt die hij verdient. De raad vraagt expliciet aan de regering om samen met de stakeholders een algemeen plan op te maken om een correcte bestaffing en financiering te realiseren. We weten ondertussen dat u morgen samenzit met de stakeholders om een akkoord uit te voeren. We zien ook dat er witte rook gekomen is van het federale niveau, waarbij er 600 miljoen euro geïnvesteerd zal worden in de zorgsector, onder andere voor de verhoging van de lonen van het personeel en om meer personeel in te zetten voor omscholingen. Wat wilt u morgen voorstellen aan de stakeholders inzake budget, om mee aan de slag te gaan in de woonzorgcentra?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, op basis van het advies van de Vlaamse Raad WVG en het overleg met de sociale partners bekijken wij welke aanpassingen nodig zijn aan het ontwerpbesluit. Het aangepaste besluit zal vervolgens aan de regering worden voorgelegd voor een tweede principiële goedkeuring.
Op 25 mei heeft het overleg met de sociale partners plaatsgevonden. Op 12 juni vond een overleg met de vertegenwoordigers van de werkgevers plaats. Op 15 juni is het overleg met de vertegenwoordigers van de werknemers gevoerd over het besluit van de Vlaamse Regering.
Wat uw vierde vraag betreft: we zijn daarmee bezig. Zoals u weet, verloopt de financiering van de residentiële ouderenzorg sinds januari 2019 binnen de context van de Vlaamse sociale bescherming. Dat verloopt in twee fases. De nadruk in fase 1 ligt op het garanderen van de continuïteit. De huidige financieringswijze van de ouderenvoorzieningen blijft in grote mate behouden, mits enkele vereenvoudigingen, maandelijkse facturatie en een omslag naar digitale gegevensuitwisselingen. In een tweede fase is voorzien dat de financiering evolueert naar een zorggebonden financiering die persoonsvolgend is, en dat over de verschillende sectoren heen. Dat betekent dat we de financiering uitgesplitst zullen zien in ten eerste een zorgticket voor de bewoners/gebruikers, gebaseerd op een BelRAI-inschaling. Met dat zorgticket kan via een derdebetalersysteem zorg worden ingekocht bij een erkende zorgvoorziening. Een tweede element is de organisatiegebonden financiering. Dat is onder andere een heroriëntering van de huidige werkingsmiddelen. Het betreft daarbij kosten die niet gelinkt zijn aan het zorgzwaarteprofiel van een persoon.
Voor de verdere uitwerking van die krijtlijnen van de persoonsvolgende financiering is er nood aan wetenschappelijk onderzoek, testfases, afstemming met andere sectoren, het uitwerken van een nieuw financieringsmodel, het ontwikkelen van de nodige IT-ondersteuning, proefprojecten met betrekking tot persoonsvolgende financiering in de residentiële ouderenzorg en de geleidelijke invoering van de BelRAI.
Een grondige voorbereiding en aftoetsing, ook in overleg met de betrokken actoren, is noodzakelijk en vergt de nodige tijd. Dat onderzoek naar persoonsvolgende financiering is gestart in 2016. Daar wordt de komende jaren ernstig verder werk van gemaakt.
Daarnaast is in het najaar van 2019 een onderzoek opgestart naar de personele inzet in de woonzorgcentra. Tijdens dat onderzoek zal enerzijds een antwoord worden gezocht op de vraag welke tekorten aan personele inzet op dit ogenblik in de woonzorgcentra worden vastgesteld. Anderzijds zal worden onderzocht welke aanpassingen aan de huidige personeelsvoorwaarden noodzakelijk zijn om een passend en kwaliteitsvol antwoord te bieden op de toenemende zorgzwaarte, de veranderende zorg- en ondersteuningsnoden met oog voor zowel de welzijnscomponent als de zorgcomponent, de toenemende werkdruk en de financiële toegankelijkheid van de woonzorgcentra. Er zullen verschillende pistes van personele inzet worden uitgewerkt om een antwoord te bieden op bovenvermelde uitdagingen en op de vraag welke aanpassingen aan de huidige personeelsvoorwaarden mogelijk zijn. Die pistes zullen worden gespiegeld aan de meerjarenbegroting ouderenzorg. De stuurgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Vlaamse Ouderenraad, de vakbonden, de koepelorganisaties, het agentschap Zorg en Gezondheid, de Zorginspectie en het kabinet.
We wachten ondertussen niet op het nieuwe financieringsmodel, maar voorzien in een betere financiering en bestaffing door te investeren in de bijkomende erkenningen als woonzorgcentrum. Zo is er voor 2020 al een verdeling van 2721 extra bijkomende erkenningen voorzien. In deze legislatuur willen we die lijn doortrekken en zorgen voor een betere omkadering van zwaar zorgbehoevende ouderen in de woonzorgcentra.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
U hebt met de Vlaamse Regering een besluit genomen op 24 april. Er is kritiek van de Vlaamse Raad WVG dat zo’n besluit om personeel te flexibiliseren vooraf beter besproken moet worden met werkgevers en werknemers, wat niet gebeurd is. Mijn vraag was of u dat een fout vindt of niet. Denk u dat u meer had kunnen investeren in overleg, alvorens met zo’n plan te komen?
U begint over persoonsvolgende financiering, het proefproject en het omdraaien van de financiering van een sector, maar ik denk dat het vandaag echt wel eerst aan de orde is om een personeelsversterking en een loonsverhoging te doen. Ik heb zonet gezegd dat er op federaal niveau witte rook is en dat er een plan is van 600 miljoen euro. Als u die uitleg geeft over een heel lang plan om een heel andere financiering van een sector te voorzien, dan maakt mij dat wel wat ongerust. Want volgens mij is er vandaag snel en dringend extra personeel nodig. Met welk budget kunt u morgen aan tafel gaan zitten? Wil dat zeggen dat u gewoon de plannen blijft volgen zoals u die gemaakt hebt bij het vormen van de regering? Of gaat u bijkomende inspanningen doen? Gaat dat over 50 miljoen euro extra, over 200 miljoen euro? Met welk budget gaat u morgen aan tafel zitten, om te zorgen voor een betere verloning en meer personeel in de sector?
De heer Anaf heeft het woord.
Het lijkt mij dat de Vlaamse Regering echt niet kan achterblijven. Ik ben zeer benieuwd naar de voorstellen die u op tafel zult leggen, minister.
Maar om bij de vraag en het thema te blijven: als je ziet dat deze maatregel zowel bij de vakbonden als bij de adviesraad lastig ligt, en je ziet dat je met de lagere bezetting die er momenteel in onze woonzorgcentra is, momenteel geen acuut tekort aan personeel zou mogen hebben, vraag ik me af of het niet beter is om die maatregel tijdelijk op te schorten. Ik denk dat we met de hele discussie rond afwijkingen op de personeelsnormen beter wachten tot na het debat, dat er sowieso aan komt, over hoe we in de toekomst rusthuisbewoners moeten omkaderen en over de nieuwe personeelsnormen. We zouden eerst dat debat moeten voeren, en deze maatregel zou beter tijdelijk worden opgeschort. Wil de minister dat overwegen?
De heer Parys heeft het woord.
Bedankt collega’s, ook voor de vraag. Voor ons is het duidelijk dat de doelstelling van het BVR is om ervoor te zorgen dat de krapte op de arbeidsmarkt kan worden opgevangen. En dat doet het BVR ook door bij woonzorgcentra en centra voor kortverblijf die te kampen hebben met een tekort aan personeel, tijdelijk de inzet van zelfstandig verpleegkundig personeel en de inzet van interimarbeidskrachten mogelijk te maken. En dat is toch wel de eerste doelstelling die we allemaal samen willen bereiken. Dat vind ik wel belangrijk.
Daarnaast moeten we natuurlijk ook op langere termijn denken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het initiatief van een aantal ministers, onder impuls van minister van Onderwijs Ben Weyts, die ervoor gezorgd hebben dat de stage voor de laatstejaarsstudenten verpleegkunde betalend is, of dat daar toch een forfait voor is afgesproken, en dat we de volgende jaren hopelijk een regeling hebben waarbij werkgevers studenten verpleegkunde die stage doen ook effectief voor een stukje kunnen vergoeden, om zo de instroom naar dat beroep aantrekkelijker te maken.
En natuurlijk moeten we tegenover de negatieve beeldvorming die er vandaag voor een stuk is van wat er gebeurd is in de woonzorgcentra, alle goede dingen zetten. We moeten de ontzettend grote inzet van deskundig personeel vandaag ook honoreren. Het is belangrijk dat we op korte termijn die maatregel met het BVR nemen en in stand houden en dat we op middellange termijn inderdaad morgen dat gesprek aan beginnen te gaan met de sociale partners, om te kijken hoe we het beroep aantrekkelijker kunnen maken en ervoor kunnen zorgen dat we meer handen aan het bed krijgen. We hebben daar al veel over gediscussieerd, hier en in de plenaire vergadering. Ik hoop ook dat we als onderdeel van die oplossing er onder andere mee voor kunnen zorgen dat die stages worden bekeken.
Minister, wat ons betreft, is dat een goed BVR en mag dat zo blijven bestaan.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Collega’s, ik wil vooral reageren op de tussenkomst van collega Parys. Omdat hij zo flink het BVR verdedigt, wil ik zeggen dat er heel wat negatieve reacties zijn gekomen, zoals collega Vandecasteele vertelde, op negatieve zaken die in het BVR stonden, onder meer dat het inschakelen van privéverpleegkundigen vaak een dure grap is, duurder dan iemand zelf in dienst te hebben, en dat er ook problemen zijn rond de vraag wie dan de werkgever is van die persoon en hoe die externe personen zich verhouden tot het eigen personeel.
Wat ik persoonlijk een beetje spijtig vind, minister, is dat het BVR van eind april is en dat we eigenlijk twee maanden tijd verloren hebben om echt goede BVR’s en goede beslissingen te nemen, zodat de instroom in de rust- en verzorgingstehuizen groter was. Dit moet herbekeken worden. Welke timing ziet u daarvoor? Hoe zult u daarmee voortgaan? Zal alles wat betreft personeelsverruiming en -verloning nu binnen de VIA-onderhandelingen komen? Of wilt u nog extra andere zaken via besluiten regelen?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, ik zal mij houden aan de oproep die u bij het begin gedaan hebt en antwoorden op de vraag die gesteld is. Morgen zijn de sociale partners voor de eerste keer uitgenodigd voor een tripartiteoverleg. We zullen daar dan bekijken welke verzuchtingen er zijn langs werkgevers- en werknemerskant, en de inschattingen die de regering dan zal maken. We zullen daar met de minister-president, de viceminister-presidenten en ikzelf op aanwezig zijn. U zult begrijpen dat ik daar niet op zal vooruitlopen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Mijn vraagt blijft, minister. De Vlaamse Raad WVG zegt dat er beter op voorhand overleg was geweest met de sector. U wilt blijkbaar niet antwoorden op de vraag of u daaruit leert.
Ik wil ook nog reageren op collega Parys. Ik vind dit wel redelijk straf. Er wordt de Vlaamse Raad WVG een spoedadvies gevraagd, wat niet gemakkelijk is. Ze maken toch een heel uitgebreid advies rond dat BVR over het flexibiliseren van verzorgend personeel, waarbij ze heel duidelijk en heel specifiek een aantal kritieken hebben op maatregelen die daarin voorgesteld worden, bijvoorbeeld over het verminderen van de norm van verpleging in de woonzorgcentra. We hebben nu tijdens de crisis geleerd dat juist het aantal verpleegkundigen in een woonzorgcentrum zeer belangrijk is. Daarnaast geven ze serieuze kritiek op het inzetten van personeel via projectsourcing. Zij zeggen duidelijk dat zulke maatregelen contraproductief kunnen zijn voor de sector in de toekomst. Dan vind ik het een beetje verbazend dat men zulk advies van de Vlaamse Raad WVG zomaar naast zich neerlegt en dat er geen conclusies uit getrokken worden. Dan is er natuurlijk helemaal geen overleg meer. Er wordt juist aangeklaagd dat er geen overleg is. Ik vind het dus redelijk straf dat dat besluit van de Vlaamse Regering toch zomaar zou worden doorgevoerd. Ik heb daarjuist van de minister gehoord dat er aanpassingen aan zouden gebeuren. Ik val dus een beetje van mijn stoel.
Ik had ook graag geweten welke maatregelen er wel zullen worden doorgevoerd en welke niet. Maar goed, ook daarop zal ik het antwoord blijkbaar moeten afwachten.
Daarnaast hoop ik dat er morgen echt serieuze inspanningen op tafel komen. Men staat op federaal niveau momenteel al vijf stappen verder. Ik denk dus dat er snel zal moeten worden geschakeld op Vlaams niveau om ervoor te zorgen dat de woonzorgcentra niet achterblijven. Het gevoel is tijdens de hele coronacrisis geweest dat er minder aandacht was voor de woonzorgcentra dan voor de ziekenhuizen. We moeten vermijden dat dat het geval zou zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.