Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, voorzitter, minister, ik heb een vraag voorbereid over de impact van de coronacrisis op de leerprestaties van leerlingen, naar aanleiding van een bericht van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. In dat bericht staat dat ze uit de eerste bevindingen van de gevalideerde toetsen voor leerlingen van het zesde leerjaar merkten dat er globaal een beperkte impact is op de leerprestaties, maar dat er onder de waterlijn een aantal verschillen zijn tussen de leerlingen.
Een volledige analyse zal pas in het najaar klaar zijn, maar afgemeten aan het hele onderwijstraject in de basisscholen, wijzen de eerste bevindingen niet op een grote leerachterstand bij leerlingen.
Ondertussen was er ook een bericht van de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG), de andere onderwijsverstrekker die een eigen toets heeft, over de impact van corona. Zij meldden dat er in gemiddelden, ondanks de coronacrisis, geen opvallende of grote verschillen waren in vergelijking met voorgaande jaren. Ze maakten wel de nuance dat het enkel gaat over de scholen die participeerden. Een tweede vaststelling was dat de kloof tussen sterk en zwak presterende leerlingen op het eerste gezicht niet gegroeid is naar aanleiding van corona. Bij deze OVSG-toets gaat het om gemiddelde resultaten en die zijn dus niet afwijkend.
Er zijn nog analyses gemaakt over kansengelijkheid, in verband met ongelijkheid tussen en binnen de scholen. Maar men stelt dat er in dat verband nood is aan gedetailleerde analyses. Zeker in verband met de vraag of er grote verschillen zijn tussen scholen wat betreft de kloof tussen kop en staart, moet men nog analyses voeren. Maar toch stelt men in het persbericht van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen dat er, afhankelijk van de context waarin men schoolloopt, niet alleen grote verschillen tussen of binnen scholen, maar ook tussen leerlingen van dezelfde klas kunnen zijn. Men maakt daarbij een bruggetje naar het in Vlaanderen opgroeien in een armoederisicosituatie, wat het geval is voor een op de negen kinderen. Men stelt dat er, ongeacht corona, toch heel wat uitdagingen blijven. Het blijft een uitdaging om wie achterop is geraakt, te ondersteunen, en wie goed mee is, voldoende te blijven prikkelen. Daarvoor zal maatwerk nodig zijn.
Minister, hoe kunnen we leerkrachten ondersteunen om op maat om te gaan met verschillen tussen leerlingen en om waar nodig ontstane kloven te dichten?
Katholiek Onderwijs Vlaanderen gaat in zee met verschillende universiteiten om de gegevens verder te analyseren, waardoor er nog meer kan worden geleerd uit de data. Kunnen er afspraken worden gemaakt met de onderwijsverstrekkers om gezamenlijke lessen te trekken uit de gegevens die men over heel Vlaanderen verzamelde tijdens het voorbije jaar?
Ten slotte, de leerlingen van het zesde leerjaar konden het snelst terug naar school na de lockdown. Voor hen kon de preteachingaanpak helemaal worden ontrold, namelijk eerst leerstof aanbieden vanop afstand en dan hernemen in de klas. Voor kinderen uit andere leerjaren duurde het afstandsonderwijs langer en kon maar een beperkter deel van de leerstof in de klas worden hernomen. Wordt hier nog verder onderzoek naar gedaan?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik deel natuurlijk de bezorgdheid over mogelijke leerachterstand en het vergroten van de kloof. Wat betreft de leerachterstand zijn de signalen eerder positief. Zowel de OVSG als het Katholiek Onderwijs Vlaanderen rapporteren op grond van hun toetsen dat de gemiddelden goed zijn. Dat zegt niets over de tweede zorg, namelijk de kloof tussen de leerlingen, de kloof die mogelijk vergroot zou zijn tussen de sterksten en de zwaksten. Veel ouders hebben de ervaring dat de sterke leerlingen van het afstandsonderwijs geprofiteerd hebben om een grotere voorsprong te nemen. Ze hebben het gebruikt om hun appetijt, hun honger, te stillen. Ze zijn eigenlijk verder en sneller vooruitgegaan dan in het klassieke klaslokaal, maar de zwaksten of toch degenen die we via afstandsonderwijs niet hebben kunnen bereiken, hebben een grote achterstand opgelopen. Dat is een punt van bezorgdheid.
Ik bewandel ter zake verschillende sporen. Spoor één is de vinger aan de pols houden. Ik consulteer nog meerdere keren per week het brede onderwijsveld. Tijdens deze vergadering probeer ik zelfs nog simultaan af te kloppen op de gedetailleerde draaiboeken die we hebben uitgewerkt en uitgewisseld tussen diverse onderwijspartners. We hebben gisteren daarover nog een vergadering gehad. Er waren nog laatste opmerkingen, die worden nu verwerkt en uitgewisseld ‘as we speak’. Dat zit eigenlijk goed, er zijn geen fundamentele discussies. De samenwerking zit goed. Er zijn hier en daar nog wel wat vragen tot aanvulling of correctie die we nu verwerken.
Daarnaast houden we de vinger aan de pols via de onderwijsinspectie. Dat wordt geapprecieerd door de directies. De inspectie houdt de vinger aan de pols door belrondes te organiseren. Ze maken heel veel tijd vrij om aan coaching te doen, een luisterend oor te hebben, maar ook om data te verzamelen en vervolgens te aggregeren en mij te rapporteren. Dat gaat ook over de gewone school- en klaspraktijk tijdens corona.
Spoor twee is leraren versterken via de bestaande werking en via nieuwe beleidsinitiatieven. We maken daarbij natuurlijk gebruik van de pedagogische begeleidingsdiensten. Er was aanvankelijk een besparing voorzien, veelbesproken, en we hebben die uiteindelijk niet doorgevoerd. Het was een besparing van toch wel 0,5 miljoen euro dit jaar. We hebben die kunnen schrappen en iets anders in de plaats gesteld, zodat zij op volle kracht ondersteuning kunnen blijven bieden aan de scholen.
Daarnaast is een extra ICT-budget voorzien van 35 miljoen euro. Die middelen zouden vandaag toekomen bij de scholen, samen met de compensatiemiddelen voor geannuleerde schoolreizen en voor de veiligheidsuitgaven, de gels en andere uitgaven voor sanitair bijvoorbeeld. Dat wordt nu gestort. Ik heb gevraagd om dat te bundelen en dan in één keer uit te keren in plaats van in schijfjes via drie verschillende kanalen.
Dan hebben we nog het i-Learnproject, dat kan tegemoetkomen om op maat om te gaan met verschillen tussen leerlingen. Dit project bestaat erin om digitale oplossingen voor gepersonaliseerd leren op een duurzame manier te implementeren in het Vlaamse onderwijs. Concreet zal dit mogelijk gemaakt worden door een online portaal te voorzien waar digitale toepassingen voor gepersonaliseerd leren drempelvrij ter beschikking zullen worden gesteld aan alle Vlaamse scholen en leerkrachten. We voorzien natuurlijk ook in de nodige training en begeleiding op maat.
Het lopende project Kleine Kinderen Grote Kansen is gericht op het versterken van onderwijsprofessionals in het kleuter- en lager onderwijs in thema’s als taalstimulering en kansarmoede. Ook dit project neemt bijkomende initiatieven naar aanleiding van de coronacrisis.
Maar ook vanuit het ministerie zijn er heel wat extra initiatieven gekomen om leraren maximaal te ondersteunen. Er is de permanente communicatie over alle verschillende fasen en de bijhorende draaiboeken via Schooldirect. Ook via Klasse hebben we de leraren ondersteund met een digitaal aanbod, praktijkvoorbeelden, tips van collega’s en experten en evidentie uit onderzoek. Via KlasCement deelden leraren goedepraktijkvoorbeelden. De expertise van KlasCement werd overigens ook ingezet voor webinars voor leraren om te leren omgaan met digitaal lesgeven. Deze webinars waren bijzonder succesvol en steeds volzet.
Een derde spoor is bijkomende ondersteuningsinitiatieven voorzien. Er werd een pedagogische reserve opgezet waar scholen een beroep konden doen op ondersteuning. De reserve bestaat uit initiatieven en organisaties allerhande die hun diensten aanbieden. We hebben daarvoor een portaal ter beschikking gesteld. Op de zomerscholen moet ik niet ingaan. De zomerscholen zijn gericht op taalstimuleringsprojecten. Ook zal ik het afstandsleren in het secundair onderwijs vanaf september een vaste plaats geven, in eerste instantie in de gele fase.
Uit de gegevens over de prestaties van leerlingen gebaseerd op OVSG-toetsen – dat zijn open data, u hebt er ook naar verwezen – blijkt gelukkig dat er weinig tot geen afwijkingen zijn vergeleken met het gemiddelde van vorig jarig. Daar moeten we nog een slag om de arm houden, dat wordt nog verder geanalyseerd. Er zijn nog meer data nodig om te zien of de kloof is toegenomen bijvoorbeeld. De data van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen worden door de KU Leuven onder de loep genomen. We gaan meer informatie kunnen verzamelen over die leerlingenprestaties. Ik denk dat we daarmee volgend jaar aan de slag kunnen.
We zullen in de vorm van een draaiboek beperkte pedagogische richtlijnen meegeven voor de start. Zorg bijvoorbeeld begin september voor een goede kijk op de eventuele leerachterstand op groepsniveau. Ga eerst even na hoe het gesteld is met het leerniveau van een klas. Zo mogelijk moet men dan gaan kijken op individueel niveau voor men begint bij te spijkeren. Dat zijn enkele algemene principes. Er is natuurlijk pedagogische vrijheid, maar we geven enkele algemene richtlijnen en adviezen om enige houvast te bieden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, het is duidelijk dat de coronacrisis ons geleerd heeft dat we niet anders kunnen dan hand in hand samen deze crisis aan te pakken en de beste context te creëren voor onze leerlingen. Ik noteer dat de toetsen van het OVSG en het Katholiek Onderwijs Vlaanderen een meerwaarde betekenen en dat we uit de data heel wat kunnen leren. U haalt heel wat voorbeelden en zaken aan, van ICT tot projecten zoal Kleine Kinderen Grote Kansen, waar ik zelf heel sterk in geloof: het is een voorbeeld van samenwerking over beleidsdomeinen heen. We moeten met heel veel verschillende brillen kijken naar het onderwijs, we kunnen heel veel kansen creëren.
Ik leer uit wat we gehoord en gelezen hebben dat datageletterdheid bij scholen echt wel belangrijk is. Ik ben dan ook verheugd dat de inspectie langsgaat bij de scholen, niet zozeer om te controleren maar net om te adviseren bij het lezen van de data die ze verzamelen samen met de onderwijsverstrekkers. Dat is een grote uitdaging om te werken aan de kwaliteit van ons onderwijs.
U had het over een verdere analyse. Ik herinner me dat u een aantal mensen hebt samengebracht om na te denken over de relancegroep – zo hebt u die toch genoemd – over de verdere ondersteuning van het onderwijs, ook na corona. Die mensen zijn wellicht ook betrokken bij de uitwerking van de draaiboeken. Kunt u daar verslag over brengen? Komt onderwijs eventueel nog aan bod in de ad-hoccommissie? Het lijkt me in elk geval interessant om te zien welke verslagen er allemaal gemaakt zijn en wat we daaruit kunnen leren. Voorzitter, als het in de ad-hoccommissie niet aan bod komt, stel ik voor dat we het hier oppakken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor het feit dat u het veel breder trekt dan alleen maar de resultaten van de interdiocesane proeven en de OVSG-toetsen. De datageletterdheid en dergelijke zijn inderdaad belangrijk.
Minister, het is nu belangrijk om verder te werken aan die Vlaanderenbrede, gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde koepel- en netoverschrijdende toetsen. Dan kunnen we het veel breder en algemeen bekijken. We zitten nu nog altijd met twee afzonderlijke toetsen. Dan krijgen we een Vlaanderenbreed duidelijk beeld. We kunnen daar dan conclusies uit trekken, want, zoals collega Vandromme zegt, er zijn grote verschillen. Zijn die verschillen toetsgerelateerd, schoolgerelateerd? Kan men de OVSG-toetsen vergelijken met de interdiocesane? Dat is een eerste punt.
Het is goed dat de interdiocesane geanalyseerd worden door de KU Leuven. Het zou nog beter zijn mochten de onderwijsverstrekkers die kostbare data verzamelen, anonimiseren en ter beschikking stellen zodat er meer analyses kunnen gebeuren, dat die dan ook worden vergeleken en dat er nog meer informatie uit wordt gehaald. Dat zou een interessant onderzoeksitem zijn voor de verschillende universiteiten.
Minister, nog een laatste punt, Dirk Van Damme stelde het al voor. De proeven die nu zijn afgenomen, gaan erom waar de leerlingen nu staan. Die proeven gaan over het volledige lager onderwijs. Ik zou eigenlijk ook willen weten of de leerstof die op het einde van het zesde leerjaar gegeven – of herhaald – wordt, al dan niet ‘gehaald’ is. Dat gaat moeilijker uit die proven te halen zijn. Vandaar het voorstel om bij de start van volgend schooljaar te weten te komen welke leerling op welk punt geremedieerd moet worden. De toetsen die zijn afgenomen zouden minstens moeten meegaan naar de volgende school, los van de BaSo-fiche, zodat die school goed voorbereid is.
De heer Laeremans heeft het woord.
Mijn vraag gaat in dezelfde richting als die van de heer Daniëls, voorzitter. We stellen uit de eerste resultaten en analyse vast dat er gemiddeld toch geen echte niveaudaling is. Dat is een zekere geruststelling, al moeten de data nog verder worden bekeken. Wat de kloof betreft tussen de beste en de zwakste leerlingen: is dat veroorzaakt door corona? We voelen allemaal aan dat die dieper is geworden. Dat is logisch. We hopen dat ze niet te groot is en remedieerbaar op niet al te lange termijn.
Het zou inderdaad een goed idee zijn om de data van de verschillende netten zoveel mogelijk samen te brengen. Zo krijgen we een beter zicht op het hele grondgebied, in afwachting van de gestandaardiseerde proeven. Tegen wanneer ziet u de uitrol in het zesde of vierde leerjaar daarvan trouwens? Kunt u dat nog eens zeggen?
De heer De Witte heeft het woord.
Dank u voor de interessante vraag, mevrouw Vandromme. Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik onderschrijf de ongerustheid van collega Vandromme en de anderen. U zei het, minister: het is een eerste analyse waaruit blijkt dat de gemiddelden positief zijn, maar het gezegde luidt dat men in een rivier van gemiddeld 1 meter diep kan verdrinken. Die gemiddelden kunnen veel verbergen.
Ik onderschrijf uw doelstelling om de vinger aan de pols te houden. Ik ga helemaal akkoord met de heer Daniëls om in het begin van het schooljaar te onderzoeken hoe diep de kloof juist is en hoe groot de leerachterstand. Ik herinner u eraan dat er toch getuigenissen zijn, onder andere artikels op de VRT vorige week. Leerkrachten zeggen dat de leerlingen zeker niet hebben stilgestaan het afgelopen jaar, maar dat er toch immense verschillen zijn. De titel van het artikel is: ‘De kloof is immens geworden’. De diepgang van het verwerken van de leerstof is bij veel leerlingen bedenkelijk. Ik treed de ongerustheid bij.
Ik heb nog een opmerking en een vraag over de oplossingen. Vinger aan de pols, dat is raak gezegd. Leraren versterken, dat is zeer goed. De initiatieven die u opsomt, pedagogische reserves aanleggen, daar ben ik allemaal voor. De zomerscholen, voor. Wat ik hoor in het werkveld en op de school van mijn kindjes, is dat er echt nood is aan extra volk om te kunnen differentiëren. Dat is het punt, u beschreef het heel terecht: de kinderen met ouders die zeer onderlegd zijn, zijn vooruitgegaan. Dat is heel het punt, onderwijs is in de eerste plaats belangrijk voor kinderen die zulke ouders niet hebben. De kinderen die die ouders niet hebben, zijn normaal gezien – de heer Laeremans zegt het – en logischerwijze niet vooruit- maar achteruitgegaan. Dus is er extra volk nodig, dat is wat de directrice van de basisschool van mijn kinderen vraagt: één leerkracht, een halve leerkracht zelfs.
Kunt u afronden? U zit over uw twee minuten.
Mijn excuses. Wat zijn de mogelijkheden voor versterking van het lerarencorps in de komende periode?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat deze situatie ook leert, is dat we absoluut nood hebben aan gestandaardiseerde proeven. Eindelijk zullen we dan Vlaanderenbrede resultaten hebben die onderling vergelijkbaar zijn. Er is dan geen discussie meer over de openbaarheid van data, we kunnen er dan gewoon zelf mee aan de slag. Ik onderschrijf de bekommernis dat men dan meteen van de opportuniteit gebruik moet maken om de datageletterdheid – het omgaan met die data – in hoofde van de directies en leerkrachten aan te pakken. Dat is dan een goed moment dat we moeten aangrijpen.
De tijdshorizon voor de eerste concrete Vlaanderenbrede proeven voor de eerste graad, we gaan het etappegewijs doen, is 2022. Dat is de timing. Er zal nog wel wat water naar de zee moeten vloeien om te komen tot het vastleggen en afleiden van de proeven.
Ook daarvoor zijn we nu bezig met het startschot te geven in hoofde van de Vlaamse Regering, om te kunnen starten met de oprichting van een steunpunt ter begeleiding van een en ander en een haalbaarheidsstudie.
Ten tweede is er de vraag naar extra mensen in de klas. Wij hebben vorige week in de schoot van de Vlaamse Regering net het initiatief goedgekeurd waarbij we vanaf september dit jaar al, en op kruissnelheid volgend jaar, 23 miljoen euro extra gaan investeren in het basisonderwijs en waarbij we de zorgpuntenveloppe gaan verhogen met 20 procent. Dat komt erop neer dat je op het niveau van de scholengemeenschap gemiddeld 1,5 extra voltijdsequivalent (vte) zou hebben voor de concrete ondersteuning en de begeleiding van leerlingen in de klas of in de school in het kader van leren en studeren, waardoor de leerkrachten dus wat ontlast worden en zij zich kunnen concentreren op hun kerntaak, namelijk lesgeven. Het is een eerste goede stap, waarbij aan wat noden tegemoet kan worden gekomen. Maar ook in de toekomst willen we nog extra initiatieven nemen, zeker ten voordele van het basisonderwijs.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank aan de collega’s voor de interessante tussenkomsten. Bedankt, minister, voor uw antwoord. Ik heb het al een paar keer gezegd: 1 september zal nog meer dan anders een zeer cruciale eerste september zijn. Heel wat leerkrachten kijken ernaar uit om hopelijk toch op een normale manier te kunnen starten en denken ook dat er heel wat zal moeten worden gedifferentieerd in de klas. Ik hoor dat er heel wat op stapel staat, minister, en dat erover nagedacht wordt hoe er ondersteund kan worden in de klas.
We hebben heel wat geleerd uit deze crisis. We hebben heel wat sprongen vooruit gezet in het gebruiken van ICT binnen het onderwijs. Ik denk dat we ook ruimte moeten maken, zodat de leerkrachten en scholen zich dat allemaal eigen kunnen maken. Die vorming en nascholing zullen dus cruciaal zijn, niet alleen wat betreft datageletterdheid, maar ook inzake het gebruik van ICT bij het lesgeven en inzake het differentiëren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.