Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Eind 2018 besliste de Vlaamse Regering het zogenaamde noodkoopfonds te creëren. Noodkopers zijn mensen met een laag inkomen die door een gebrek aan sociale woningen of betaalbare huurwoningen noodgedwongen een goedkope woning kopen op de privémarkt. Vaak wordt vastgesteld dat die woningen slecht scoren op het gebied van kwaliteit, veiligheid, gezondheid en energiezuinigheid, maar ontbreekt het de nieuwe eigenaar aan financiële middelen om die problemen aan te pakken en de nodige investeringen te doen.
Met de middelen uit het noodkoopfonds kunnen eigenaars deze woningen structureel verbeteren en energiezuinig maken. De Vlaamse overheid lanceerde op 26 maart 2020 een eerste projectoproep aan de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s). Via deze projectoproep kunnen OCMW’s een renteloze kredietlijn ontvangen voor het verstrekken van renteloze leningen aan noodkopers voor de energetische renovatie van noodkoopwoningen op hun grondgebied. Het budget voor deze oproep bedroeg 15,5 miljoen euro. OCMW's hadden tijd tot 26 juni 2020 om een project in te dienen.
Het noodkoopfonds komt tegemoet aan een terechte problematiek. We ontvingen echter een aantal bezorgde signalen vanop het terrein, voornamelijk wat betreft de praktische uitvoering van de projectoproep. De dossierbeheerders ervaren namelijk nog heel wat onduidelijkheden en onzekerheden. Zo is er volgens hen nood aan een door Vlaanderen opgesteld afwegingskader en aan model-leenovereenkomsten voor de Energiehuizen.
Onder meer door een gebrek aan standaardisering en begeleiding vraagt de opvolging van de dossiers heel wat collectieve inzet: de OCMW-promotoren moeten in een behoorlijk eigen budget voorzien voor de personeels- en werkingskosten voor de omkadering en nodige ontwerpkosten van de renovatie. Per dossier stelde men dat er voor de personeelskost alleen al bijna 9000 euro nodig was. Bovendien mogen deze extra kosten niet gefinancierd worden met de lening. Eventuele andere premies, zoals de Vlaamse Renovatiepremie en de REG-premie (rationeel energieverbruik) worden in principe rechtstreeks aan de eigenaar uitbetaald. Voor kleinere OCMW’s bestaat het risico dat de collectieve inspanning per noodkoopwoningdossier te hoog oploopt, met als gevolg dat ze geen dossiers indienen – als die veronderstelling klopt, dan zal dat zo dadelijk blijken uit het antwoord. De vrees leeft dat daarom slechts een klein aantal OCMW’s zal intekenen, voornamelijk grote OCMW’s die goed geëquipeerd zijn. Die vrees wordt nog versterkt door het feit dat de OCMW’s het merendeel van de kosten en risico’s op zich nemen, terwijl de eventuele meerwaarde bij verkoop naar Vlaanderen gaat. Ook de Vlaamse Energiehuizen worden voor het verplichte kredietbeheer, gedurende veertig jaar, niet extra vergoed.
Hebt u gelijkaardige signalen ontvangen vanuit de OCMW’s en/of de Energiehuizen? Plant u een overleg met de betrokken actoren?
Hoe evalueert u de afgelopen projectoproep? Kunt u al inzicht geven in het aantal steunaanvragen? Zijn er daaruit opvallende tendensen af te leiden?
Komt er nog een tweede projectoproep? Zult u sleutelen aan de modaliteiten en omkadering, gelet op de bezorgdheden die geuit zijn? Is een volledige hertekening volgens u aan de orde?
De woning in lijn brengen met de kwaliteitsnormen van de Vlaamse Wooncode en op energetisch vlak 2050-proof maken, lijkt met een kredietbedrag van 25.000 euro niet echt mogelijk. Hoe gaat u om met deze vaststelling?
En dan heb ik nog een bijkomende bezorgdheid: net zoals de woonbonus de woningprijzen in het verleden heeft opgedreven, zou een ruime bekendheid van de projectoproep noodkoopwoningen hetzelfde effect kunnen veroorzaken. We moeten vermijden dat deze uitgestelde lening door de verkoper bij het bepalen van de verkoopprijs al zou worden ingecalculeerd. Bent u iets van plan om dat te kunnen vermijden?
Minister Demir heeft het woord.
Er zijn inderdaad een aantal bezorgdheden geuit door OCMW’s en Energiehuizen. Het is dan ook de eerste keer dat we deze projectoproep gedaan hebben.
We hebben vastgesteld dat er in totaal voor 7,45 miljoen euro aan voorstellen is binnengekomen, op een budget van 15 miljoen euro. Het gaat om achttien projectvoorstellen in totaal: twaalf uit Vlaams-Brabant, vier uit Oost-Vlaanderen, één uit West-Vlaanderen en één uit Antwerpen. Het Vlaams Energieagentschap (VEA) zal nu nagaan in hoeverre en in welke mate de ontvankelijke aanvragen voldoen aan de vooropgestelde beoordelingscriteria. De selectieprocedure is dus nog niet aangevat.
In ieder geval denk ik dat we dit instrument wel verder moeten gebruiken, maar dat we eerst moeten evalueren hoe het komt, of het te maken heeft met de coronacrisis die er tussengekomen is, waardoor OCMW’s en Energiehuizen misschien andere zaken aan hun hoofd hadden, dan wel of er andere elementen spelen, bijvoorbeeld het feit dat dit de eerste keer is en het instrument nog niet bekend is – onbekend is onbemind. Al die zaken, ook de elementen die u noemt, gaan we meenemen bij de evaluatie, om na te gaan waar we moeten bijsturen en waar niet, zodat het maximaal beschikbare budget ook effectief gebruikt kan worden.
Nu, het risico dat de noodkooplening de woningprijzen zal opdrijven, is beperkt, omdat de verkoper geen zekerheid heeft dat het OCMW de woning zal indienen in kader van een projectoproep. Er is bij de verkoop tevens geen zekerheid dat de woning in het kader van de projectoproep uiteindelijk zal worden geselecteerd voor de noodkooplening. Tevens kennen de OCMW’s de plaatselijke situatie voldoende goed om een speculatieve verkoop te herkennen en vervolgens ook uit te sluiten.
Ik denk dus dat dit een leerproces is. Het is de eerste keer. Alle elementen en oorzaken – te weinig inzicht, te veel regels, andere zaken – moeten we meenemen in de evaluatie die we nu moeten doen, en dan kunnen we bijsturen waar nodig. Als er drempels zijn, dan moeten die worden weggewerkt. Het budget is er, het zou jammer zijn als het niet gebruikt zou worden. We zullen trouwens nagaan hoe we het resterende budget kunnen meenemen in de volgende oproep.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik denk dat we deze bezorgdheid wel delen, minister. Achttien dossiers, dat is wel beperkt, te beperkt om het doel te bereiken. Een grondige evaluatie dringt zich dan ook op en ik noteer dat u daar werk van wilt maken. Dat is zeer goed, want de signalen die wij hebben opgevangen is dat heel veel kleine OCMW’s – en ‘klein’ is natuurlijk relatief – er gewoon niet aan willen of kunnen beginnen. De coronacrisis heeft daar de voorbije weken misschien een rol in gespeeld, maar ook los daarvan zijn er naast de personeels- en werkingskosten heel wat bijkomende kosten – je moet een vergunning aanvragen, je moet een veiligheidscoördinator aanstellen, er moet een architect zijn, er moeten schattingsverslagen zijn, er moet in een tijdelijke woonst worden voorzien – die het voor kleine OCMW’s bijzonder moeilijk maken. Achttien op de driehonderd is inderdaad te weinig, dus we moeten het systeem inderdaad durven te herzien, want de doelstelling is goed en we staan er 300 procent achter, laat ons daar duidelijk over zijn. De doelstelling moet gehandhaafd kunnen blijven.
Misschien is het goed om in de evaluatie ook mee te nemen of de meerwaarde die gecreëerd kan worden bij een verkoop, in plaats van terug te vloeien naar Vlaanderen, eventueel als stimulans of als kostendekking kan dienen voor de OCMW’s om het systeem te kunnen laten renderen.
De heer Danen heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Op zich is het principe van het noodkoopfonds een goed principe, maar ik stel me wel dezelfde vraag als collega Brouns. Door de kleinschaligheid van een aantal OCMW’s lijkt het soms alsof ze er niet aan willen of kunnen beginnen. In Vlaanderen zijn er ongeveer 350.000 woningen die een structureel gebrek vertonen, die echt niet in goede staat zijn; met dat noodkoopfonds kunnen we er daarvan enkele tientallen renoveren. Voor ons mag het dus wel wat meer en beter zijn.
De vraag is vooral ook wanneer je voor dat fonds in aanmerking komt. Het is zo een beetje zoals bij de loterij: u zegt zelf dat mensen niet kunnen weten of ze ervoor in aanmerking komen en dan komen ze er uiteindelijk voor in aanmerking of niet. Dat zou toch anders en beter moeten kunnen, want als je erop hoopt in aanmerking te komen en uiteindelijk niet in aanmerking blijkt te komen, dan is dat wel heel vervelend.
Er zijn toch andere manieren om ervoor te zorgen dat je geholpen wordt bij de renovatie van een woning. In Limburg heb je bijvoorbeeld Duwolim, dat met gelijkaardige budgetten werkt en ook renteloze leningen geeft aan kwetsbare eigenaars. Het zou goed zijn dat OCMW’s die dan … (onverstaanbaar) … en die daarvan gebruikmaken, de mensen die er geen gebruik van kunnen maken, toeleiden naar andere oplossingen en hen niet in de steek laten. Dat zou misschien ook in de evaluatie van het project kunnen zitten, want we hebben echt wel heel erg veel instrumenten nodig om al die woningen van slechte kwaliteit, die 350.000 woningen, te renoveren.
Ik wil nog besluiten met te zeggen dat het gros van de eigenaars van slechte woningen hopelijk wel financieel in staat is om het zelf te doen, maar als slechts een derde van de eigenaars niet in staat is, dan gaat het nog over meer dan 100.000 woningen, en dat is veel. De vraag is hoe we dat soort initiatieven kunnen opschalen, zodat we ook grote groepen woningen energetisch kunnen renoveren. Dat lijkt me dus een vraag te zijn: de opschaalbaarheid van het instrument.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u voor de tussenkomsten en voor de suggesties, collega Brouns en collega Danen. We gaan die suggesties allemaal meenemen in de evaluatie. Ik denk dat we het grondig moeten evalueren en ik denk dat we het erover eens zijn dat we ervoor moeten zorgen dat de middelen ook aangewend worden, dat alles zo laagdrempelig mogelijk is en dat we de OCMW’s daar zoveel mogelijk bij betrekken. Ik zal dus ook met hen in overleg treden om na te gaan hoe we dit beter kunnen regelen.
De middelen zijn er, de nood is er, er zijn heel wat mensen die er een beroep op willen doen, dus dit is jammer. Maar goed, het is de eerste keer en nu is het moment er om het te verbeteren.
Eensgezindheid dus, maar het laatste woord is toch voor de heer Brouns.
Er is eensgezindheid over het feit dat wij erop moeten blijven inzetten. Zoals collega Danen terecht aanhaalt, zijn er in Vlaanderen nog een heel aantal woningen die op dat vlak alle middelen kunnen gebruiken om te voldoen aan die noodzakelijke energievoorwaarden. Het is vooral een groep die vandaag nog links en rechts door de mazen van het net glipt. Er is een heel groot aanbod – sociale huisvesting, premies, sociaal verhuurkantoor en noem maar op –, maar toch is er nog een aantal mensen die noodgedwongen op de private markt moeten gaan aankloppen en dan vaak in erbarmelijke woningen terechtkomen. OCMW’s zijn goed geplaatst om te weten over welke woningen het gaat, dus dat systeem loopt goed, maar ze moeten wel de nodige ondersteuning krijgen, ook de kleinere OCMW’s, die toch zeer talrijk zijn in Vlaanderen, zodat ze alle mogelijkheden en middelen hebben om dat adequaat te kunnen doen. Een grondige evaluatie zal er ongetwijfeld toe leiden dat er in de toekomst meer dossiers worden ingediend.
De vraag om uitleg is afgehandeld.