Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Goedemorgen, collega’s. Deze vraag gaat over de interfederale impactevaluatie voor biobrandstoffen, iets anders dan de vorige onderwerpen, maar dit kadert allemaal ook in het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP), waarvan ook biobrandstoffen een onderdeeltje zijn. België wil tegen 2030 een bijmengingsgraad van biobrandstoffen bereiken van 10,45 procent.
In de periode 2021-2030 wordt er een deel van de eerste generatie biobrandstoffen bijgemengd. Daar is van oudsher al veel kritiek op. Die biobrandstoffen, op basis van landbouwgewassen als graan, suikerbiet of plantaardige oliën blijken heel wat nadelige gevolgen voor mens en natuur te kunnen hebben. De grootschalige productie van biobrandstoffen concurreert met de productie van voedselgewassen, en leidt in sommige gevallen tot bodemdegradatie en ontbossing. Dat kan een negatieve impact hebben op de biodiversiteit en wordt in verband gebracht met een daling van de voedselzekerheid en een toename van het armoederisico in de landen waar de productie plaatsvindt. Bovendien zijn we als klein en dichtbevolkt land in België afhankelijk van de import van biobrandstoffen en dus van de grillen van de wereldmarkt.
Hoewel biobrandstoffen – en dan met name van de tweede en vooral derde generatie – een bijdrage aan de energietransitie kunnen leveren, moeten de duurzaamheidsaspecten en de klimaatimpact steeds nauwlettend gemonitord worden. Dat is ook al altijd mijn standpunt geweest in het Vlaams Parlement. Om die reden voorziet het Nationaal Energie- en Klimaatplan een tweejaarlijkse interfederale impactevaluatie, die ook de milieu-integriteit en de mogelijke gebruiksconflicten in acht neemt. De eerste studie is gepland voor het najaar van 2020.
Daarover heb ik een aantal vragen. Het NEKP voorziet een eerste studie in de tweede helft van 2020. Welke voorbereidingen werden al getroffen? Wat is de huidige stand van zaken? Welke timing is voorzien voor de oplevering van het rapport? Het gaat om een interfederale studie. Wie zal de studie uitvoeren en onder wiens eindverantwoordelijkheid valt dit? Hoe verloopt de coördinatie tussen de deelstaten en de federale overheid?
Gaat de studie gepaard met een consultatie van de stakeholders? Erkent u de mogelijk negatieve effecten van biobrandstoffen voor mens en natuur? Hoe zal de milieu-integriteit beoordeeld worden? Welke duurzaamheidscriteria worden opgenomen? Zal er ook rekening gehouden worden met de mogelijke negatieve impact op mensenrechten?
Het NEKP stelt dat de studie zal toelaten om de bijmengingsgraad te wijzigen, indien nodig. Welke bijkomende inspanningen kan Vlaanderen leveren om dit mogelijk te maken, indien nodig?
Minister Demir heeft het woord.
Vooreerst wil ik benadrukken dat de bijmenging van biobrandstoffen een federale bevoegdheid betreft. Gelet op de bevoegdheid van de federale overheid over biobrandstoffen, ligt ook de verantwoordelijkheid voor het opzetten, uitvoeren en financieren van deze studie die vermeld staat in het Nationale Energie- en Klimaatplan bij de federale overheid.
De stand van zaken van deze studie is de volgende. Mijn administratie is begin 2020 gecontacteerd door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu met de vraag om deel uit te maken van een ondersteuningscomité voor deze interfederale studie. Dit comité zelf is sindsdien echter nog niet samengekomen.
Uit recente navraag van mijn administratie bij de federale overheid is gebleken dat het bestek voor deze studie momenteel wordt afgerond. Deze studie zou op korte termijn worden aanbesteed. Het zou nog steeds de bedoeling zijn om deze studie tegen het einde van dit jaar af te ronden, in lijn met de voorziene timing in het nationale energie- en klimaatplan. Het bestek is niet voorgelegd aan mijn administratie en bijgevolg beschik ik dan ook niet over meer details over de geplande aanpak die de FOD Volksgezondheid voor ogen heeft met deze studieopdracht.
Welke timing is voorzien voor de oplevering van het rapport? Zoals gezegd is het volgens de informatie waarover wij beschikken nog steeds de bedoeling om de eerste studie tegen eind 2020 op te leveren. Het is echter de verantwoordelijkheid van de federale overheid om deze timing waar te maken.
De studie wordt uitgevoerd in opdracht van de FOD Volksgezondheid en valt ook onder diens verantwoordelijkheid. De deelstaten zullen deel uitmaken van het ondersteuningscomité. De experten van de deelstaten kunnen dus insteek geven bij de studie en opmerkingen en suggesties formuleren op de aanpak en de inhoud, maar de finale verantwoordelijkheid ligt bij de federale overheid.
Hoe zal de voorziene consultatie van de stakeholders verlopen? Bij gebrek aan specifieke informatie van de FOD Volksgezondheid kan ik hier momenteel geen antwoord op geven.
Wat uw vraag vijf betreft, deel ik uw bezorgdheid over de potentieel negatieve effecten van biobrandstoffen op mens en natuur. De inzet van biobrandstoffen in de Belgische transportsector moet dan ook zeer grondig afgetoetst worden binnen een duurzaamheidskader waar factoren zoals voedselconcurrentie, energievoorziening, biodiversiteit, welvaart en milieu een rol spelen.
Conform de bepalingen in het nationaal plan zullen de milieu-integriteit en de mogelijke gebruiksconflicten in het kader van deze studie worden onderzocht. Ik zal er in het kader van deze studie mee over waken dat deze aspecten grondig worden doorgelicht.
U vroeg ook of er rekening zal worden gehouden met de mogelijke negatieve impact op de mensenrechten. Ik heb op dit moment geen specifieke informatie van de FOD, dus ik kan daar ook geen antwoord op geven. Maar wat mij betreft kan dit zeker meegenomen worden in de studie.
En dan kom ik tot uw laatste vraag. Het nationaal plan stelt inderdaad dat het studiewerk zal toelaten om de bijmengingsgraad te wijzigen indien nodig. In dat geval zal de verlaging van de bijmengingsgraad uiteraard ook leiden tot negatieve effecten bij de gewesten, namelijk hogere broeikasgasemissies, alsook een lager aandeel hernieuwbare energie.
Om deze negatieve effecten te vermijden is in het nationaal plan duidelijk afgesproken dat bij een verlaging van de bijmengingsgraad alternatieve federale maatregelen uitgevoerd zullen worden om eenzelfde emissiereductie en bijdrage aan de doelstelling hernieuwbare energie te bereiken. Ook dat zullen we dus mee opvolgen.
Daarnaast wordt in het nationaal plan ook een open deur ingetrapt, met name dat indien gewesten zelf extra alternatieve maatregelen willen nemen, zij dat kunnen doen. Het is dus mogelijk dat minister Peeters bijkomende maatregelen kan nemen om de emissies voor mobiliteit te reduceren. Maar het is in eerste instantie uiteraard de verantwoordelijk van de federale overheid om een mogelijke verlaging van de bijmengingsgraad te compenseren. Maar laten we eerst de resultaten van de interfederale studie afwachten.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Het is duidelijk een work in progress, en ik ben blij dat ik de vraag heb gesteld. Ik vermoed dat daardoor misschien ook een en ander in gang is geschoten, en dat er een bevraging is gekomen van de federale collega’s. De FOD Volksgezondheid neemt het voortouw, maar ik denk dat het belangrijk is dat wij er vanuit Vlaanderen voor zorgen dat ook de federale overheid zich houdt aan de engagementen die zijn genomen in het Nationaal Energie- en Klimaatplan. Het is uiteindelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de doelstellingen die daarin zijn beschreven, worden behaald. En ook de federale overheid heeft een verantwoordelijkheid op te nemen.
Ik vind het wat jammer dat de federale overheid niet sneller in actie is gekomen wat deze studie betreft. Als ik hoor dat het lastenboek nog in voorbereiding is en dat u het nog niet eens hebt kunnen zien, duidt dit er toch op dat er wat meer urgentie aan de dag mag worden gelegd om ervoor te zorgen dat de timing van deze studie eind 2020 effectief wordt gehaald.
Ik ben wel blij met uw engagement om zowel de milieu-impact als andere mogelijke elementen rond duurzaamheid en mensenrechten mee te nemen in dit studiewerk. Ik ben het er uiteraard mee eens dat, als er een aantal doelstellingen niet worden gehaald, ook de federale overheid haar verantwoordelijkheid moet nemen om bijkomende inspanningen te leveren. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.