Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ons land onderschrijft het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Artikel 29 van dat verdrag behandelt de rechten van personen met een handicap om ook aan het politieke leven deel te nemen. Om tegemoet te komen aan de uitdagingen voor mensen met een fysieke handicap, worden er technische en logistieke oplossingen voorzien, maar voor mensen met een verstandelijke handicap of psychische problemen is er vaak veel minder aandacht. Dat is een groot probleem, want wanneer personen met een handicap minder actief aan verkiezingen deelnemen, hebben ze minder mogelijkheden om hun bezorgdheden in politieke programma's aan bod te laten komen. Die analyses werden al in 2003 geschreven door de professoren Donald Lollar en John Crews.
Unia heeft het voorbije jaar een analyse gemaakt van de deelname door personen met een handicap aan de hoogmissen van de democratie in 2018 en 2019. De resultaten wijzen op uiteenlopende ervaringen met het deelnemen aan verkiezingen. Wat vaststaat, is dat de omgeving van de betrokken personen een grote invloed heeft op de mogelijkheden en het slaagpercentage van de burgerparticipatie. Een toegewijd netwerk is noodzakelijk om deelname aan de verkiezingen te waarborgen. Onduidelijke taal, moeilijke toegang tot informatie, negatieve reacties van bepaalde mensen en gebrek aan tijd en middelen om over verkiezingen te praten, maken het stemmen erg moeilijk. Hulp krijgen bij het stemmen en kunnen rekenen op een goede voorbereiding zijn dan weer elementen die het stemmen tot een succes maken.
Minister, u weet dat deelname aan de verkiezingen en het zo laag mogelijk houden van de drempel, in alle groepen van de samenleving, ons na aan het hart ligt. Daarom vinden wij dat actieve deelname aan verkiezingen niet zou mogen afhangen van de goodwill van de omgeving. Alle personen met een handicap zouden maximaal moeten worden betrokken bij de democratie. Unia doet daarvoor in een rapport een reeks aanbevelingen.
Minister, hoe leest u zelf het Unia-rapport over deelname van personen met een handicap aan verkiezingen?
Hoe reageert u op de aanbevelingen? Met welke aanbevelingen kunt en wilt u aan de slag gaan?
Welke mogelijkheden ziet u zelf om de drempels te verlagen en de participatiegraad te verhogen?
Er staat een en ander in de steigers omtrent de opkomstplicht en de geplande afschaffing daarvan. Op welke manier beïnvloedt dit rapport uw kijk op het voorliggende thema van de afschaffing van de opkomstplicht?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik dank u hartelijk voor uw vraag. Het recht om te stemmen is een fundamenteel mensenrecht, ook voor mensen met een handicap. Hun deelname aan het stemproces vergroot mogelijks ook de aandacht voor hun noden in het gevoerde beleid.
Het thema past in het objectief van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, artikel 29, dat we ook als Vlaanderen uitdragen: mensen met een – verstandelijke – handicap en mensen met psychische aandoeningen hebben net als alle anderen het recht om hun stem uit te brengen, tenzij de vrederechter hierover uitdrukkelijk anders beslist. We moeten hun stemrecht dus erkennen en garanderen.
We zien in het beleid en in de algemene publieke opinie stilaan een paradigmashift in de manier waarop we kijken naar mensen met een handicap. We benaderen hen steeds meer vanuit een mensenrechtenperspectief en lossen de zuivere medische benadering uit het verleden – en terecht. Mensen met een handicap eisen hun plaats op in de samenleving, en terecht. De mentaliteit begint langzaam te veranderen.
In het rapport van Unia zien we hoezeer de ervaringen van mensen met een handicap verschillen: sommige mensen ervaren geen belemmeringen en kunnen zonder problemen hun stem uitbrengen, terwijl anderen net met heel wat obstakels worden geconfronteerd. We moeten waar mogelijk bijsturen, zodat ook het verkiezingsproces zo inclusief mogelijk kan verlopen. De aanbevelingen in het rapport van Unia zijn dan ook zeer waardevol.
Voor een kwaliteitsvolle voorbereiding op de verkiezingen is het essentieel om mensen met een verstandelijke handicap te voorzien van aangepaste informatie: hoe verlopen verkiezingen, wat is het belang voor iedereen, wat betekenen de programma’s enzovoort?
Een interessante partner hierbij is Onze Nieuwe Toekomst (ONT), een zelforganisatie voor mensen met een verstandelijke beperking, die tot kerndoel heeft om deze mensen zelf aan het woord te laten rond verschillende maatschappelijke thema’s die hen aanbelangen en om hen aan te moedigen om voor hun eigen rechten op te komen. Met financiering vanuit Gelijke Kansen ontwikkelt ONT verschillende instrumenten en netwerken om deze mensen te ondersteunen. Eerder pikten ze het verkiezingsthema al op. Ik bespreek met hen hoe dat bij de volgende verkiezingen nog krachtiger kan. Dat is een eerste belangrijk spoor.
Lokale besturen spelen ook een cruciale rol. Het is belangrijk om ook hun aandacht naar de specifieke situatie en diverse noden van mensen met een handicap te brengen. In samenwerking met Inter, het agentschap Toegankelijk Vlaanderen, bieden we hen de mogelijkheid om een praktische vormingssessie te volgen omtrent de inrichting van een stemlocatie die voor alle doelgroepen toegankelijk is. Daarbij komt ook aan bod hoe de stembureaus het best kunnen omgaan met personen met een handicap. Er kunnen ook oefensessies met de stemcomputer worden georganiseerd. Het inrichten van een stemlokaal in de voorzieningen van mensen met een handicap op de verkiezingsdag zelf kan worden aangemoedigd. Het is een vergelijkbare situatie met de woonzorgcentra, waar vele lokale besturen dat nu al doen, zodat het voor bewoners daarvan gemakkelijker is om zelf hun stem uit te brengen.
Een positieve ervaring in het stembureau is heel belangrijk en zal elke kiezer aanmoedigen om bij de volgende verkiezingen terug te komen. In het rapport leren we dat de kiezers zowel positieve als negatieve ervaringen hebben met de manier waarop ze in het stembureau werden ontvangen en eventueel begeleid en geholpen werden bij het uitbrengen van hun stem. In de ‘onderrichtingen’, per brief, die we bij elke verkiezing aan de voorzichter van het stembureau bezorgen, zullen we speciale aandacht besteden aan het omgaan met kiezers met een verstandelijke handicap of een psychische aandoening.
U stelt ook een vraag over de afschaffing van opkomstplicht. België is nog een van de drie Europese landen waar een vorm van opkomstplicht voor verkiezingen geldt. Binnen het regeerakkoord is de keuze gemaakt om die opkomstplicht af te schaffen. Uiteraard mag het verdwijnen van de verplichting om te gaan stemmen er niet toe leiden dat de kiezers met een handicap die wel geïnteresseerd zijn en hun stem willen uitbrengen, daarvan afzien. Daarom is het belangrijk om die hindernissen zoveel mogelijk te beperken en weg te nemen waar dat kan, vandaar de genoemde initiatieven.
Ik ben er ook van overtuigd dat er nog iets anders speelt. In een systeem waarin de opkomstplicht is afgeschaft, zal dat de partijen ertoe prikkelen in dialoog te gaan met alle kiezers, ook diegenen die ‘moeilijker’ te bereiken zijn. Het zal er niet meer op aan komen de mensen te overtuigen het juiste bolletje te kleuren, maar ook om mensen te overtuigen naar het stemhokje te komen. Daaruit kan een krachtige campagne volgen, die door alle partijen op hun eigen manier zal worden gevoerd. Die partijen zullen zich ook richten tot moeilijkere groepen zoals mensen met een handicap.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik ben zelf geen voorstander van de afschaffing van de opkomstplicht, en daar zijn een aantal redenen voor. Maar ingaand op de actualiteit wil ik verwijzen naar de recente lokale verkiezingen in Frankrijk. De volgende verkiezingen waarvoor Vlaanderen bevoegd is, zullen pas in het najaar van 2024 plaatsgrijpen. In Frankrijk waren er onlangs lokale verkiezingen en de opkomst bedroeg minder dan 45 procent. Dat is een historisch lage opkomst. Dat is niet alleen te wijten aan corona. Ook elders in Europa waar geen opkomstplicht geldt, gaan de cijfers in dezelfde richting. Dat is een pijnlijke vaststelling. Niettemin wil ik benadrukken hoe goed de groene partij het in Frankrijk heeft gedaan.
Is er een correlatie?
Dat weet ik niet. Het zijn uiteraard de verstandige kiezers die gaan stemmen. (Gelach)
Maar ik heb de dag zelf nog getweet dat er geen enkele reden was om euforisch te doen over de uitslag in Frankrijk, zelfs al hebben de groenen het daar goed gedaan. Ik denk dat er niemand in de commissie denkt dat een verkiezingsuitslag waaraan een meerderheid van de kiezers niet heeft deelgenomen, een goede, krachtige democratische uitspraak is waarop de politiek een beleid kan uitbouwen. Het is een jammerlijke zaak voor de politiek dat het draagvlak grotendeels wegvalt. Niet komen opdagen is ook wel een signaal, maar dat signaal is zo onduidelijk dat er geen conclusies uit getrokken kunnen worden. Daarvoor wil ik waarschuwen.
Het is mogelijk dat het wordt zoals de minister het schetst en dat heel de samenleving zich engageert om mensen te overtuigen te gaan stemmen. Als de Vlaamse Regering doorgaat met haar voornemen, dan zullen wij als groenen de eerste bondgenoot zijn om mensen te overtuigen naar de stembus te trekken. Maar als de plicht verdwijnt, valt er toch een impuls weg om te gaan kiezen. Vandaar dat ik een oproep doe om voor deze doelgroep niet alleen te rekenen op de politieke partijen. Er moet ook een neutrale overheidscampagne worden gevoerd die mensen op allerlei manieren prikkelt om naar de stembus te gaan. Dat is een oproep voor een breed flankerend beleid voor deze en andere doelgroepen.
Ik wil erop aandringen om het debat niet te verschuiven naar de algemene discussie over opkomstplicht, stemplicht en stemrecht. De vraag om uitleg betreft heel specifiek de personen met een handicap.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik denk dat de collega hier effectief een niet onbelangrijk thema aanraakt. Als we zeggen dat we voor een inclusieve samenleving staan, is het ook belangrijk dat we er binnen alle domeinen voor zorgen dat personen met een handicap ook effectief gehoord worden. Ik kan dus ten dele volgen, maar ik vind het ook belangrijk om enige voorzichtigheid aan de dag te leggen. Niet alle soorten handicaps zijn dezelfde. Je hebt licht mentaal, matig mentaal, diep mentaal, licht fysiek, zwaar fysiek, en soms ook een combinatie van beide. Vaak is er dan ook sprake van bewindvoering. Het is dus absoluut niet eenvoudig om er dan ook voor te zorgen dat die mensen gehoord worden.
De vraag is hoe we er dan wel voor gaan zorgen dat die mensen hun stem kunnen vertolken. We moeten dat debat heel genuanceerd voeren. Neem het mij niet kwalijk, maar als er dan aan de voorzieningen gevraagd wordt om ervoor te zorgen dat zij de mensen begeleiden tot in het stemhokje, ga je toch ook de vraag moeten stellen in hoeverre er dan sprake gaat zijn van beïnvloeding van de personen met een handicap. Ik vind het zelf een heel erg moeilijk debat.
Ik lees in het rapport van Unia ook dat er wordt voorgesteld om zorgverleners vrije uren te geven, zodat zij workshops kunnen inrichten over stemrecht. Ook daar stel ik mij vragen bij. In een andere commissie, die ook vandaag plaatsvindt, wordt heel vaak benadrukt dat er meer handen aan het bed moeten zijn, zonder administratieve belasting. Als je dan aan de andere kant dit soort projecten naar voren schuift, vind ik eerlijk gezegd dat we dan onze prioriteiten juist moeten leggen. Maar daarmee zeg ik helemaal niet dat ik het thema niet belangrijk vind. Ik zeg daarnaast ook dat we moeten oppassen voor beïnvloeding, en dat als je op hetzelfde moment goed wilt doen, je niet meer kwaad gaat doen.
De heer Warnez heeft het woord.
Ook ik denk dat collega Vaneeckhout een terechte problematiek aankaart. Deelname aan verkiezingen is ontzettend belangrijk voor alle doelgroepen, voor iedereen in deze samenleving. En dan volg ik ook de oproep voor een flankerende overheidscampagne om zoveel mogelijk mensen, en zeker ook specifieke doelgroepen, naar de stembus te krijgen.
Los van het feit waar we het allemaal over eens zijn, dat die stemlokalen prima moeten zijn ingericht, zodat die mensen daar vlot terecht kunnen, denk ik ook dat we, zoals collega Sminate aanhaalt, geen administratieve overlast bij de instellingen zelf mogen leggen. Misschien ligt er wel een oplossing in het online stemmen. Dat kan een drempelverlagende factor zijn. En stel dat dat niet mogelijk is, minister, ziet u misschien iets in een uitgebreidere volmachtregeling, misschien zelfs een schriftelijke stemming vanwege een specifieke doelgroep?
De heer Ongena heeft het woord.
Ook van mijn kant alle begrip voor de vraag. We delen de bekommernis, collega Vaneeckhout, maar ik begrijp de koppeling met de opkomstplicht echt niet. Het debat is hier al in het klein gevoerd, maar we zullen het nog uitgebreid kunnen voeren als de regering klaar is en met haar ontwerp van decreet naar hier komt. Maar ik zie echt niet waarom u die koppeling maakt. Alsof we daar in het geval van opkomstplicht meer of minder aandacht voor zouden moeten hebben dan in het huidige systeem. In welke vorm van verkiezing dan ook, moet je daar sowieso aandacht voor hebben en moet je al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat iedereen de kans krijgt om zijn democratische stem uit te brengen.
Ik kijk ook met interesse uit naar de studie van de FOD Binnenlandse Zaken rond het online stemmen, waar collega Warnez al naar verwees. Misschien zit daar voor een deel een mogelijke oplossing van het probleem. Ik denk dat we heel veel van die praktische problemen kunnen oplossen, mocht daar een mogelijkheid ontstaan. Ik kijk daar met belangstelling naar uit. Ik wou eens informeren of daar al nieuws rond is.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik wil toch waarschuwen voor iets. Ik weet niet in hoeverre politici dat hier af en toe doen, maar als men mensen vraagt waarom ze niet gaan stemmen, is het meest gehoorde excuus dat het toch niets uithaalt. Er verandert toch niks. U kunt wel begrijpen dat politici van het Vlaams Belang dat zeer vaak te horen krijgen. Mijnheer Vaneeckhout, hoeveel sympathie ik ook heb voor uw vraag in verband met mensen met een handicap, als ik hier hoor spreken over een overheidscampagne om mensen naar de stembus te krijgen, dan zegt iets in mij dat dit wel eens net het tegengestelde effect zou kunnen hebben, namelijk nog minder mensen die gaan stemmen.
De heer De Loor heeft het woord.
Collega’s, zonder te willen vervallen in het debat rond de opkomstplicht – want de voorzitter heeft erop gewezen dat dat absoluut niet de bedoeling is – ben ik toch van oordeel dat er een koppeling bestaat tussen personen met een handicap en hun eventueel niet gaan stemmen. Minister, u zegt dat het debat zich voor een stuk zal verleggen en dat we de mensen meer moeten prikkelen en meer met de kiezer in dialoog moeten gaan. Ik denk dat we dat altijd moeten doen, dat we altijd geprikkeld moeten zijn om met mensen in dialoog te gaan. Ik denk dat dat een deel is van onze job als politicus.
Als we zien dat uit onderzoek blijkt dat bepaalde groepen bij het afschaffen van de opkomstplicht niet meer present zullen geven, onder andere laaggeschoolden en sociaal zwakkeren, dan denk ik dat de koppeling snel gemaakt is naar personen met een handicap die als eerste dreigen af te haken. Dat zou dan natuurlijk bijzonder jammer zijn, want dan ontstaat ook de vrees dat er ook minder aandacht en interesse gaat van politici en van de politiek in zijn globaliteit naar die specifieke doelgroepen. Vandaar dat ik ook het voorstel van collega Vaneeckhout steun om bepaalde doelgroepen te benaderen in een flankerende campagne. Ik kijk natuurlijk ook reikhalzend uit naar het online stemmen, wat een gedeeltelijke oplossing kan zijn. Daar komen we ongetwijfeld in het najaar nog op terug.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u, collega’s, voor de vele waardevolle en interessante beschouwingen, opmerkingen en suggesties. Mijnheer Vaneeckhout, ik begrijp dat u zich graag wat fixeert op de discussie over het al dan niet afschaffen van de opkomstplicht omdat daar binnen uw partij grote verdeeldheid over bestaat. Ik begrijp dat u hier probeert om uw argumenten te toetsen om die later op uw eigen congressen te gebruiken. Waarschijnlijk zal er nu in uw partij, waarin men regelmatig van standpunt verandert daarover, gelet op de Franse verkiezingen, een tendens zijn om te overwegen om die opkomstplicht toch af te schaffen omdat dat precies electoraal succes oplevert, tot dat bij de volgende verkiezingen weer anders is. Dat is nu eenmaal een processie van Echternach bij de groenen.
Bovendien moet u er ook voor opletten om niet te dicht op het dossier te zitten. U zegt: in Frankrijk is er een heel lage opkomst geweest. Ik ben even snel gaan kijken: de Provinciale Statenverkiezing in Nederland kende vorig jaar de hoogste opkomst in dertig jaar. De Europese verkiezingen kenden de hoogste opkomst sinds 1994. Dat schommelt dus. Waarschijnlijk heeft dat meer te maken met het gevoel van de mensen of er een echte inzet is of niet. Is het belangrijk om te gaan stemmen of niet? Hebben die partijen mij overtuigd of niet? Spreken ze over de juiste thema’s of niet? Hebben ze voldoende inspanningen gedaan om mij uit mijn kot te halen of niet? Ik denk dus dat u naar meer dan één verkiezing moet kijken om uw oordeel daarover te vellen.
De vraag is ook of ons democratisch bestel nog aangepast is aan deze tijd. Daar kunnen heel veel politologische en andere interessante beschouwingen over gemaakt worden. Maar het probleem van mensen met een handicap mag niet daartoe herleid worden. Ik zeg niet dat u dat gedaan hebt. Maar u moet er toch wat voor opletten, want ik voel dat dat debat u interesseert. Daar heb ik heel veel sympathie voor, want het is een debat dat mij ook interesseert, maar we hebben fundamenteel tegenovergestelde meningen daarover.
Ten tweede: het voeren van een flankerend beleid. Ik denk dat dat al wat meer naar de kern van de zaak gaat. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is om dat te doen, niet alleen voor deze groep, maar voor verschillende groepen in de samenleving, dat je dus echt mensen uitlegt en motiveert om deel te nemen en dat je wijst op het belang, op de burgerzin, op de burgerplicht om aan dat democratische proces deel te nemen.
Mevrouw Sminate, u spreekt over beïnvloeding. Dat is een reëel gevaar dat we altijd voor ogen moeten houden. Dat is het gevoel dat ons allemaal al bekropen heeft, als we onze stem gaan uitbrengen en zien dat een – soms wat oudere – persoon wordt begeleid door iemand om in het hokje te worden geholpen. En ongetwijfeld is dat soms echt om te helpen. Maar iedereen die aan politiek doet, zal zich op zo'n moment de vraag stellen: hoe wordt die persoon nu geholpen?
Mijnheer Ongena, mijnheer Warnez, er is nog geen verdere vordering over de studie, die komt eraan. Maar een van de theoretische problemen met online stemmen is: ben ik volledig vrij om te kunnen stemmen op het moment dat ik stem? Want ik sta niet in een afgesloten hokje, maar zit thuis achter de computer. En wie zit er op dat moment nog allemaal mee in de kamer en kijkt mee over mijn schouder om te kijken hoe ik stem, of doet het misschien zelfs in mijn plaats? Ook vanuit dat oogpunt zijn er daarover ongetwijfeld een aantal randbemerkingen te maken.
Maar wat we niet mogen vergeten, is dat het hier gaat over een groep mensen die stemrecht hebben. En dat stemrecht is evenveel waard, hun stem is evenveel waard, als mijn of uw stem. U zegt dat er verschillende categorieën mensen zijn. Dat is juist. Het is de vrederechter en niemand anders die beslist wie er niet in de mogelijkheid is om een stem uit te brengen. Zodra de vrederechter je toelaat om te stemmen, of zodra de vrederechter dat niet heeft gedaan, heb je het recht om te stemmen, en is het onze democratische plicht om de randvoorwaarde te voorzien dat mensen die het democratische recht hebben om te stemmen, dat ook kunnen. Dat geldt voor mensen met een fysieke handicap. Het is bijvoorbeeld niet omdat je in een rolstoel zit en het stemhokje niet op jouw maat is, dat men mag zeggen: ‘Dat is ambetant voor de samenleving, jij mag niet meer stemmen.’ Neen, wij moeten ons organiseren, vanuit een mensenrechtenperspectief, zodat die persoon kan stemmen.
In dit geval spraken we over verstandelijke beperkingen, maar hetzelfde geldt voor mensen die andere beperkingen hebben. Zij hebben het recht om te stemmen. Wij moeten ons daarop organiseren.
Drie, we moeten inderdaad opletten voor administratieve overlast. Maar soms zetten we al een stemlokaal in een woonzorgcentrum en misschien zijn er ook andere instellingen waar je dat zou kunnen doen. Ik denk niet dat dat voor een zware administratieve overlast zorgt.
Er is nog iets waarvan ik denk dat dat niet voor zware administratieve overlast zal zorgen. Het is juist: handen aan het bed, is heel belangrijk. Maar in alle instellingen zijn de vrijetijdsmomenten, de momenten waarop men allerlei dingen doet, ook een onderdeel van het leven in zo’n instelling. En of men nu K3-liedjes zingt, carnaval viert, een quiz organiseert of één keer om de vier, vijf of zes jaar over verkiezingen spreekt ... Als democraat vind ik het niet dwaas dat men eens zou zeggen: vandaag gaan we eens niet carnaval vieren, geen stoelendans doen, geen quiz organiseren of een toneeltje opvoeren, maar iets rond verkiezingen doen.
Het ligt in dezelfde lijn. (Gelach)
Die appreciatie laat ik volledig te uwen laste. Daar wil ik mij zelfs ook wat van distantiëren, voorzitter. (Gelach)
We moeten het ook niet zwaarder maken dan dat.
Mijnheer Warnez, volmachten uitbreiden, dat is eerlijk gezegd niet ‘mijn fort’. Ik ben niet zo gemotiveerd om volmachtensystemen uit te breiden. Ik heb te veel historische herinneringen aan woonzorgcentra waar men valiezen vol volmachten buitendroeg – al dan niet gezegend – om stemmen te gaan uitbrengen. (Gelach)
In welke context ook – die tijd is lang voorbij –, ik denk dat we daarmee voorzichtig moeten zijn, want dat systeem is kwetsbaar voor oneigenlijk gebruik. Ik loop daar dus niet zo heel warm voor.
De essentie van de vraag is: erken dat die mensen stemrecht hebben, zorg ervoor dat ze dat op een deftige manier kunnen doen en dat ze in de mate van het mogelijke goed worden geïnformeerd over hoe het werkt, op hun maat, op hun niveau, met hun capaciteiten. We moeten hun de kans geven om op een volwaardige manier deel te nemen aan het democratische proces.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik stel met interesse vast dat het niet zo aangenaam is als ik de link leg met de afschaffing van de opkomstplicht, maar dat wij wel kunnen spreken over de link met onlinestemmen en de link met volmachten. Dat bewijst dat die thema’s echt aan elkaar hangen. Zoals collega De Loor betwist ik dat er geen link zou zijn. Internationale vergelijkingen tonen aan, ongeacht of er nu 70 of 45 procent gaat stemmen, dat de groepen die uitvallen specifiek zijn. Dat zijn mensen in armoede, mensen met een migratieachtergrond, mensen uit de arbeiderswereld, en mensen met een handicap. Dan vind ik het onze plicht daarrond een flankerend beleid te ontwikkelen.
Ik ben blij met een aantal sporen die de minister getrokken heeft. Laat ons absoluut niet vergeten dat de afschaffing van de opkomstplicht niet alleen een principiële maar ook een sociale keuze is, die bepaalde doelgroepen structureel meer uitsluit dan andere. Zij hebben dezelfde rechten als iedereen maar internationale studies hebben uitgewezen dat die doelgroepen minder gemakkelijk de stap zetten naar de stembus. Daarom moeten er flankerende en neutrale maatregelen genomen worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.