Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik hoop dat mijn vraag al gedeeltelijk achterhaald is door de beslissingen van de ministerraad.
Op dinsdag 23 juni kregen de kinderopvanginitiatieven in een nieuwsbrief te horen dat vanaf 1 juli de gewone regeling wordt hervat, onder voorbehoud van goedkeuring door de Vlaamse Regering op vrijdag 26 juni.
Een aantal vragen blijven behouden.
We hebben niet gehoord in hoeverre de kinderopvang er in juni in geslaagd is om normale bezettingsgraden te bereiken. De vraag is of daar regionale verschillen in te merken zijn. Zijn er verschillen naargelang het soort initiatief: gezinsopvang, groepsopvang, inkomenstarief, vrij tarief, plussubsidie?
We vrezen dat een aantal initiatieven niet de bezettingsvoorwaarden bereiken voor het vervolg van 2020. We vragen ons ook af of ouders hun opvangovereenkomst zouden verbreken als de context wijzigt.
Daar is al enige aankondiging over geweest, maar misschien kunt u dat nog aanvullen. Ik vraag mij ook af op welke manier en in hoeverre er wordt gemonitord welke en hoeveel kinderen er thuis moeten worden gehouden in thuisquarantaine als zij griepachtige symptomen vertonen. Welk effect heeft dat op de resterende respijtdagen voor deze kinderen en de bezettingsgraad?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Groothedde, u vraagt, wij draaien, ook in dit geval. De registratie van de aanwezigheden in kinderopvang door de voorzieningen, op basis waarvan de bezettingsgraad kan worden berekend, komen pas na afloop van de maand aan bij het agentschap Opgroeien. Het is daarom nu nog niet mogelijk om retrospectief te kunnen antwoorden op al uw vragen.
Om toch enige indicatie te hebben over de voortschrijdende aanwezigheden per week, krijgt Opgroeien wel wekelijkse cijfers via een bevraging door koepels bij hun leden. Daaruit weten we indicatief dat de gemiddelde aanwezigheidsgraad in de groepsopvang in juni intussen is gestegen tot ongeveer 85 procent. In de gezinsopvang is dat bijna 60 procent, voor de buitenschoolse opvang 40 procent. Achter die gemiddelden zitten wel verschillen naargelang de organisator.
De aanwezigheidsgraad is wel slechts een vereenvoudigde benadering van de bezettingsgraad. Het is de ratio van het aantal kinderen dat op één bepaalde dag aanwezig was ten opzichte van het aantal plaatsen ongeacht de duur van aanwezigheid. De bezetting is een jaargegeven en vergt een wat complexere berekening die onder meer rekening houdt met derde, halve en volle dagen aanwezigheid en het verplichte minimale aantal openingsdagen per jaar. Meestal valt de aanwezigheidsgraad wat hoger uit dan de bezettingsgraad.
Op basis van de momenteel beschikbare cijfers voor juni kan Opgroeien nu echter nog geen onderscheid maken qua regio of het soort subsidie dat men ontvangt, omdat de koepels niet in dergelijke mate van detail rapporteren ten aanzien van Opgroeien.
Zoals hiervoor al is gezegd, geven de organisatoren zelf wel hun maandelijkse aanwezigheden door aan Opgroeien. Maar zolang de maand juni nog niet voorbij is, zijn de meest recente cijfers deze voor de maand mei, welke nu ook nog volop aan het binnenkomen zijn. Het is dus nog te vroeg om hier nu over te rapporteren.
Aangezien de bezetting in de kinderopvang nog niet helemaal is genormaliseerd, met vooral nog groeimarge voor gezinsopvang en voor buitenschoolse opvang, zullen organisatoren ook nog in de maanden juli en augustus gebruik kunnen maken van de compensatieregeling.
Opgroeien heeft al aangekondigd in het draaiboek dat er soepel zal worden omgegaan met de subsidievoorwaarden voor het behalen van de vereiste bezetting. Het niet behalen, omwille van de COVID-19-pandemie, van de minimaal vereiste 80 procent bezetting zal dus volgend jaar in principe geen consequenties hebben voor deze organisatoren.
Opgroeien heeft de draaiboeken die ze ter beschikking stelt, aangepast, zodat voor de organisator duidelijke informatie ter beschikking is. Bovendien stelt Opgroeien een modelbrief en een affiche ter beschikking die de organisator kan – niet moet – gebruiken om hierover te communiceren met ouders.
Opgroeien maakte werkafspraken met de koepels voor de opvolging van de evolutie in bezettingsgraden. De koepels geven op periodieke basis cijfers door aan Opgroeien. Er wordt geen specifieke monitoring voorzien voor afwezigheid vanwege thuisquarantaine. Als dit zich veel zou voordoen, dan zal dit moeten blijken uit de bezettingscijfers.
Opgroeien registreert wel de meldingen van opvangvoorzieningen waar kinderen of kinderbegeleiders in onrechtstreeks contact kwamen met personen die besmet zijn met COVID-19, en of dit leidt tot collectieve thuisisolatie van leefgroepen of van gehele opvanglocaties. De registratie omvat noch het exacte aantal kinderen, noch of en hoeveel van de betrokken kinderen en kinderbegeleiders zelf symptomen hebben.
Zolang de organisator gebruikmaakt van de compensatieregeling, moeten ouders niet betalen voor afwezigheidsdagen en mag dit geen gevolgen hebben voor het aantal resterende respijtdagen.
Wel is voorzien dat de organisator in de maanden juli en augustus het aantal respijtdagen verhoudingsgewijs met een twaalfde per maand mag verminderen. Dit moet voorkomen dat het aantal respijtdagen waarop gezinnen na de zomer een beroep kunnen doen, onredelijk groot zou zijn.
Dat kan dan ernstige financiële gevolgen hebben voor de organisatoren, omdat ze in het najaar, wanneer de compensatie niet meer van toepassing is, voor veel van dergelijke afwezigheidsdagen geen inkomsten zouden ontvangen. Als de organisator niet langer wil gebruikmaken van de compensatieregeling, dan geldt opnieuw de normale regeling, met inbegrip van de ziekteregeling, het huishoudelijk reglement en de schriftelijke overeenkomst.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat de organisatoren zelf moeten kiezen of ze het aantal respijtdagen verminderen. Er gaan natuurlijk vragen komen van ouders. Ik was zelf altijd veeleer een ouder die netjes vakantie opspaarde of ervoor zorgde dat er een goede reserve was. Net die ouders zullen in zekere zin wel worden gepenaliseerd.
Het is goed dat de regeling er komt, maar ze is zo laat gekomen. Twee weken, één week zelfs, voor het aflopen van de eerdere regeling wist men bij de kinderopvang nog niet waar men aan toe was. Mag ik er dus op aandringen dat er in september eerder wordt gecommuniceerd? Op dit moment zegt men dat het business as usual is, maar we weten helemaal niet waar we tegen aankijken tegen september. Het kan best zijn dat we tegen dan in een volledig ander scenario zitten dan een waarin alles stabiel is geworden.
Ik zou ook willen vragen om goed te monitoren hoe de stopzettingen of faillissementen in de kinderopvangsector evolueren, of er organisaties zijn die in de problemen geraken. Er moet goed worden geantwoord op de bezorgdheden van het personeel, want daar scheelde het toch wel regelmatig aan. Ik vraag me ook af hoe de manier van werken van de voorbije maanden wordt geëvalueerd en of u in draaiboeken voorziet voor lokale uitbraken of nieuwe lockdowns.
De heer Daniëls heeft het woord.
De vraag van collega Groothedde is inderdaad wat achterhaald, in die zin dat er ondertussen al communicatie over is. Ik wil toch ook wijzen op de FAQ’s van het agentschap Opgroeien. Via die veelgestelde vragen liet het agentschap op 10 april weten dat er een gedoogbeleid was voor het niet bereiken van bezettingsgraden, dus dat dat geen impact zou hebben op de subsidies.
Minister, in het onderwijs hebben we nu het systeem van de verkeerslichten: groen, oranje, rood, en zelfs paars. Ik denk dat het wijs zou zijn om een dergelijk systeem ook voor de kinderopvang te hebben in de toekomst, waarbij ouders ook ruim op voorhand zouden weten hoe dat systeem in elkaar zit. Daar zit immers de grote bottleneck, denk ik, namelijk bij de planning, zowel bij de opvang als het gaat over personeel als – en dat is dan de andere kant van het verhaal – bij de ouders zelf in relatie tot scholen en/of werkgevers en werknemers.
Mijn andere bijkomende vraag gaat over zieke kinderen. Het is heel duidelijk: een kind dat ziek is, mag absoluut niet naar school, moet thuisblijven. We hebben ook een aantal opvangdiensten voor zieke kinderen, soms verbonden aan een ziekenfonds, soms niet. Ouders kunnen niet altijd op hen passen. Grootouders bij zieke kinderen, dat is helemaal geen goed idee. Kan er worden gekeken naar een oplossing daarvoor?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Daniëls, ik heb daar nu geen concreet antwoord op, maar ik wil daar wel eens over nadenken.
Collega Groothedde, mocht u weten wat de toekomst zou brengen, dan zouden we veel … Ik bedoel dat niet lapidair. Er is over diverse thema’s gevraagd hoelang men dit of dat zou doen. Wij leven met de wetenschap die wij vandaag hebben, en we moeten bekijken hoe we voor de instellingen, voor de voorzieningen, voor degenen die dat organiseren de grootst mogelijke zekerheid kunnen geven. Dat is zeker, maar ik kan vandaag geen garanties voor honderd procent geven. Ik denk dat we een aantal zaken toch wel van in het begin hebben aangepakt: het verzekeren van de subsidies, het verzekeren van de inkomsten. Dat geldt voor de kinderopvang, maar ook voor anderen. Dat heeft gemaakt dat men op dat vlak zijn werking maximaal kon continueren voor de mensen, voor de gezinnen, de ouders, de hulpvragers.
En dat is ontzettend belangrijk geweest, ook in deze moeilijke periode. En dat heeft toch ook wat mentale rust gegeven aan mensen die daar elke dag voor in de weer waren.
Ik begrijp zeer goed dat daar ook heel wat onzekerheden mee gepaard gingen: wat mag, wat niet? Maar er stonden natuurlijk ook geen draaiboeken klaar bij het begin van deze pandemie om dat op alle terreinen te doen. Ik denk dat we nu ook wel wat wijzer geworden zijn op vele vakken. Dat is ook voor een stuk een antwoord op de vraag van collega Daniëls. Daarstraks hebben we het met collega De Reuse ook gehad over de bezoekregelingen. Hoe pakken we een aantal zaken aan? De bedoeling zal zijn om een aantal zaken ook anders aan te pakken dan op het ogenblik dat we het land heel abrupt in een collectieve lockdown hebben moeten plaatsen. Ik denk dat een meer selectieve benadering ook wel aan de orde is in de toekomst, in de hoop dat het niet aan de orde hoeft te zijn.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb nochtans maar één vraag gesteld over tijd, en die ging helemaal niet over het in de toekomst kijken. De vraag was wel of u in september zowel ouders als kinderopvang sneller uitsluitsel kon geven. De reden daarvoor is dat voor veel mensen die in mijn inbox belanden, bij deze beslissing tot compensatie de vraag was of zij verder gingen met kinderopvang of niet. Dat is natuurlijk wel een heel cruciale vraag. Vandaar ook mijn vraag om te blijven monitoren – en dat misschien zelfs meer te doen – wat de continuïteit van het aanbod is. Zo kunnen we kijken hoe het verdergaat wat de faillissementen en stopzettingen betreft. En we kunnen het liefst al vroeger opvolgen: zijn er organisaties die in de problemen geraken?
De vraag over hoe de manier van werken de voorbije maanden geëvalueerd werd, heb ik ook niet beantwoord gezien. Dat vind ik wel jammer, want dat lijkt mij iets waar u zeker een antwoord op had kunnen geven.
Ik merk in het algemeen dat kinderopvang zich wat verlaten voelt. Die mensen hebben de hele lockdown gewerkt. In het begin hadden zij geen idee hoe hoog het besmettingsrisico was dat zij liepen. Daar zitten heel veel mensen van risicogroepen bij, of mensen die partners hebben in risicogroepen.
Ik denk dat u zich herinnert dat dat – niet alleen bij u – vaak als vanzelfsprekend werd gezien. We kregen vaak een lange persconferentie, we herinneren ons die allemaal nog. De minister-president kreeg dan als eerste vraag wat er met de kinderopvang gebeurde. Ik zie dat moment nog voor mij. Hij zei half over zijn schouder dat die gewoon open bleef. Dat is helemaal niet gewoon. Die mensen moeten echt bedankt worden voor hun inzet. Die hebben ervoor gezorgd dat alle zorgverleners verder konden werken. Ik vraag dan ook om ervoor te zorgen dat dat de volgende keer toch wat eerder gebeurt. Want dat dit soort maatregelen zo laat wordt genomen, komt toch aan bij de kinderopvang.
De vraag om uitleg is afgehandeld.