Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het was een heel positieve beslissing om de integrale jeugdhulp te gaan versterken. De lockdown was nefast voor heel wat gezinnen. Spanningen liepen op, terwijl niet iedereen op gepaste hulp kon rekenen. De stap naar professionele hulp werd een stuk moeilijker, wat ervoor zorgde dat situaties escaleerden. Dit uit zich nu in meer hulpvragen en een zwaardere zorglast bij de jeugdhulpvoorzieningen en daarom kondigde u aan dat u 3,2 miljoen euro extra vrijmaakt voor de residentiële jeugdhulp. Hierdoor kunnen er 84 extra hulpverleners worden ingezet, en dat is positief. Deze actie kadert in het actieplan ‘Zorgen voor morgen’.
De beslissing die is genomen bevat de versterking van de residentiële jeugdzorg met 10 procent van de voltijdsequivalenten (vte’s) per leefgroep, wat neerkomt op een 40-tal vte’s gegeven de totale capaciteit. De toegekende subsidies moeten de principes van zorg op maat, het inzetten van huiselijkheid en kleinschaligheid en het integreren van een positief leefklimaat in elke voorziening waarborgen en versterken. Dat zijn principes, minister, waar wij achter staan en die wij zeer graag horen.
Minister, in het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) gaat het nu om een deel recurrente middelen en een deel tijdelijke middelen. Klopt dat? Lees ik dat correct? Bent u van plan om bij de begroting 2021 het deeltje tijdelijke middelen recurrent te maken?
Is het een bewuste keuze geweest om de multifunctionele centra (MFC’s) niet mee te nemen in deze beslissing?
Minister, welke impact ten gevolge van de versterking verwacht u binnen het integrale jeugdhulplandschap? Denkt u dat de wachtlijsten hiermee ietwat verkort zullen kunnen worden?
U geeft aan dat we deze extra middelen moeten inzetten op de principes van zorg op maat, het inzetten van huiselijkheid en kleinschaligheid en het integreren van een positief leefklimaat. Acht u deze middelen daarvoor voldoende of is dit vooral een stap in de goede richting? Hoe ziet u de eventuele versterking van het personeelskader in de toekomst?
Minister Beke heeft het woord.
De financiering gebeurt in 2020 inderdaad via twee stromen. De helft van de middelen komt uit de 4,95 miljoen euro vooruitgeschoven uitbreidingsbeleid voor de jeugdhulp die in het kader van het actieplan ‘Zorgen voor morgen’ werd goedgekeurd. Die middelen zijn sowieso recurrent. De andere helft maakt deel uit van de 10 miljoen euro bijkomende middelen die de Vlaamse Regering voor het actieplan heeft vrijgemaakt in het kader van de coronacrisis. Het is onze bedoeling om in het kader van de relance ook dat gedeelte van het budget recurrent op de begroting in te schrijven. Die discussie zullen we hebben bij de begrotingsbesprekingen voor 2021, maar met uw hulp en uw steun, uw macht en uw invloed, zal dat zeker kunnen lukken.
De keuze om de MFC’s hier niet in mee te nemen is voor alle duidelijkheid geen keuze tegen de MFC’s of een keuze waarmee we aangeven dat een versterking daar niet welkom zou zijn. De versterking die we hier beogen is gebeurd in het kader van de analyse die we samen met onze experten bij het begin van de coronacrisis hebben gemaakt en kadert in het geheel van maatregelen die we in het kader van het actieplan hebben genomen, met name dat het noodzakelijk was om voor kinderen en jongeren proactief in te zetten op verschillende niveaus van preventie vanwege het verhoogde risico dat kinderen en jongeren tijdens de lockdown lopen.
Er was consensus onder de experten dat er meer situaties van maatschappelijke verontrusting onder de radar zouden blijven en dat de druk op de jeugdhulp zou toenemen, zowel naar zorgzwaarte als naar aantal meldingen rond verontrusting. De cijfers en enquêtes van diverse andere stakeholders onderschrijven dit inmiddels. Het was belangrijk daar zo goed mogelijk op voorbereid te zijn.
Deze maatregel uit het actieplan is gericht op het versterken van de bestaande capaciteit, omdat de medewerkers in de voorzieningen in tijden van lockdown, waarin de scholen gesloten waren, 24 op 24 en 7 op 7 instonden voor opvang en begeleiding van deze kinderen. De meeste kinderen in de jeugdhulp zijn immers in de voorzieningen gebleven. Daarenboven hebben we aan deze voorzieningen gevraagd om ter beschikking te blijven voor crisisopvang en om te voorzien in residentieel verblijf in situaties van maatschappelijke noodzaak, ook tijdens de coronamaatregelen. Omdat sociale contacten anders verliepen, vergrootte de druk op het systeem nog. Het is goed om te anticiperen op de stijging van de zorgzwaarte en het risico op bijvoorbeeld extra agressie-incidenten die dat met zich meebrengt.
Andere maatregelen in het actieplan zijn wel gericht op het versterken van de capaciteit en het vermijden van extra wachttijd. Zo kunnen tussen de 1500 en de 2000 extra gezinnen op jaarbasis door de crisismeldpunten geholpen worden. De gebiedsdekkende uitrol van 1Gezin1Plan is goed voor ongeveer 1800 extra begeleidingen op jaarbasis. Hiermee willen we via snel inzetbare, laagdrempelige, flexibele en rechtstreeks toegankelijke interventies vragen voor intensievere zorg ombuigen.
Daar waar intensieve hulp nodig is, kan het crisismeldpunt voor ongeveer 250 gezinnen een beroep doen op de recent uitgebreide capaciteit crisisbegeleiding. In het kader van verontrusting zullen we op korte termijn nog een oproep lanceren voor zestig plaatsen intensieve contextbegeleiding.
Vanuit de filosofie Signs of Safety proberen we in partnerschap met gemandateerde voorzieningen, jeugdrechters en hun sociale diensten, kinderen en jongeren met een indicatiestelling voor uithuisplaatsing via een intensief begeleidingstraject en een onderbouwde veiligheidsplanning, toch veilig in de eigen context te laten verblijven.
De principes van huiselijkheid en positief leefklimaat vinden we bijzonder belangrijk. Zowel uit onze contacten met jongeren als uit wetenschappelijke publicaties blijkt dat dit essentiële factoren zijn die rechtstreeks aan het welbevinden van de jongeren kunnen worden gekoppeld, en die mee de impact en de effecten van de residentiële jeugdhulp bepalen, maar ook de werkbaarheid van de medewerkers. 0,2 vte's per 10 kinderen betekent dat er 7 uur 36 per week iemand extra voor deze kinderen aanwezig kan zijn.
Of deze middelen voldoende zijn, hangt af van het perspectief dat we nemen. Als deze versterking voor een kind betekent dat dit een extra bezoek op donderdagavond mogelijk maakt aan een broertje dat in een gehandicapteninstelling verblijft, waarbij er altijd iemand moet meegaan om het bezoek goed te laten verlopen, als die persoon door deze extra middelen door een voorziening kan worden ingezet, dan maken we alvast in het leven van dat kind een groot verschil. Of misschien kan die extra investering voor enkele kinderen een extra training in sociale vaardigheden opleveren en zijn ze beter gewapend tegen pesten op school.
Als we de 0,2 vte bekijken vanuit een kleine voorziening die de middelen graag wil gebruiken om haar leefgroepen kleinschaliger te organiseren, dan zal men al snel op de limieten van uurroosters en de 24/24 werking botsen.
Een middelgrote voorziening met bijvoorbeeld vijftig erkende residentiële plaatsen kan al een voltijdse kracht extra in dienst nemen. Voor sommigen volstaat dit om na te denken over een andere benadering van hun deelwerkingen. We voelen dat de versterking door de voorzieningen en directies als bijzonder waardevol wordt ervaren.
In de vorige legislatuur ambieerde de sector in het kader van de besprekingen rond de besteding van de middelen uit de taksshift een investering van 0,5 vte per 10 kinderen. Uiteindelijk is er destijds een versterking van 0,2 vte gekomen. Met de 0,2 vte die we hier voorzien, zitten we als het ware op 0,4 vte voor de voorzieningen jeugdhulp, de vroegere sector bijzondere jeugdzorg. Vanuit dat perspectief is dat dus zeker significant.
We zijn ervan overtuigd dat we met de versterking van de personeelskaders de sector een bijkomende stimulans geven om rond deze thema’s aan de slag te gaan. We zullen hen ook vragen wat deze stimulans voor de cliënt heeft kunnen opleveren. Maar de uitdagingen in de residentiële jeugdhulp zijn complex, en die complexiteit zullen we niet kunnen aanpakken vanuit een louter kwantitatieve benadering.
Het Vlaams Parlement gaf in een resolutie in februari 2019 – u was een van de mede-indieners – al aan dat de Vlaamse Regering werk diende te maken van een versterking en uitbreiding van de reguliere hulpverleningscapaciteit voor kinderen en jongeren die tijdelijk niet meer thuis, in hun context of in een pleeggezin, terechtkunnen. Een gepast personeelskader, kleinschalige leefgroepen en diversificatie van verblijfsvormen waren daarin de krachtlijnen.
Het zoeken naar een gepast personeelskader dat zorg op maat kan bieden, is een complex vraagstuk en zeker niet enkel een verhaal van meer middelen. Diversificatie op zich is bijvoorbeeld een manier om zowel tegemoet te komen aan de vraag naar meer kleinschaligheid, als aan de vraag om in een gepast personeelskader te voorzien.
Het regeerakkoord en de beleidsnota Welzijn bieden op dat punt al heel wat aanknopingspunten. Ik heb u zojuist het voorbeeld gegeven van de intensieve thuisbegeleidingen volgens Signs of Safety, maar we investeren ook in kleinschaligheid door de verdere opvolging en uitrol van gezinshuizen en, samen met twee centra voor integrale gezinszorg, door de opstart van een experiment rond Kind IN Gezond Systeem (KINGS), waar het hele gezin residentieel wordt opgevangen met een intensieve ondersteuning en behandeling van ouders en kind.
De investering in 132 nieuwe plaatsen beveiligend verblijf is tevens een investering in kleinschaligheid – leefgroepen van zes kinderen – en een betere omkadering, zowat het dubbele van een traditionele leefgroep. We kunnen daar jongeren opvangen die bijzonder verontrustende situaties hebben gekend en intensieve zorg nodig hebben, die vandaag in een klassieke leefgroep niet kan worden geboden.
We voorzien ook nog extra middelen om contextgericht aan herstel te werken. Daarnaast werkt een werkgroep, als rechtstreeks gevolg van de conferentie Opgroeien en ontwikkelingstrajecten, voorstellen uit om de jeugdhulp, en in het bijzonder het verblijfsaanbod, te versterken in hun omgang met de complexe zorgvragen.
In mijn antwoord op uw vraag rond de evaluatie van het decreet Integrale jeugdhulp gaf ik al mee dat we ambitieus moeten zijn en moeten durven het momentum dat de coronaperiode ons, ondanks alle moeilijkheden, toch ook biedt, aan te grijpen om partners te motiveren om samen te werken en te cocreëren, te vragen om die samenwerking te enten op de lokale behoeften en daarbij de cliënt centraal te zetten, en bij elk nieuw initiatief een aantal belemmeringen weg te werken.
In dezelfde resolutie wordt aan de regering gevraagd een meerjarenperspectief voor de jeugdhulpverlening uit te tekenen. Dat gaat veel breder dan wat we onder de klassieke bijzondere jeugdzorg verstonden, maar omvat ook het VAPH, de persoonsvolgende financiering, de geestelijke gezondheidszorg aan kinderen en jongeren, kwaliteitsvolle diagnostiek en een transparante financiering.
De evolutie naar één jeugdhulp heeft vele facetten. We nemen de resolutie ter harte en we willen dat integraal benaderen, maar het vraagt nog wat tijd om al die puzzelstukjes samen te leggen, zodat we een klantgericht, breed gedragen en duurzaam verhaal kunnen maken.
De heer Parys heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik ben blij met elke stap die gezet wordt in de richting van kleinschaligheid. Ik heb geen macht, maar ik heb hopelijk wel wat invloed. En ik heb ook een slecht karakter, dus ik kan heel vervelend zijn. Als dat kan helpen om te evolueren naar meer kleinschaligheid, dan doe ik dat heel erg graag.
Ik heb goed geluisterd naar uw antwoord. Ik heb één bijkomende vraag. De redenen en criteria die u opgeeft om dat nu in te zetten voor de integrale jeugdhulp, gelden mijns inziens ook voor de MFC’s, zeker voor de GES’ers (gedrags- en emotionele stoornissen) die daar zitten. Ik begrijp nog altijd niet goed waarom die niet zijn meegenomen in deze oefening.
Maar nogmaals, wij zijn tevreden met elke stap die genomen wordt naar meer ondersteuning, meer kleinschaligheid, meer huiselijkheid.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u hebt inderdaad het jeugdwerk versterkt. We zijn het ermee eens dat dat loffelijk is. Ik wil wel een twijfelachtige conclusie bijstellen. Het is niet puur zo dat door de lockdown de stap naar professionele hulp moeilijker was en dat dat ervoor zorgde dat situaties escaleerden. Het is waar dat situaties minder zichtbaar werden. Dat is een probleem. U hebt ons ook steeds horen pleiten voor meer middelen daarvoor.
Als je je oor te luister legt bij experten, hebben zij het ook over bijzondere omstandigheden door de huidige crisis en over crisissituaties die escaleren die dat anders niet zouden doen. Doordat mensen zo onder druk staan in de crisis – grotere stress door armoede, door verlies van job, en ook de kleine stress van afstandswerk, in combinatie met vele andere dingen waarover in de pers zoveel is gesproken – gaan mensen over de schreef. Ik quote een specialist, die zei dat het geen mishandelaars zijn. Volgens hem gaat het niet om gezinnen met structurele problemen. We moeten daar wel een onderscheid blijven maken tussen mensen die een structureel probleem hebben, waarbij we structureel moeten ingrijpen, en gezinnen die op dit moment – en dat zullen er veel zijn – door de crisis in moeilijkheden belanden.
We zien ook, zoals u zelf hebt gezegd, dat de jeugdhulp zelf het signaal geeft dat ze meer samengewerkt hebben met gezinnen, juist doordat een aantal kinderen thuis verbleven, ook al is dat in een aantal gevallen natuurlijk met een bang hart afwachten.
Daarbuiten kunnen we wel niet om de middelen heen. U zegt terecht dat middelen anders kunnen worden ingezet. Dat zegt jeugdhulp ook. Maar het concept van herverdeling van schaarste is wel iets wat die mensen blijven aanhalen. Kleinschalig, grootschalig: het feit dat kinderen en jongeren zo lang wachten dat hun zorgzwaarte op de wachtlijst verzwaart, maakt het economisch, maar ook menselijk zeer problematisch dat er zo’n grote wachtlijst is. En ik vrees dat u bij het begin van de legislatuur, minister, en collega ‘met invloed en macht’, toch zelf de pen vasthield. Wat dat betreft, blijven het bijkomende middelen, maar wij hopen op meer, veel meer. Dat zal, zeker ook door deze crisis, nodig zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik ben natuurlijk ook tevreden met de bijkomende middelen, waarvan er al een deel recurrent is. De minister hoopt dat ook het andere deel recurrent kan worden. Ik hoop dat dat inderdaad in de volgende periode nog kan worden versterkt.
We hebben eind vorige legislatuur, vorig jaar pas, nog een resolutie goedgekeurd met betrekking tot de jeugdhulp, voornamelijk over het residentiële luik. Daarin werd onder andere gefocust op die kleinere leefgroepen. Ik ben dus heel tevreden dat daar nu werk van gemaakt wordt.
Een ander element dat daarin aan bod kwam, was een verdere diversificatie van mogelijke verblijfsvormen voor kinderen en jongeren. Op welke manier wordt daar in de toekomst verder op ingezet?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik houd het heel kort. Collega Groothedde, ik denk dat de kans inderdaad groot is dat er heel wat kinderen onder de radar zijn gebleven. Maar we hebben toch wel gezien dat er in de periode tussen half maart en eind mei 278 minderjarigen op vraag van het crisismeldpunt opgenomen zijn in een voorziening voor jeugdhulp wegens een verontrustende thuissituatie. Dat geeft aan dat men op het terrein zelf toch wel zeer alert is geweest om die signalen vroeg op te pikken en de minderjarigen indien nodig door te sturen en op te vangen. Zeg ik daarmee dat alles afgedekt is en dat met die 278 alles afgehandeld is? Neen, dat heb ik niet gezegd. Maar ik zeg wel dat men niet blind is gebleven voor de signalen die er waren en ook geageerd heeft als dat moest gebeuren.
Die gezinnen worden integraal mee opgenomen in de centra voor integrale gezinszorg (CIG) voor begeleiding en behandeling. In mijn antwoord verwees ik al naar het concept van de gezinshuizen, waarop we ook in de toekomst willen inzetten.
Collega Parys, ik heb vooral onthouden: een slecht karakter.
De heer Parys heeft het woord.
Als dat het enige is wat u onthouden hebt, wijst dat op uw slecht karakter, voorzitter.
Ik heb geen bijkomende vragen of afsluitende suggesties.
De vraag om uitleg is afgehandeld.