Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mijn vraag betreft de problematiek van de rondtrekkende woonwagenbewoners. Daarover is er een onderzoek geweest van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA), besteld door de vorige minister van Wonen, Liesbeth Homans. Het onderzoek bestudeerde de woon- en leefsituatie van deze kwetsbare groep. Ik heb gemerkt dat op de ministerraad van 12 juni de resultaten van dat onderzoek zijn besproken. Vandaar mijn vraag.
De resultaten tonen dat er voor die groep een heel specifieke aanpak nodig is omdat hij zo kwetsbaar is. De studie bevestigt wat de professionelen op het werkveld ook al een aantal jaar opmerken. Die mensen moeten vaak in onzekerheid leven, zonder elektriciteit of water. Hun kinderen hebben geen toegang tot school. Dat is toch wel een situatie die vrij nijpend is.
Er zijn dus maatregelen nodig. Uit het onderzoek blijkt ook dat de beste tijdelijke oplossingen meer doortrekkersterreinen zijn. Daar knelt precies het schoentje: er zijn te weinig doortrekkersterreinen in Vlaanderen.
Mijn vragen zijn de volgende. Hoe wilt u dat tekort aanpakken? Hoe wilt u de steden en gemeenten stimuleren dergelijke terreinen aan te leggen? Want het zijn de lokale besturen die het initiatief moeten nemen, de OCMW’s, de sociale huisvestingsmaatschappijen enzovoort. Hoe wilt u het tekort aan referentieadressen aanpakken? Voor die referentieadressen zijn er twee vzw’s, maar die hebben te weinig capaciteit. Tot slot: de woonwagenbewoners zijn in deze bestuursperiode een transfersale bevoegdheid tussen u en de ministers Somers en Crevits. Is er naar aanleiding van dat onderzoek al overleg geweest en, als dat het geval is, hebt u daarover samen al een traject afgesproken?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, ik kan u maar een beperkt antwoord geven, want mijn bevoegdheid is hierin veeleer beperkt. Mevrouw Homans, waarnaar u verwijst, heeft die studie bij het HIVA inderdaad aangevraagd, maar dat was dan wel vanuit haar bevoegdheid Integratie en niet vanuit haar toenmalige bevoegdheid Wonen. De bevoegdheid Integratie zit nu niet bij mij. Het enige waarover ik bevoegd ben, is het beoordelen en het subsidiëren van de infrastructuur. Mijn antwoord beperkt zich dus tot dat aspect.
Het decreet van 28 maart 2014 voorziet in een betoelaging van 100 procent voor de investeringskosten voor het aanleggen en het verwerven van residentiële en doortrekkersterreinen. De subsidiebudgetten kunnen door alle lokale besturen en de provincies die een woonwagenterrein wensen in te richten worden aangesproken.
Het blijft echter het initiatief en de bereidheid van de lokale overheid om een project al dan niet op te starten. Zij beslissen ook over de verlening van de omgevingsvergunning enzovoort.
Zodra een nieuw initiatief wordt aangemeld, ondersteunen de betrokken administraties de initiatiefnemers. Vanuit mijn bevoegdheid zal er, vooraleer een subsidie verleend wordt, nagegaan worden of het aan te leggen terrein in een gezonde omgeving ligt, gemakkelijk aansluitbaar is op bestaande infrastructuur en gelokaliseerd is in de omgeving waar noodzakelijke primaire voorzieningen van dienstverlenende, commerciële en socio-culturele aard aanwezig zijn.
Voor uw vragen over de strategie voor het oplossen van het tekort aan referentieadressen, de investering in brugfiguren en het waarborgen van het recht op onderwijs, moet ik doorverwijzen naar de bevoegde collega-ministers, aangezien mijn bevoegdheid hier eerder beperkt is.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, bedankt. Ik maak mij toch wel zorgen. Wij hebben er vanuit de oppositie altijd voor gewaarschuwd. Het is een heel kwetsbare groep. Het gaat niet om veel mensen, maar ze vragen wel een specifiek beleid, zeker de kinderen die geen onderwijs kunnen volgen. Er is dan wel voor gekozen om een transversaal beleid te maken tussen drie ministers. Ik had er dan altijd schrik voor dat het niet meer zou worden opgepakt en dat iedereen een beetje naar elkaar zou verwijzen. Ik zeg niet, of nog niet, dat u dat doet. Ik zal eerst die andere ministers bevragen.
U zegt dat de hoofdmoot bij minister Somers en minister Crevits ligt. Het transversale beleid is een nieuw soort beleid dat werd opgezet voor de doortrekkende woonwagenbewoners. Is er onder jullie drie een eindverantwoordelijke gekozen? Als je voor die enkele tientallen mensen voor elk stukje naar een andere minister moet gaan, dan is dat beleid hopeloos versnipperd. Ik hoop van harte dat u mij nu kunt antwoorden dat er echt wel een minister eindverantwoordelijke is voor het woonwagenbeleid.
Ik heb nog een vraag, waarop u misschien het antwoord niet weet, maar ik ga het u toch vragen. Hoewel, u bent ook minister van Financiën. Er is in de uitgavenbegroting elk jaar – 2018, 2019, 2020 – bijna 4 miljoen euro opzijgezet voor de doortrekkende woonwagenbewoners. Het initiatiefrecht ligt bij de lokale besturen, de OCMW’s en het steunpunt Mens en Samenleving (SAM). Is dat budget opgeraakt? Is er nog iets van over en is er wat dat betreft nog initiatief vanuit de regering nodig?
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, ik kom uit Kortrijk. Samen met Gent is Kortrijk een van de weinige steden die een doortrekkersterrein hebben. Er werden er de laatste tien jaar heel weinig gerealiseerd. Minister-president Bourgeois … (onverstaanbaar) … als ik mij niet vergis. Minister Homans heeft de financiering op 100 procent gebracht. Het wordt volledig terugbetaald aan de lokale besturen. Minister, hebt u er een idee van hoe het komt dat er zo weinig worden bijgebouwd? Is dat onderzocht? Is daar een specifieke verklaring voor? Wat denkt u daarover? Is het uw ambitie om daar mee aan de kar te duwen? U moet niet aan de kar duwen als een andere minister trekker is. Ik denk dat u straks de vraag van mevrouw Moerenhout, wie van jullie drie de lead heeft, zult beantwoorden. Bent u bereid om daar desnoods een onderzoek naar te laten doen, een bevraging? Hoe komt het dat er zo weinig worden bijgebouwd? Wat gaat u daaraan doen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik begrijp ten volle dat de minister antwoorden geeft vanuit zijn bevoegdheid. Het blijft een moeilijk probleem. Het gaat om een heel kleine groep mensen, maar er zijn ongelooflijk grote gaten tussen de woonwagenbewoners en de overheid. Er is een heel groot wederzijds wantrouwen. Die mensen vallen letterlijk uit de boot. We missen daar onderwijs, we missen daar aansluiting met eender wat. Er zijn heel wat maatregelen genomen ten aanzien van de lokale besturen om, zoals collega Veys ook zegt, daar wel op in te zetten. Maar we zien absoluut niet dat het aantal plaatsen groeit. Het blijft in het beste geval status-quo.
Je kunt je toch wel afvragen wat we moeten doen om te zorgen voor een vaste standplaats voor die mensen. Dat is eigenlijk het begin om kansen te creëren. Ik begrijp heel goed dat er een transversaal beleid is tussen de drie ministers. Maar het is voor ons toch wel een beetje zoeken om het geheel als eenheid te zien. Vanuit Wonen is het iets anders dan vanuit de lokale besturen. Ik ondersteun de vraag dat het, ook al gaat het om een kleine groep mensen, absoluut belangrijk is dat we ook daar het nodige doen, zodat er in de toekomst minder afstand is tussen alles wat er nu is en wat daar nog aan potentieel ligt. Ik onderschrijf de vraag van mijn collega.
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de bijkomende vragen.
Mevrouw Moerenhout, u begrijpt toch dat ik mij moet houden aan mijn bevoegdheid. In dezen is collega Somers vanuit Inburgering de coördinerende minister. Dat was ook zo in de vorige legislatuur, toen dat onder minister Homans viel. Zij combineerde Wonen en Inburgering, maar dat is in mijn geval niet zo.
Uw tweede vraag gaat over financiering. Ik weet het niet uit het hoofd, dus laat mij daar een slag om de arm houden. Maar ik ben er eigenlijk vrij zeker van dat er daarop in heel wat jaren een onderbenutting zit, dus dat we dikwijls niet uitgeven wat we ter beschikking hebben. Maar het is ook al voorgevallen dat we dat wél volledig uitgeven. Het punt is dat dit een heel projectgevoelig budget is. Er wordt daarvoor 4 miljoen euro voorzien, opnieuw. Maar als er geen projecten zijn vanuit de lokale besturen, dan kunnen we die natuurlijk ook niet uitgeven. Want – dat heeft ongeveer iedereen benadrukt – het moet vanuit de lokale besturen komen. Alleen dan kunnen wij die subsidies uitkeren. We kunnen ook niet anders dan 100 procent subsidies te geven.
Ik kan u ondertussen trouwens wél wat cijfers geven. In 2017 en 2018 ging het om respectievelijk 5,6 miljoen euro en 4,2 miljoen euro. In 2019 is dat teruggevallen naar 713.000 euro. Dit jaar is er nog een kleine 2 miljoen euro beschikbaar. Dat is wat ik u daarover kan zeggen. Dat is het voordeel van de technologie.
Mijnheer Veys, weinig gerealiseerd? Wat de bedragen betreft die wij subsidiëren, denk ik dat wij ermee doen wat we moeten en kunnen doen. Maar het hangt natuurlijk af van de lokale besturen.
U vraagt wat volgens mij daarvan de reden is. Ik geef u mijn persoonlijke ervaring. De voorzitter van deze commissie kan het ook bevestigen: we hebben daar in Zottegem wel wat ervaring mee. We moeten er niet flauw over doen: het is een maatschappelijk heel gevoelig thema. Als je een dergelijk project wilt doen, moet je ervoor zorgen dat je van in het begin een heel nauw en intensief overlegtraject voert met de mensen uit de buurt, om dat te doen slagen, om dat nog maar een kans op slagen te geven. Want daar zit wel degelijk heel wat maatschappelijke druk op. Heel wat van jullie zijn lokaal actief of hebben partijgenoten die daarin actief zijn. Het staat jullie natuurlijk allemaal vrij om daarin initiatieven te nemen. Mijn bevoegdheid beperkt zich tot het uitkeren van die subsidie, aan 100 procent. Dus als dat zeer goed in elkaar zit, dan is dat zo. Maar ik kan daar zelf niet het initiatief toe nemen.
Ik weet wel dat, als je dit wilt doen slagen, je een maatschappelijk traject moet opzetten met de buurt, wat heel intensief is en waaraan je de nodige aandacht moet besteden. Dat is zeker één onderdeel dat ik u kan meegeven. Ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik denk dat deze vraag een aanzet is geweest voor werk dat nog op de plank ligt. Ik zal mijn vragen dan ook richten aan collega Somers, als coördinerend minister.
Minister, u hebt het over een traject met de buurt. In Vlaams-Brabant hebben we ook wel wat ervaring met doortrekkersterreinen. Het is dan misschien niet zo slecht dat minister Somers ook bevoegd is voor de lokale besturen, zo kan hij daar een brug slaan tussen de verschillende bevoegdheden.
Uit uw cijfers over de uitgavenbegroting blijkt dat er de laatste jaren nog marge is. Ook daaruit blijkt dat er nog werk op de plank ligt om die begroting, dat budget optimaal te kunnen voorzien voor deze kwetsbare groep.
Ik ben nog altijd vrij bezorgd, maar ik dank u voor uw antwoorden. Wat mevrouw Jans zegt, is zeer adequaat. Jullie, de drie bevoegde ministers – u hebt toch ook een verantwoordelijkheid – moeten ervoor zorgen dat deze mensen, hoe beperkt ook in groep, niet tussen de mazen van het net vallen. Ze mogen niet het slachtoffer worden van het feit dat er nu een transversaal beleid is en dat drie ministers verantwoordelijk zijn.
Ik ga hiermee verder en zal eerst naar minister Somers gaan. Maar als het antwoord daar niet voldoet, kom ik terug naar u, minister Diependaele.
De vraag om uitleg is afgehandeld.