Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het woord
Minister, sinds het begin van de coronacrisis werden er talrijke economische steunmaatregelen geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat ondernemingen zoveel mogelijk het hoofd boven water kunnen houden. Ook op federaal niveau werden er initiatieven gelanceerd op het vlak van uitstel en een bankendeal voor twaalf maanden. Er werden onlangs nieuwe onderhandelingen gevoerd met de banken. Een van de elementen daarin is dat kmo’s garanties kunnen krijgen voor leningen met een langere looptijd. Men spreekt zelfs over een termijn tot drie jaar. Aanvankelijk konden alleen leningen met een looptijd van maximaal één jaar op garanties rekenen. Omdat de lockdown veel langer heeft geduurd dan iemand kon voorspellen, kan ik heel goed begrijpen dat die twaalf maanden geen oplossing zijn voor sommige ondernemingen.
Anderzijds hebt u zelf, minister, altijd gezegd dat het belangrijk is dat de instrumenten die Vlaanderen aanbiedt aan de ondernemingen, aanvullend zijn op de federale waarborgen. U hebt ook altijd gezegd: alles onder de twaalf maanden is federaal, alles boven de twaalf maanden Vlaams. Dat hebt u duidelijk gesteld. Er lopen nu echter onderhandelingen, of ze zijn misschien al afgerond, over de bankendeal op federaal niveau.
Ik heb hierover de volgende vragen. Hoe staat u tegenover deze federale maatregel voor kmo’s? Is hierover overleg geweest met u?
Welke maatregelen zult u nog nemen om te zorgen dat er geen concurrentie bestaat tussen de maatregelen op de verschillende niveaus?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Gryffroy. De federale maatregel voor de waarborging van bankkredieten kan de kmo’s helpen die liquiditeitsnood hebben, zowel op korte als middellange termijn, en hun de mogelijkheid geven om de crisis te overbruggen. Voor sommige kmo’s zal de nood aan extra cash immers langer dan 12 maanden duren en zullen er dus kredieten nodig zijn met een langere looptijd dan 12 maanden. Daarom is de verlenging van de waarborgregeling tot maximaal 36 maanden eigenlijk een positieve maatregel. Hij werd ook enthousiast verwelkomd door de ondernemersorganisaties.
Daarnaast kunnen kmo’s en grote ondernemingen voor langeretermijnfinanciering of voor leasing gebruikmaken van de Vlaamse waarborgregeling om zich verder te financieren. Ook kunnen ze complementair gebruikmaken van de Vlaamse crisiswaarborg voor onder andere de verlenging van bestaande kredieten of de financiering van wedersamenstelling van bedrijfskapitaal voor facturen tot maximaal twaalf maanden.
Een onderneming moet, zoals u weet, niet alleen over cash kunnen beschikken maar moet ook over een financiële structuur beschikken die haar kredietwaardig maakt. Vele oplossingen zullen een gemengd karakter hebben en verschillende financiële instrumenten nodig hebben. We verwachten van de banken dat zij voor elke klant een aangepast voorstel uitwerken en daarvoor samenwerken met de federale overheid en met de gewestelijke overheden, die daarvoor complementair hun instrumenten inzetten.
Er werden hierover inderdaad interministeriële conferenties (IMC’s) gehouden, collega Gryffroy, met de verschillende regionale en federale ministers van Economie en Financiën. Ook Vlaams minister Matthias Diependaele was daar dus aanwezig. We hebben daar ideeën over de plannen voor maatregelen toegelicht. Ik heb altijd de bekommernis overgebracht dat er een optimale complementariteit bewerkstelligd moest worden, in de eerste plaats in het belang van de ondernemers. De manier waarop die ondersteuning georganiseerd is, mag voor hen geen doolhof worden.
Om die complementariteit tussen de federale en Vlaamse waarborgen te garanderen en de concurrentie uit te sluiten, werden een aantal maatregelen getroffen. Zo werd onder de voorwaarden voor gebruik van de specifieke coronacrisiswaarborg als bijkomende voorwaarde opgenomen dat de Vlaamse waarborg niet cumuleerbaar is met de federale maatregel. Daarnaast werd met de banken naar aanleiding van de federale maatregel een specifiek charter opgemaakt tussen de individuele banken en PMV/z-Waarborgen (ParticipatieMaatschappij Vlaanderen). Daarin wordt verklaard dat voor de nieuwe toegestane financieringsovereenkomsten en andere verrichtingen die voldoen aan de voorwaarden voor de federale maatregelen, geen gebruik gemaakt zal worden van de toegekende waarborgcontingenten onder de oproepen 26, 30 en 31 noch van de toekomstige oproepen van de Vlaamse waarborgregeling. Dit charter kan aangepast worden aan de evolutie van de maatregelen die getroffen worden en de voorwaarden die daarbij zullen gelden. We hebben dus met de banken daarover zeer heldere en goede afspraken gemaakt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik zal proberen het in mensentaal uit te leggen. Ik heb begrepen dat het probleem is dat er nu een onderscheid gemaakt wordt tussen cash – hoofdzakelijk op federaal niveau – en alles wat te maken heeft met financiering – regionaal niveau. Voor een gemiddelde ondernemer zal het al moeilijk zijn om dat uit elkaar te halen. Hij zal dan, zoals u zegt, gaan onderhandelen met de bank. De bank zal hem een pakket van maatregelen voorstellen binnen de kredietlijn. Dat kan deels gaan om cash, bijvoorbeeld in de vorm van een kaskrediet. Maar de ondernemer kan zich ook richten tot de overheid voor een waarborg. Dan is hij volgens mij afhankelijk van de bank om er zeker van te zijn dat de juiste tool gebruikt wordt, namelijk federale maatregelen voor de cashproblematiek en regionale voor de investeringsproblematiek. Het gaat dus om twee zaken die ook afgedekt kunnen worden door PMV/z.
Maar vreest u niet dat dat voor een ondernemer toch moeilijk wordt om daar het onderscheid te maken bij welke bank hij dan zal gaan en dat hij dan te afhankelijk zal zijn van die bank? U zegt zelf dat het niet cumuleerbaar mag zijn, maar je hebt geen vat op wat er achter een bankloket gebeurt door de bank zelf. Ik vrees dat de ondernemer op een bepaald moment het bos door de bomen niet meer zal zien en dat we daardoor misschien een aantal kansen zullen missen. Of zie ik dat verkeerd?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gryffroy, het was heel mooi om u bezig te horen, want u maakt nu net dezelfde opmerkingen als de opmerkingen die ik gemaakt heb. We zaten eigenlijk in een situatie waar ook door de ondernemersorganisaties heel fel aangedrongen is om die federale maatregelen uit te breiden naar 36 maanden. Men zei dat 12 maanden niet genoeg was. Ik heb vaak gezegd om te kijken naar de Vlaamse waarborgen, maar dan maakt u het onderscheid tussen liquiditeit en de cashnoden die er zijn – zoals u zelf zegt – en de bedrijfsstructurering. Zodra onderhandeld is om dat ook federaal naar 36 maanden te laten gaan, was er unanieme blijdschap. Niemand ziet daar concurrentie in, dat was ook merkbaar bij de IMC, iedereen ziet daar een complementariteit in en een noodzaak.
Ik kan u niet helemaal ongelijk geven dat er een risico is, maar doordat het via de bank loopt, maakt het het eigenlijk wel eenvoudig voor de ondernemer. PMV maakt immers ook afspraken met de banken, de ondernemer hoeft zich au fond geen zorgen te maken. Onze waarborgen zijn ook een automatisch systeem, en dat loopt alleen via de banken. De ondernemer moet dus niet naar PMV, bij ons gaat dat ook automatisch. Dat iedereen zo positief gereageerd heeft, heeft er ook voor gezorgd dat ik in staat moet zijn om mijn initiële zorgen – die dezelfde zijn als de uwe – aan de kant te zetten en te zeggen dat het maar moet lopen. Iedereen is nu gelukkig over de manier waarop het opgelost is. Als iedereen gelukkig is, kan ik moeilijk de enige zijn die ongelukkig is. De mensen zijn er ook van overtuigd dat de uitwerking goed georganiseerd is. Maar ‘the proof of the pudding’, collega Gryffroy, ‘is in the eating’. Het is ook altijd goed om de vinger aan de pols te blijven houden.
Collega Gryffroy, u bent gelukkig?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ja, want ik eet graag pudding, vanillepudding.
Ik ga bij die bezorgdheid blijven, en ik denk inderdaad dat we de vinger aan de pols moeten houden. De ondernemers zijn vertegenwoordigd geweest door de werkgeversorganisaties en we gaan de vinger aan de pols moeten houden of dat in de praktijk dan ook zo ervaren wordt bij de ondernemers. Mocht dat niet zo zijn, moeten we duidelijkere afspraken maken met ofwel de bank ofwel het loket achter de banken, dat dan contact opneemt met het federale niveau en met het gewest.
De vraag om uitleg is afgehandeld.