Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister-president, in vergelijking met het vorige is dit thema natuurlijk van een totaal andere orde. Het is niet onbelangrijk maar ik denk toch dat in het licht der eeuwigheid die andere vraag op termijn meer impact zal hebben dan dit type van vraag. Toch stellen we ook in de coronacrisis vast dat het belang van duidelijke overheidscommunicatie meer dan ooit centraal staat. Zowel lokale besturen als andere overheidsinstanties communiceren actief of worden geconsulteerd om aan objectieve informatie te komen. Zeker in tijden van fake news is die objectieve communicatie echt iets waar mensen naar hunkeren. Dat gebeurt via de website van die overheidsdienst of via socialemediakanalen.
Nu het bereik van die kanalen en communicatiemiddelen groter is, wordt het aanlokkelijker om er af en toe enige persoonlijke of partijpolitieke touch aan te geven. Soms worden daar wat grijze zones naar voren geschoven.
Ik wil het niet op de spits drijven maar de voorbije maanden zagen we toch af en toe voorbeelden passeren waarbij ik toch wel even de wenkbrauwen fronste, of waarbij ik meldingen kreeg van mensen die me vroegen of dit nog wel oké is. Ik denk dat daar niemand mee gediend is. Ik denk dat die overheidsdiensten er geen belang bij hebben dat de communicatie niet meer als neutraal beschouwd wordt, maar ook mensen die zich daarop moeten baseren, moeten een blind vertrouwen in die overheidscommunicatie kunnen hebben.
We zijn het er allemaal over eens dat overheidscommunicatie politiek neutraal moet zijn. Dat staat ook zo beschreven in het Bestuursdecreet. Maar waar ligt de grens? Waar eindigt die neutraliteit?
Dat er op officiële communicatie geen partijlogo's getoond worden, lijkt evident, maar een verwijzing kan ook subtieler. Zo heeft elk van onze partijen een eigen look-and-feel, een eigen huisstijl waarbij je geen logo meer nodig hebt om de associatie te maken met de partij.
Wanneer je als burgemeester of zelfs minister communiceert binnen die partijhuisstijl, of er sterk op gelijkend, is er ook geen vermelding van de partij nodig om de link te leggen tussen de minister en de partij. Dan vervaagt al heel snel de grens tussen overheidscommunicatie en politieke communicatie. Het probleem met vervagende grenzen is dat het moeilijk is de grens te trekken tussen wat aanvaardbaar is en wat een brug te ver is.
Tegelijkertijd boomde tijdens de coronacrisis ook de partijcommunicatie over overheidsbeslissingen. Zo werd er na elke beslissing van de Nationale Veiligheidsraad door elke partij een partijpolitieke communicatie opgezet. Dat is ook niet verboden. Die communicatie focuste vaak op het leuke nieuws of de aangename beslissingen die werden genomen, terwijl het minder aangename nieuws dan moest opgezocht worden in de frequently asked questions (FAQ's) op https://www.info-coronavirus.be/nl/.
Er hoefde ook niet noodzakelijk een link te zijn tussen de beslissing en de politicus in kwestie.
Is er volgens u een voldoende duidelijke grens te trekken tussen overheidscommunicatie en niet-overheidscommunicatie? Zo niet, is die striktere grens noodzakelijk?
Is het onderscheid voor de burger voldoende duidelijk? Zo niet, hoe wilt u dit bijsturen?
Zijn de regels voldoende aangepast aan de hedendaagse vormen van communicatie online en via sociale media? In welke mate kan bijvoorbeeld een facebookpagina met de naam 'burgemeester X' aanzien worden als overheidscommunicatie? Kunnen er op een dergelijke pagina partijpolitieke visuals gedeeld worden?
Kan een pagina van een overheidsinstelling een bericht delen van een politicus, ook al is dit dan zonder partijlogo, maar wel in partijhuisstijl?
In hoeverre is het wenselijk dat uitvoerende politici of hun partijen uitpakken met de beleidsbeslissingen in partijsjablonen?
Hoe kunnen we vermijden dat die partijcommunicatie de officiële communicatie overvleugelt? Hoe kunnen we vermijden dat officiële communicatie als minder betrouwbaar wordt ervaren omdat er een vermenging is met partijpolitieke communicatie?
Tot op welke hoogte kan de titel van bijvoorbeeld burgemeester of minister prominent meegenomen worden in de partijcommunicatie?
Minister-president, ik weet dat er heel wat diensten en mensen zijn die af en toe met deze vragen worstelen. Zij zullen met heel veel interesse uw antwoorden lezen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Zoals u zelf ook aangeeft, zijn de regels, normen en principes voor de Vlaamse overheidscommunicatie vervat in het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
Artikel I.4,13° van het decreet definieert overheidscommunicatie als “elke boodschap, bestemd voor het publiek of delen ervan, die uitgaat van overheidsinstanties, ongeacht wat de doelstellingen ervan zijn en welke kanalen ervoor worden gebruikt en ongeacht of de overheidsinstanties daarvoor samenwerken met derden.”
Het begrip Vlaamse overheid is in dit decreet ruim gedefinieerd. Het gaat zowel over het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering als over de Vlaamse administratie. Een aantal regels zijn ook van toepassing op de Vlaamse lokale besturen. In het decreet en op de website van de Vlaamse overheid is dat meer in detail gedocumenteerd en toegelicht.
Het heeft daarbij ook geen belang of de overheidsinstantie betaalt voor de communicatie of niet. Als een mandataris communiceert in zijn of haar functie van mandataris, dan is dat ook overheidscommunicatie. Meestal is de grens duidelijk te trekken en maakt het gebruik van de huisstijl duidelijk of het om overheidscommunicatie gaat of niet.
Alle overheidsinstanties hebben een eigen huisstijl die hun communicatie herkenbaar maakt. Voor de Vlaamse overheid is dat geregeld in artikel II.12 van het Bestuursdecreet waarin staat dat de communicatie van de Vlaamse overheid altijd als zodanig herkenbaar moet zijn. De Vlaamse overheid profileert zich met haar huisstijl als een geheel, zowel in gedrukte, audiovisuele als digitale media, zowel in eigen media als in advertenties. Die Vlaamse huisstijl is goed ingeburgerd.
Bij mondelinge communicatie is de grens soms minder duidelijk. In het geval van een persconferentie blijkt uit de setting en uit de gebruikte symbolen duidelijk vanuit welke organisatie de communicatie uitgaat. Dat kan een overheidsinstantie zijn of een politieke partij. Als de communicatie uitgaat van een overheidsinstantie spreekt een mandataris duidelijk vanuit die functie en zijn de regels van het Bestuursdecreet van toepassing. Dat is ook het geval wanneer een mandataris geïnterviewd wordt over een specifieke beleidsbeslissing die hij of zij vanuit die functie genomen heeft.
Wanneer een mandataris geïnterviewd wordt vanuit een bredere context kan er een vermenging optreden van de beide rollen: de rol als mandataris en de rol als politicus.
In de memorie van toelichting bij art II.13 van het Bestuursdecreet staat hierover het volgende: ”Wat regeringsleden betreft, zijn de normen van toepassing op elke situatie en in elk mediatiek format waarin zij communiceren. Dat geldt ook voor medewerkers of woordvoerders die in naam van het regeringslid communiceren. Beleidscommunicatie wordt in de praktijk vaak verspreid via redactionele media, waar de regering rechtstreeks geen vat op heeft. Daarom is het belangrijk dat bij het aanreiken van informatie aan deze externe media de inhoud van het beleid centraal staat, en niet de bewindspersoon of zijn partij.”
Het is mijns inziens niet mogelijk elke denkbare situatie te vatten in regeltjes. Het komt toe aan de mandatarissen om zich bewust te zijn van hun verschillende rollen en hun communicatie in functie daarvan goed te verzorgen. Er bestaan daarvoor trouwens ook controlemechanismen. Ik kom daar straks op terug.
De regels uit het Bestuursdecreet kunnen ook online en op sociale media worden toegepast. Een Facebookpagina kan een officiële pagina zijn van een gemeente, in de huisstijl van de gemeente, waarop de regels voor partijpolitieke of politieke neutraliteit van toepassing zijn. Een burgemeester mag ook een persoonlijke Facebookpagina hebben, maar als die Facebookpagina de titel draagt ‘burgemeester X’, dan kan men zich terecht afvragen of dat geen overheidscommunicatie is, die zou moeten voldoen aan de regels voor partijpolitieke neutraliteit.
Voor een persoonlijke pagina is het daarom beter in de titel enkel de naam van die persoon te gebruiken. In de beschrijving en in de berichten op die pagina mag die persoon wel vermelden dat hij of zij bijvoorbeeld burgemeester is.
Als burgemeester moet die persoon er wel voor zorgen dat de inwoners van zijn of haar gemeente voldoende en tijdig informatie krijgen via de officiële kanalen van de gemeente, ook over het beleid van de gemeente. Daarnaast mag hij of zij wel in eigen naam communiceren via zijn of haar persoonlijke pagina.
Neem een extreem geval: een burgemeester die alleen via zijn persoonlijke pagina zou communiceren en niets via de officiële gemeentelijke pagina, dat kan de bedoeling niet zijn. Ik maak zelf ook vaak mee dat je als minister-president een interview geeft en dat er in zo'n interview ook partijpolitieke vragen worden gesteld. Een deel van het interview beantwoord je als minister-president over je beleid, en dan ineens word je genoemd als N-VA’er die een rol speelt in het federale regeringsvormingstraject – ik geef een willekeurig voorbeeld. Dat is in hetzelfde interview, maar dan is het voor de lezer wel duidelijk wanneer je als minister-president antwoordt en wanneer je in de andere rol kruipt.
Uw vragen vier, vijf en zes zal ik samen beantwoorden. Op uw vraag of een overheidsinstelling een bericht van een politicus kan delen, is het antwoord ondubbelzinnig: neen. De overheidsinstelling moet er samen met de mandatarissen voor zorgen dat er op haar eigen websites en sociale media voldoende informatie staat over het beleid, de regelgeving en de dienstverlening, in de huisstijl van de overheidsinstelling. Dat staat volkomen los van eventuele partijpolitieke communicatie.
Het is in een democratisch bestel normaal en zelfs wenselijk dat politici en politieke partijen zich via hun eigen kanalen richten tot de bevolking, tot hun kiezers. Ook uitvoerende politici hebben het recht om te communiceren vanuit hun partijstandpunt. Tegelijkertijd moeten ze er vanuit hun functie als bestuurder voor zorgen dat hun overheidsinstellingen voldoende communiceren over het beleid, de regelgeving en dienstverlening, telkens als dat nuttig, belangrijk of noodzakelijk is. Dat staat uitdrukkelijk in artikel II.2 van het Bestuursdecreet. En artikel II.13 bepaalt expliciet dat die overheidscommunicatie politiek neutraal moet zijn.
Het gebruik van partijsjablonen kan dus enkel in communicatie die uitgaat van mandatarissen als privépersoon of als lid van een politieke partij, niet bij communicatie vanuit de overheidsinstantie waar zij mandataris zijn.
We moeten de regels van het Bestuursdecreet dus goed uitvoeren, en indien nodig over de wijze van uitvoering in debat gaan in het Vlaams Parlement, de provincie- of de gemeenteraad.
Vooral artikel II.2 van het Bestuursdecreet is naar mijn aanvoelen belangrijk. De uitvoerende politici moeten er voldoende aandacht voor hebben, zodat de overheidsinstellingen dit artikel kunnen waarmaken.
Ik citeer de principes uit dat artikel: Een: “De overheidsinstanties informeren actief, op eigen initiatief, over hun beleid, regelgeving en dienstverlening, telkens als dat nuttig, belangrijk of noodzakelijk is.” Twee: ze “zien erop toe dat de informatie zoveel mogelijk personen, verenigingen of organisaties van de doelgroep bereikt. Ze kiezen aangepaste communicatiestrategieën voor thema's die moeilijk te bereiken doelgroepen aanbelangen.” Drie: ze dragen er zorg voor dat de informatie correct, betrouwbaar en accuraat is, dat zij relevant is en gericht verspreid wordt, en ten slotte dat zij ook tijdig en systematisch wordt verspreid.
Voor de Vlaamse overheid is ook artikel II.12 belangrijk: “De communicatie van de Vlaamse overheid is duidelijk en als zodanig herkenbaar.” Zoals ik eerder al heb aangehaald, is de huisstijl daarin een belangrijk element. Het komt volgens mij toe aan het Vlaams Parlement, respectievelijk aan de provincie- en de gemeenteraden om daarop toe te zien. Voor de Vlaamse overheid is daartoe in de schoot van het Vlaams Parlement bij decreet van 19 juli 2002 een commissie opgericht, de Controlecommissie voor Regeringsmededelingen. Deze commissie kan de Vlaamse Regering op haar verzoek adviseren, maar zij kan ook ambtshalve optreden, of na een klacht van een Vlaamse volksvertegenwoordiger.
Wat betreft uw vraag of de titel van burgemeester of minister meegenomen kan worden in partijcommunicatie, kan ik stellen dat dat niet verboden is, maar men mag niet laten uitschijnen dat die partijcommunicatie geldt als overheidscommunicatie. Als een communicatie in de huisstijl van de politieke partij is opgesteld, dan vind ik het niet zo erg dat onder een eventueel interview met mij ook mijn handtekening staat. Als het natuurlijk andersom is en een partijorgaan een communicatie opstelt in de huisstijl van de Vlaamse Regering, dan is het iets anders. Dat is duidelijk.
Maar goed, als er twijfels zijn, dan is er een commissie binnen uw eigen parlement om daarin te trancheren. Tot daar mijn antwoord.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel voor het uitvoerige antwoord. Het is een antwoord dat zeer duidelijk is over een materie die niet duidelijk is en waarin er af en toe sowieso wel eens grijze zones zijn. Het lijkt me inderdaad onmogelijk om die grijze zones helemaal uit te klaren, dat erken ik ook. Het is absoluut ook niet mijn bedoeling om hier spijkers op laag water te gaan zoeken, want ik denk dat dat nefast zou zijn voor het vertrouwen dat we hier onderling en in de Vlaamse overheid moeten hebben. Iedereen doet in 99 procent van de gevallen zijn best om die afweging juist te maken.
U zegt zelf dat er een plaats is waar we met klachten terecht kunnen, namelijk de Controlecommissie. Mijn enige onduidelijkheid daarbij is – en misschien zou ik het moeten weten op basis van het reglement – of dat ook van toepassing is op klachten over communicatie vanwege overheidsdiensten. Die commissie heet officieel de Controlecommissie voor Regeringsmededelingen; communicatie vanwege overheidsdiensten lijkt mij persoonlijk geen materie voor die commissie. Mijn vraag is dan waar je als burger naartoe moet, als je daarover klachten hebt.
Mijn tweede vraag is meer algemeen. We hebben de voorbije tijd gezien dat complottheorieën over en het wantrouwen in communicatie hoogtij vieren, en dat is een zorgwekkende vaststelling. Daarnaast stellen we ook vast dat de neutrale overheidscommunicatie, die op de nieuwe sociale media niet geadverteerd wordt, maar gewoon meegedeeld, ondergesneeuwd raakt door geadverteerde en gesponsorde boodschappen, hetzij vanuit politieke partijen hetzij vanuit andere organisaties. Hoe kijkt u daarnaar? Moeten wij in de toekomst experimenteren – en het zal vreemd lijken dat ik het voorstel doe – met geadverteerde boodschappen vanuit overheidsdiensten om zo hun boodschappen te pushen? Of kunnen er initiatieven worden genomen om ervoor te zorgen dat de echte, neutrale en volledige informatie bij de juiste mensen, namelijk alle Vlamingen, terechtkomt?
Dat waren mijn twee bijkomende vragen.
De heer Muyters heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, bedankt voor uw vraag, want ik vind het eigenlijk wel een heel interessante en belangrijke vraag, maar ook het antwoord is heel uitvoerig. De minister-president zei dat niet alles in regeltjes te vatten is, maar aan de uitleg te zien zijn er toch wel heel wat regeltjes. Sta me toe een persoonlijke noot mee te geven: ik denk dat er altijd een soort van persoonlijke deontologie of voorzichtigheid meespeelt bij twijfel. Mijnheer Vaneeckhout, uw laatste vraag was of een partij de titel van minister-president of burgemeester kan meenemen, maar ik kan u hetzelfde vragen: als Groen een huis-aan-huisblad heeft – ik weet niet hoe jullie dat noemen –, mag er dan gezegd worden: “Jeremie Vaneeckhout, ons parlementslid in Vlaanderen”? Mag dat dan of niet? Je kunt daar namelijk dezelfde filosofie gaan toepassen.
Ik denk dat het onderscheid maken altijd een evenwicht zoeken is tussen enerzijds overheidscommunicatie en anderzijds partijcommunicatie. Maar ik denk dat het er zelfs bij partijcommunicatie nog altijd op neerkomt om juiste informatie te geven aan je kiezers. Je hebt misschien een andere invalshoek maar ook dan blijft goede informatie doorgeven nog altijd een basisvoorwaarde.
Maar ik wil vooral afronden en zeggen dat ik de minister-president steun. Ik denk dat uiteindelijk het gezond verstand moet zegevieren. Het mooiste voorbeeld dat de minister-president gaf is dat men in een en hetzelfde interview soms vraagt om je beleid te verdedigen, maar daarna ook vraagt naar de visie van je partij. Wat doe je dan? Dan moet het heel duidelijk zijn dat je in het ene geval het beleid verdedigt dat je met de Vlaamse Regering volgt. Langs de andere kant moet je ook het partijstandpunt naar voren kunnen brengen indien daarnaar wordt gevraagd. Maar dat is dan niet als regeringsleider. Dan zie je hoe dun die draad kan zijn. Al moet ik eerlijk zeggen dat dat in Vlaanderen over het algemeen zeer goed verloopt. Minister-president, ik zou zeggen: doe in die richting verder.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Als het gaat over andere overheidsdiensten, mijnheer Vaneeckhout, kunt u altijd de bevoegde minister ondervragen. Dat is uw systeem als toezicht op de uitvoerende macht. Ik denk ook dat daarover klacht kan worden ingediend bij de ombudsman.
Wat experimenteren met adverteren betreft: de Vlaamse overheid adverteert reeds wanneer het gaat om moeilijk te bereiken doelgroepen of als het specifiek voor een bepaalde doelgroep is. Ik denk bijvoorbeeld aan een vaktijdschrift of een tijdschrift dat zich specifiek naar die mensen richt. Dan adverteren wij daar ook in. Als dat voor gedrukte teksten mag, mag dat voor mij ook via de sociale media. Ik denk dat we dat al doen. De vraag is altijd: wat is mijn doelgroep en wat is het meest geschikte kanaal om die te bereiken?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dat laatste antwoord is natuurlijk een zeer interessant antwoord, want we hebben een eigen publieke omroep die informatie verspreidt, en die dat op een goede manier doet, wat mij betreft. Maar heel veel mensen halen hun informatie niet meer uit die kanalen maar halen die uit sociale media. En we moeten met Vlaanderen misschien nog actiever nadenken over welke strategie we daar tegenover zetten. Maar ik begrijp dat u daar zeker voor openstaat.
Mijnheer Muyters, u hebt gelijk. Het geldt inderdaad ook voor mijzelf. Ik stel die vraag ook niet per se om ministers te beschuldigen, of om te kijken of zij het naleven. Ik wil vooral zelf geen fouten maken, en dat verwondert u waarschijnlijk niet. Ik ben zelf schepen geweest, en ik ben mij ervan bewust dat het inderdaad een permanente deontologische afweging is van wat wel en niet kan. Men moet dat eventueel ook wat inschatten.
In die zin ben ik blij dat ik de vraag heb gesteld, omdat ik geloof dat het goed is om dat thema af en toe aan te raken, en op die manier alle geesten scherp te houden bij iedereen. We zijn allemaal iedere dag die deontologische afweging aan het maken. In die zin bevredigt het antwoord van de minister-president mij. Ik dank u alvast voor de gedachtewisseling hierover, en voor het ruime antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.