Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, we hebben het al gehad over grensarbeid, ik heb het over een vorm van grensarbeid. Met de zesde staatshervorming werd het systeem van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) geregionaliseerd. Dit was voor Vlaanderen een uitgelezen kans om het systeem terecht grondig te hervormen zodat het beter activerend kan worden ingezet. Het PWA-statuut is een schijnstatuut. PWA’ers dachten een volwaardige job te hebben, maar bleven eigenlijk werkloos en moesten zo ook ingaan op werkaanbiedingen.
Het huidige systeem van het wijk-werken maakt duidelijk dat het om een tijdelijke tewerkstelling gaat met het oog om doelgroepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te activeren. Het traject is beperkt in de tijd, namelijk zes maanden, met de mogelijkheid voor een eenmalige verlenging van zes maanden.
In Wallonië bestaat het systeem van PWA nog. In de grensstreken met Wallonië merken we dus dat beide systemen naast elkaar komen te staan. Een Vlaamse wijk-werker kan dus maximaal twaalf maanden aan de slag, terwijl voor een Waalse PWA’er deze beperking in duur niet geldt. Tot slot is er een verschil in de vergoeding bovenop de werkloosheidsuitkering. Dit heeft een impact op de inzet van Vlaamse wijk-werkers en Waalse PWA’ers.
Op 5 februari 2018 werd een protocol gesloten tussen Vlaanderen en Wallonië dat de gewestoverschrijdende activiteiten van PWA/wijk-werken in de land- en tuinbouwsector regelt. Volgens dit protocol kunnen Vlaamse gebruikers het PWA-stelsel gebruiken zoals dat van toepassing is in het Waalse Gewest.
Minister, hoe evalueert u het samenwerkingsprotocol? Vormen deze twee verschillende systemen een drempel voor de Vlaamse gebruikers? Op welke manier kan de complementariteit tussen beide systemen beter worden aangepakt?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega. Met uw vraag vat u me op twee bevoegdheden, namelijk Werk en Landbouw. De Vlaamse Regering heeft vorige legislatuur onder impuls van collega Muyters beslist om het PWA-stelsel vanaf 1 januari 2018 te vervangen door het stelsel wijk-werken. Dit is enkel toegankelijk voor werkzoekenden en gebruikers die hun domicilie of vestigingseenheid hebben in het Vlaamse Gewest, voor activiteiten die plaatsvinden in het Vlaamse Gewest. Dat betekent dat de Vlaamse gebruikers in principe geen gebruikmaken van Waalse PWA’ers, maar het protocol Land- en Tuinbouw van 5 februari 2018 vormt hier de enige uitzondering op.
VDAB doet, zoals afgesproken, enkel een beroep op dit protocol indien er onvoldoende toeleiding vanuit Vlaanderen gerealiseerd kan worden om de beschikbare opdrachten wijk-werken bij Vlaamse land- en tuinbouwers in te vullen. De Vlaamse gebruiker heeft dus geen keuze tussen beide systemen. Hij zal zich altijd moeten aanmelden als gebruiker in het stelsel wijk-werken.
De wijk-werkbemiddelaar volgt dan met de gebruiker de afsprakenflow die volgt uit de bepalingen van het protocol. De mogelijkheid tot het inzetten van Waalse PWA’ers is geen gegarandeerd gegeven, maar een optie als andere mogelijkheden om de Vlaamse gebruiker te bedienen uitgeput zijn. Enkel als dit het geval is, licht de wijk-werkorganisator het centrale meldpunt bij VDAB in dat er een aanvraag is om via bijkomende rekrutering van Waalse PWA-werknemers voldoende capaciteit te vinden. Dat centrale meldpunt geeft deze aanvragen dan door aan Forem. Ik hoop dat u begrijpt dat het dus geen shopping is maar een mooie cascade. Dat vind ik toch.
Sinds de start van het protocol zijn er 278 aanvragen aan Forem bezorgd. Per aanvraag kan de Vlaamse gebruiker meerdere Waalse PWA’ers aanvragen. Een aanvraag kan dus zowel voor 1 als voor pakweg 5 PWA’ers staan. Voor dit jaar, 2020 dus, ging het tot nu toe om 51 aanvragen. Alle aanvragen waren zonder uitzondering afkomstig uit de provincie Limburg. Dus ik begrijp zeker uw interesse hiervoor, collega Lantmeeters.
Het doorsturen van de aanvraag naar Forem betekent niet dat de zoektocht van de wijk-werkorganisator eindigt. Zolang er onvoldoende Waalse PWA-werknemers zijn toegeleid, blijft de organisator zoeken naar wijk-werkers in Vlaanderen. Forem bezorgt aan de gebruiker in kwestie de lijst met contactgegevens van Waalse PWA-kantoren die een antwoord kunnen geven op zijn vraag en/of van de kantoren waar de eventuele PWA-werknemers uit het verleden aan verbonden zijn.
Er werd vandaag geen formele evaluatie of impactmeting opgezet met Forem, omdat we vanuit de operationele werking zien dat de aanvragen correct verlopen conform de afsprakenflow.
In april 2020 hebben we wel vastgesteld dat door een beslissing van les Agences Locales pour l’Emploi – ALE of PWA-Wallonië – in Wallonië de toeleiding van Waalse PWA’ers naar Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven stilgelegd was. We hebben toen onmiddellijk het kabinet van collega Morreale gecontacteerd. Het kabinet heeft ons verzekerd dat de Luikse PWA inmiddels opnieuw opgestart is. VDAB volgt dat samen op met Forem.
Hoe kan dit meer complementair worden? Het gaat eigenlijk om verschillende systemen. Wijk-werken is, zoals u weet, bedoeld als een activeringsinstrument. Het PWA-stelsel zoals Brussel en Wallonië dit kennen, is in Vlaanderen afgeschaft. Aangezien beide systemen in principe niet interfereren op Vlaams grondgebied, is er eigenlijk geen vraag naar complementariteit, met uitzondering van de land- en tuinbouw, zoals ik u heb uitgelegd. De spanning die er was met Wallonië, is nu weg.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het antwoord. Het is inderdaad, zoals u terecht zegt, een mooie cascade. Het is een mooie samenwerking die in theorie werkt en waarschijnlijk ook in de praktijk enig nut heeft, aangezien er dit jaar toch 51 aanvragen waren uit de provincie Limburg.
De vraag rijst of we misschien een onderzoek kunnen uitvoeren naar het verdringingseffect dat er volgens mij op dit ogenblik is.
Er zijn twee problemen. Het eerste probleem is dat de Waalse werknemer meer verdient dan de Vlaamse werknemer, de Limburgse in dit geval, waardoor de Vlaamse werknemer minder geneigd is om eventueel samen te werken met de Waalse werknemer die beter verdient. Bestaat er een verdringingseffect waardoor het wijk-werken minder aantrekkelijk is? Dat is gewoon een vraag die ik stel. Een evaluatie zou daarrond mogelijk zijn. Die vraag is gecombineerd met een tweede opmerking – ik mag maar één vraag stellen. Op dit ogenblik komt weer het probleem van de toeleiding van werknemers naar seizoensarbeid. Er is weliswaar de website ‘Help de oogst’ om werknemers naar de land- en tuinbouw te sturen. In mei waren er daarvoor 25.000 werknemers nodig, die zijn niet allemaal gevonden. We zitten dus met een probleem.
Kunnen we gaan naar een eventuele evaluatie om na te kijken of er geen verdringingseffect is en om te kijken of we dat kunnen voorkomen, waardoor wijk-werken aantrekkelijker wordt? Daaraan gecombineerd is het doel: het toeleiden van de werknemers naar seizoensarbeid. Kunnen we daar misschien nog verdere stappen in ondernemen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Lantmeeters, ik zal het nog eens navragen, over dat onderzoek rond de verdringingen. Persoonlijk denk ik dat het verdringingseffect minimaal zal zijn omdat het aantal uren van de Waalse PWA’ers beperkt is tot 60 uur per maand. Een job in de landbouw is niet voor iedereen weggelegd. Wijk-werken is bedoeld als opbouw naar duurzaam werk, de finaliteit is ook een beetje anders. Maar omdat u aandringt, zal ik nog eens opvragen bij onze diensten of daar wat dieper onderzoek kan gebeuren. Als dat voor hen niet nodig lijkt, zal ik u de motivatie daarvoor ook bezorgen. Maar dit is mijn eerste appreciatie die ik u gegeven heb.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Mijn enige bedenking, minister, is dat er na deze mooie cascade ook een mooi antwoord was, waar ik heel tevreden mee ben. Hartelijk dank.
De vraag om uitleg is afgehandeld.