Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, op 10 juni stelde minister Crevits een nieuw rapport over opleidingsdeelname van volwassenen in Vlaanderen voor. Het feit dat Vlaanderen flink achterophinkt op het vlak van deelname aan opleidingen, wordt aan de hand van deze studie toch wat in een breder kader geplaatst. Op basis van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) stellen we vast dat 8,6 procent van de Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar in 2019 deelnam aan een opleiding tijdens een referentieperiode van vier weken.
De Vlaamse opleidingsdeelname is de laatste jaren weliswaar toegenomen, maar het groeitempo is onvoldoende om de 15 procentdoelstelling tegen 2020 te behalen. Het EU-gemiddelde van 11,3 procent ligt bovendien een stuk hoger dan de Vlaamse cijfers. Er is dus nog werk aan de winkel.
Maar als we de tijdspanne uitbreiden naar twaalf maanden, dan zien we dat bijna een kwart van de 25- tot 64-jarigen in 2019 deelnam aan minstens één verdere opleiding. Een referentieperiode van vier weken is uiteraard kort en zorgt wellicht voor een onderschatting. Kortlopende opleidingen zitten immers vaak niet in de scope van vier weken.
We constateren in 2019 ook nog steeds een duidelijk mattheuseffect: mensen die al hooggeschoold zijn en vaker een sterk profiel hebben, nemen het meest deel aan opleiding – 34,6 procent in 2019 –, terwijl zij die kortgeschoold zijn en vaker een kwetsbaar profiel hebben, het minst deelnemen – 9,8 procent in 2019.
Maar er is ook goed nieuws, want de onderwijskloof is toch aanzienlijk gedaald ten opzichte van 2009, met toen nog een score van 3,24 procent voor kortgeschoolden. Volgens het rapport kan deze daling worden toegeschreven aan een opleidingstoename bij de kortgeschoolden en een afname bij de hogergeschoolden.
Opvallend in de studie is ook dat deelname aan formele opleidingen, ook door hooggeschoolden, slecht scoort. Formele opleidingen zijn opleidingen die georganiseerd worden in formele opleidingsinstellingen, zoals centra voor volwassenenonderwijs, centra voor basiseducatie, hogescholen en universiteiten, SYNTRA, enzovoort. Er wordt een diploma, getuigschrift of certificaat uitgereikt dat erkend is door het Departement Onderwijs en Vorming. Slechts 6,8 procent van de volwassenen nam deel aan een formele opleiding gedurende het afgelopen jaar. De grootste groep cursisten in formele opleidingen zijn dan nog jongvolwassenen aan het begin van hun loopbaan. Het is op z’n minst merkwaardig dat hooggeschoolden die al een tijdje actief zijn op de arbeidsmarkt heel zelden aan formele opleidingen deelnemen. Je kunt je afvragen of de hogescholen dan niet regelmatig in een competentiecheck-up voor hun alumni voorzien.
De thematiek ‘levenslang leren’ zit op het snijvlak tussen Werk en Onderwijs. In de vorige legislatuur werden alvast de eerste stappen gezet om opleidingen voor kwetsbare doelgroepen aantrekkelijker te maken. Centra voor volwassenenonderwijs (CVO) en centra voor basiseducatie (CBE) worden financieel beter omkaderd voor deze doelgroep. Welke acties zult u verder nog ondernemen om opleidingen voor kwetsbare groepen en kortgeschoolden nog aantrekkelijker te maken?
Bent u van mening dat het hoger onderwijs extra initiatieven kan nemen om de deelname aan formele opleidingen voor hooggeschoolden te doen stijgen of zult u hiervoor zelf acties ondernemen?
Minister Weyts heeft het woord.
De thematiek ‘levenslang leren’ zit inderdaad op het snijvlak tussen Werk en Onderwijs en daarom pakken we dat beleidsoverschrijdend aan. Op vrijdag 12 juni 2020 keurde de Vlaamse Regering een conceptnota goed met betrekking tot de oprichting van het platform Levenslang Leren. Deze conceptnota kwam tot stand in nauwe samenwerking tussen de beleidsdomeinen Werk en Sociale Economie, Onderwijs en Vorming en het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Er wordt voortgebouwd op de vijf prioriteiten van de ‘skills strategy’ van de OESO: een leercultuur ontwikkelen, competenties beter matchen met de arbeidsmarkt, competenties beter inzetten op de werkvloer, de organisatie van levenslang leren versterken en de financiering van levenslang leren verbeteren.
Voorafgaand aan deze conceptnota is er een vrij ruime consultatie geweest, een omgevingsanalyse, een literatuurstudie en een uitgebreide bevraging van academici, beleidsmakers, opleidingsverstrekkers en interprofessionele partners. Daar kwamen vier prioritaire uitdagingen uit voort: iedereen leergretig maken, leren toegankelijk maken, vraag en aanbod goed afstemmen, leren wordt werken en werken wordt leren. Bij elke uitdaging worden een aantal concrete opdrachten geïdentificeerd.
Voor mogelijke initiatieven om de deelname aan formele opleidingen voor hooggeschoolden te doen stijgen, verwijs ik naar de plannen van het platform Levenslang Leren. In de verdere uitwerking van de acties binnen de opdrachten van de conceptnota zullen ook de hogeronderwijsinstellingen sterk betrokken worden om het levenslang leren in Vlaanderen verder te stimuleren. Zij zullen ook twee vertegenwoordigers vanuit het hoger onderwijs mogen afvaardigen in het platform.
Wat het volwassenenonderwijs betreft, blijft het een grote uitdaging om vooral de kortgeschoolden de stap naar onderwijs of opleiding te laten zetten. Het inzetten op kwetsbare doelgroepen is inderdaad een van de hoofddoelstellingen van het nieuwe financieringssysteem voor de centra voor basiseducatie en centra voor volwassenenonderwijs. We zullen de impact van het nieuwe financieringssysteem nauwgezet monitoren in functie van een evaluatie en eventuele bijsturing. Dat moet natuurlijk eerst z’n gang gaan en het is dan ook nog een tikkeltje te vroeg daarvoor. Daarbij zullen we in het bijzonder kijken naar het effect op de participatie en de slaagkansen van kwetsbare doelgroepen zoals vroegtijdige schoolverlaters, anderstaligen en werklozen.
In overleg met de vertegenwoordigers van de CBE’s en CVO’s en van het personeel willen we snel werk maken van een relanceplan voor het volwassenenonderwijs. De coronacrisis is misschien een goed momentum om na te gaan hoe we het volwassenenonderwijs aantrekkelijker kunnen maken en de deelname kunnen verhogen door de brede waaier van opleidingen in de CBE’s en CVO’s actiever te promoten via een campagne.
Niet alleen het grote publiek moet daarmee worden bereikt, maar ook vele organisaties waar de centra mee zouden kunnen samenwerken. Die zijn vaak nog niet vertrouwd met de panoplie aan opleidingsmogelijkheden binnen het volwassenenonderwijs. Om die kwetsbare groep te bereiken, zullen we meer nodig hebben dan een promotiecampagne, we moeten ook bekijken hoe we het concept van een laagdrempelige leerloopbaanbegeleiding in Vlaanderen het best vorm kunnen geven. Bovendien zal er ook meer moeten worden ingezet op samenwerking, niet alleen met partners buiten het onderwijs zoals VDAB, het Agentschap Inburgering en Integratie enzovoort maar ook binnen het beleidsdomein Onderwijs kunnen we nog wat meer expertise delen en samenwerken. Het gaat dan over leerplichtonderwijs, examencommissie, tweedekansonderwijs. Daardoor zou de ongekwalificeerde uitstroom van jongeren kunnen verminderen. Daarnaast zouden door een nauwere samenwerking en coaching meer cursisten met succes kunnen doorstromen vanuit de basiseducatie naar het secundair volwassenenonderwijs.
We zullen ook bekijken hoe de CBE’s en CVO’s hun aanbod nog meer op maat van de cursisten kunnen organiseren. Daarbij kijken we niet alleen naar onlinetechnologie maar ook naar duaal leren, gelijktijdig geïntegreerd onderwijs, het aanpassen van de duur van de modules in functie van de noden van de cursisten enzovoort.
Ik denk dat het momentum aangewezen is. De vrees vandaag is dat de groenpluk die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan, namelijk op grond van de economische boom en de arbeidsmarktkrapte waarbij men heel veel jongeren heeft kunnen verleiden om vroegtijdig uit het secundair onderwijs te stappen – goed loon, vrijheid, eigen wagen enzovoort – ertoe heeft geleid dat die jongeren de dupe worden van de economische neergang die we vandaag beleven. Zij zijn wellicht de eerste slachtoffers en ook de eersten die we zouden moeten bereiken om ervoor te zorgen dat ze minstens een basiskwalificatie secundair onderwijs hebben. Dat zou een concrete doelstelling en een concrete campagne kunnen zijn.
Daarnaast is dit ook een momentum waarbij velen die zonder werk vallen, zouden kunnen worden bereikt met een aanbod inzake bijscholing, herscholing enzovoort.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoor heel wat positieve punten en ik treed u bij wanneer u zegt dat corona ons veel negatieve dingen heeft gebracht, maar dat we er misschien ook uit kunnen leren. Het relanceplan volwassenenonderwijs dat u voorstelt, lijkt me zeer goed.
Het aanbod aantrekkelijk maken is heel belangrijk, want onbekend is onbemind. Sommige mensen weten helemaal niet welk aanbod voor volwassenenonderwijs er bestaat.
Ook bij de samenwerking tussen de verschillende instellingen, CBE’s, CVO’s, hoger onderwijs, kunnen nog winsten worden geboekt. Ook het op maat werken vind ik heel goed, omdat ik merk dat er heel wat regionale verschillen zijn. En dan maak ik graag het bruggetje naar de laagdrempelige leerloopbaanbegeleiding. In het regeerakkoord en de beleidsnota had u het over een gebiedsdekkend volwassenenonderwijs. Ik wil ervoor pleiten om in de gebieden met een laag aanbod te zorgen voor een aanbod dat heel specifiek op die regio gericht is en daarop in te spelen. U vindt in mij een bondgenoot om dit uit te werken.
De heer Bex heeft het woord.
Ik sluit me aan om net als de collega te benadrukken dat het in deze coronatijden meer dan ooit belangrijk is om in te zetten op het volwassenenonderwijs om Vlaamse en Brusselse volwassenen voor te bereiden op die 21e-eeuwse vaardigheden. In dat opzicht was ik een aantal keer aangenaam verrast door uw antwoord.
Dat die conceptnota levenslang leren er is, is uiteraard een goede zaak, maar dat hij een relanceplan volwassenenonderwijs wil opstarten en een grote campagne plant, komt helemaal tegemoet aan de open brief die de directeurs van de CVO's van zowel het GO! als de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) als het katholiek onderwijs, aangekaart hebben. In die open brief zeggen ze dat onze economie meer dan ooit de educatieve bazooka van het volwassenenonderwijs nodig heeft.
Minister, in welke mate bent u van plan om over dat relanceplan en over die grote campagne met die mensen in overleg te gaan? Ik zou er echt toe aanmoedigen om hiervan een groot succesverhaal te kunnen maken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Levenslang leren is uiteraard cruciaal, bijleren en het leren tout court ook, zeker voor onze midden- en laaggeschoolden, toch een kwetsbare groep.
Maar ik wil wel voor iets waarschuwen. We zitten namelijk nog te veel in de gedachte dat we enkel kunnen leren in een formele onderwijssetting. In het reguliere onderwijs hebben we het duaal leren. Maar ik zie bij meer en meer werkgevers dat zij zelf een leertraject opzetten voor werknemers, zeker in die beroepen waar men te weinig mensen heeft. Heel concreet zie ik hier in de nabijheid een lasbedrijf, Wilfinger, dat zijn eigen lasacademy heeft. Het enige dat ze vragen is om er gewoon ’s morgens te zijn en te willen komen, dat is alles, en zin hebben om te leren. Ze worden betaald, en zo probeert men van mensen die geen enkele kwalificatie hebben, toch hoogtechnologische lassers te maken. Dat lukt ook, en dat is niet in een formele onderwijssetting. Minister, en collega Vandromme, ik wil daar toch ook een oproep doen dat we een beetje moeten uitkijken dat we niet in elke gemeente – maar ik denk niet dat dat uw oproep was, zo ken ik u ook niet – een centrum voor volwassenenonderwijs zetten. We moeten wel kijken hoe we die doelgroep op de best mogelijke manier aan een kwalificatie helpen. Dat kan in onderwijs zijn, dat kan in afstandsleren zijn en dat kan op de werkvloer zijn. Dat wou ik graag nog toevoegen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb eigenlijk weinig zaken gehoord. Als men gewag maakt van een grote campagne: ik denk vooral aan een gerichte campagne. We moeten proberen de doelgroepen die ik daarstraks beschreven heb, de vroegtijdige schoolverlaters die nu dreigen in een penibele situatie te komen en anderzijds diegenen die toch de opportuniteit zien – al dan niet onder druk van de economische omstandigheden – om een herscholing te volgen, te bereiken.
Wat mij ook zorgen baart, is de loketfunctie. Er is inderdaad een hele plejade aan verschillende spelers, met een soms overlappend aanbod, maar waarbij je je altijd moet richten tot één speler om te weten welk aanbod die speler heeft. Je krijgt geen totaaloverzicht van alle spelers. Het zou misschien wel zinvol zijn mochten we dat kunnen bewerkstelligen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden. Ik onderschrijf uw voorstel voor een soort loketfunctie. Binnen het sociaalwelzijnsbeleid heb je een sociale kaart. Eigenlijk moet er iets bestaan als een onderwijskaart, waar je nog duidelijker ziet welke mogelijkheden er zijn, en een die je heel gemakkelijk leest. Dat is zeker een punt.
Mijnheer Daniëls, ik volg u in het pleidooi dat we verder moeten kijken dan enkel maar het formele leren. Duaal leren is trouwens voor mij ook een vorm van formeel leren. Wat voor mij het belangrijkste is, is dat men een kwalificatie haalt, dat men effectief met een diploma, een getuigschrift, een certificaat eindigt en dat men daarop kan voortwerken. Dat is voor mij wel heel cruciaal.
De vraag om uitleg is afgehandeld.