Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
In de loop van mei publiceerde het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) zijn jaarlijks bosvitaliteitsrapport. Dat rapport geeft de resultaten van het bosvitaliteitsmeetnet, bestaande uit 71 proefvlakken. De vitaliteit van 1474 bomen wordt daarin opgevolgd, al jarenlang. Dit bosvitaliteitsmeetnet werd uitgezet in 1985 en maakt deel uit van een Europees netwerk.
Ik heb het eerste opzet van dat vitaliteitsnetwerk meegemaakt en was benieuwd naar de huidige resultaten. Ik ben wel wat geschrokken van de resultaten. Want eigenlijk zien we dat slechts 8,5 procent van de bomen die werden gemeten, effectief gezond zijn. Aan al de rest scheelt er iets – als ik dat zo kort door de bocht mag benoemen. 22,7 procent is beschadigd. Ik was onder de indruk van dat resultaat.
Ik schets de evolutie. Tot 1995 was er een toename van het percentage beschadigde bosbomen in de Vlaamse bosvitaliteitsinventaris. Tussen 2000 en 2008 leek er een verbetering te zijn, maar daarna ging het stilletjesaan bergaf.
Nu, uit dat rapport blijkt – en dat is ook de reden waarom er ooit een vitaliteitsmeetnetwerk is opgezet – dat een veelheid aan factoren de bosgezondheid beïnvloedt, zoals atmosferische deposities, klimaatwijziging, bosbeheer en een aantal natuurlijke factoren, maar vooral dat de invloed van de klimaatverandering heel duidelijk zichtbaar wordt en dat alles in die richting wijst. Het gaat enerzijds om droogte en anderzijds om hevigere stormen. Die zorgen voor de achteruitgang van de vitaliteit, zoals aangetoond door de metingen van de afgelopen vier jaar.
Bent u op de hoogte van deze verontrustende resultaten over de bosvitaliteit in Vlaanderen?
Gaat u ermee akkoord dat luchtverontreiniging en de droogte als gevolg van klimaatverandering een heel grote impact hebben op de gezondheidstoestand van onze bomen?
Welke maatregelen ziet u mogelijk om de gezondheidstoestand van onze bestaande bomen te verbeteren?
En dan een link met de bosuitbreidingsplannen: we zien nu al dat droogte een grote impact heeft op de bestaande bossen, en dat zal uiteraard ook een grote impact hebben op nieuw aan te leggen bossen. Welke maatregelen zult u nemen om een succesvolle bebossing te realiseren in deze toch wel veranderende omstandigheden? Welke strategie zult u toepassen, zodat we kunnen gaan naar bosuitbreiding die tot een gewenst resultaat leidt?
Minister Demir heeft het woord.
Bedankt, collega, om dit onder de aandacht te brengen. Ik denk dat alle commissieleden kennisgenomen hebben van het INBO-rapport en van de cijfers die u vermeld hebt.
Er is een lichte toename van het bladverlies bij loofbomen sinds 1995, maar niet bij naaldbomen. Bij het aandeel van beschadigde bomen is deze trend er niet: eerst was dit aandeel hoog, dan was er een daling en na 2010 weer een toename. De es is een bijzonder geval, omdat die aangetast wordt door de essentaksterfte, een schimmelziekte uit Azië die in Vlaanderen voor het eerst is waargenomen in 2010. Voor deze soort zien we een sterke achteruitgang van de gezondheid sinds 2014.
Luchtverontreiniging blijft een factor die van invloed is op de gezondheidstoestand van bossen en natuur in het algemeen. Het is echter heel moeilijk om de verschillende oorzaken van gezondheidsproblemen bij bomen van elkaar te onderscheiden. Bomen kunnen daarenboven met vertraging op stressfactoren reageren, waardoor het leggen van oorzakelijke verbanden nog moeilijker wordt. Bovendien reageren niet alle boomsoorten gelijk en zijn er verschillen tussen jonge en oude bomen. Ook de groeiplaats speelt een rol: op sommige plaatsen heeft de droogte een grotere impact dan op andere. Bij het begin van de metingen door het INBO, in 1995, was de stikstofdepositie als gevolg van luchtvervuiling zeer hoog. Vandaag de dag is die ongeveer de helft lager, maar voor alle duidelijkheid nog steeds hoog. Die stikstofdepositie had een negatieve invloed op de gezondheid van bomen bij het begin van de metingen en heeft die, zij het iets minder, vandaag nog steeds. Daar staat tegenover dat er in de laatste jaren meer hittegolven en langdurige droogteperiodes zijn geweest, en die hebben natuurlijk een negatief effect. Dit zijn dus stressfactoren die een tegengestelde trend vertonen.
Welke maatregelen zal Vlaanderen nemen? Via het algemeen natuur- en bosbeleid wordt gestuurd op de diverse drivers van bosvitaliteit, met name het streven naar robuuste ecosystemen door de bossen in een gunstige staat van instandhouding te brengen via het Natura 2000-programma.
Ten tweede moeten we de externe milieudruk op natuur en bos verminderen. We weten dat er een overmaat is aan stikstof die van verschillende bronnen afkomstig is. Dat is de reden waarom in uitvoering van de Europese emissiereductiedoelstellingen een uitgebreid beleid is opgezet. Ik verwijs hier ook naar de Vlaamse emissiereductieprogramma’s. In het kader van de richtlijn betreffende de national emission ceilings (NEC’s) en het luchtkwaliteitsplan wordt in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) gewerkt aan de terugdringing van de milieudruk tot de hoogte van wat we de kritische depositiewaarden noemen. Dat is de milieudruk die gevoelige ecosystemen kunnen verdragen zonder een te sterke negatieve beïnvloeding op de natuurlijke samenstelling van planten- en diersoorten, zodat de duurzame instandhouding van de ecosystemen kan worden gegarandeerd.
Tot slot moet een duurzaam bosbeheer onze bossen weerbaarder maken. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van aangepaste boomsoorten, het zorgen voor meer ongelijkaardige en gemengde bossen, het streven naar grotere, samenhangende boscomplexen, de stimulering van kleinschalig bosbeheer, de bescherming en herstelling van bosbodems, wat natuurlijk belangrijk is om de waterafvoer te vertragen, de bekalking van verzuurde zandgronden en de inplanting van bomen met een rijk bladstrooisel.
De droogte zal een grote impact hebben op nieuw aan te leggen bossen. We houden rekening met de wijzigende klimaatomstandigheden. De belangrijkste maatregel houdt in dat we bij de bosaanleg verschillende boomsoorten aanplanten. We kiezen hierbij voor klimaatrobuuste herkomsten. In dat verband heb ik het INBO gevraagd de lijst met aanbevolen herkomsten kritisch te bekijken en, waar mogelijk, klimaatrobuuste herkomsten uit de ons omringende landen toe te voegen. De lijst met aanbevolen herkomsten is onlangs al met een aantal Franse herkomsten uitgebreid. Dat onderzoek loopt nog verder. Een andere mogelijkheid in verband met bosaanleg houdt in dat we snelgroeiende soorten planten. Die pioniers zorgen dan voor schaduw voor de trager groeiende boompjes die ertussen worden geplant of die zich vanuit aanpalend bos spontaan vestigen. Dit zal zorgen voor structuurrijke, gevarieerde bossen die beter tegen klimaatveranderingen bestand zijn.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het leek wel op een cursus bosbouw, maar eigenlijk hebt u niet echt een antwoord gegeven. U hebt de twee oorzaken van de slechte toestand van onze bossen aangehaald. Wat de droogte betreft, geven de resultaten van het Europees netwerk en van het Vlaams netwerk een indicatie. Het Europees netwerk geeft heel duidelijk aan dat de droogte in heel de EU een belangrijke rol in de bosvitaliteit speelt. De tweede oorzaak is de stikstofdepositie. Dat zijn externe milieufactoren waar we echt werk van moeten maken.
Over de droogte zullen we de komende weken nog discussiëren, maar over de stikstofdepositie hoor ik al een hele tijd niet zo veel meer. Ik heb recent een schriftelijke vraag over de PAS gesteld. Ik moet besluiten dat er niet zo veel beweegt. Ik heb dan ook een concrete vraag.
Als we echt iets aan de slechte bosvitaliteit willen doen en als we ervoor willen zorgen dat de bossen die we nu aanplanten, echt groeien, moeten we echt werk maken van de droogte en van de stikstofdepositie. We moeten de PAS-regeling veranderen in een regeling die er wel degelijk voor zorgt dat de depositie niet schadelijk voor onze natuur- en bosgebieden is. Dat blijkt nog altijd het geval te zijn, zoals wordt aangetoond door de vele natuurindicatoren, maar ook door dit onderzoek.
Dus mijn vraag is heel concreet: wanneer zullen we met een vernieuwde PAS op tafel komen die wel degelijk een impact heeft op het verlagen van onze stikstofdepositie, tot op de waarde die onze ecosystemen aankunnen? Want op dit moment zitten we er in 85 procent van onze gebieden over.
De heer Dochy heeft het woord.
Heel kort: het klopt dat er werk wordt gemaakt in het kader van de PAS vanuit het significantiekader dat gemaakt is voor de veehouderij. Dat is een zeer zware inspanning die wordt geleverd, en ook uw diensten steken daar heel wat werk in.
Er zijn inderdaad wat vragen rond de vooruitgang daaromtrent. Ik denk dat dat een terechte opmerking is. Maar mijn aanvullende vraag is of u ook werk maakt van een significantiekader voor het wegverkeer. Zoals u weet, zijn er twee grote bronnen van stikstof: ammoniak, dat in hoofdzaak uit de veehouderij komt en NOx, voornamelijk uit het wegverkeer. Het is misschien interessant om ook dit aspect even te bekijken, want ook van daaruit komt er depositie van stikstof, die via zure regen naar beneden valt en de bomen beschadigt.
Minister Demir heeft het woord.
Ik kan zeggen dat de PAS-oefening opgestart is, en dat ik daar waarschijnlijk later in het jaar verschillende vragen over zal krijgen. Maar die oefening is nog maar opgestart, dus ik ga daar vandaag geen voorafname in doen. Collega Schauvliege weet natuurlijk dat bosbeheer iets is wat je op lange termijn moet zien. Dat is niet iets wat je op vijf jaar realiseert. Die PAS-oefening loopt, dat is opgestart. Daar kom ik later op terug.
Wat de droogteproblematiek betreft: ook daar hebben we al vaak over gediscussieerd. Zoals ik heb gezegd, zal ik nog voor het zomerreces met een structureel gecoördineerde aanpak naar de regering gaan. Het gaat dan over wat we de komende jaren gaan doen om ons voor te bereiden op de droogte. Ik ben blij dat er ook een hoorzitting is, voorzitter, nog voor ik het plan neerleg bij de regering. Zo kunnen we alle dingen die misschien nog niet in dat plan zitten, mee opnemen. Maar dat is iets wat voor het reces zal gebeuren.
Ik wil toch ook even nuanceren wat onze bosvitaliteit betreft. In een Europees perspectief zitten wij toch bij de betere landen, voor alle duidelijkheid. Ik denk dat dat ook wel belangrijk is in dit debat. Dat wilde ik zeker aanstippen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Dat bosbeheer een traject is voor lange termijn, is heel duidelijk. Maar dat is geen excuus om te wachten met echte maatregelen die de stikstofdepositie aanpakken, en om betere resultaten te boeken dan nu. Dus ik wil er toch op aandringen om stevig en versneld werk te maken van die PAS-regeling, die er eigenlijk vorig jaar al had moeten zijn, en waar we eigenlijk al een aantal keren naar hebben gevraagd.
Dat Vlaanderen nog een relatief goede bosvitaliteit heeft ten opzichte van de rest van Europa, heeft natuurlijk te maken met al die Zuid-Europese landen, waar het extreem droog is. Ik denk dat we resultaten inderdaad ten opzichte van Vlaanderen zelf moeten bekijken, en die evoluties goed in het oog moeten houden.
Ik dring erop aan om nog sneller werk te maken van die PAS-regeling, want dit hypothekeert zowel de toestand van onze natuur als de gezondheidstoestand van onze bossen.
Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.