Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de kansen om het mobiliteitsgedrag bij de Vlaming te veranderen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, ik heb net twee dingen geleerd. Dat is dat de Limburger het soms toch nog moeilijk heeft om een West-Vlaming te begrijpen, dus ik zal mijn best doen. Het tweede was dat er blijkbaar toch nog partijen zijn waar een West-Vlaming zich beter niet mengt met Antwerpse dossiers. Maar dit terzijde.
Ik heb een vraag over – wat in mijn ogen een waanzinnig idee is – om elke inwoner van dit land gratis een tienrittenkaart van de NMBS, voor de trein, te geven. We kunnen daar de discussie over openen, we gaan dat hier niet doen, wij zijn het Vlaams Parlement.
Er zaten twee goede bedoelingen achter het idee. Hoe het is uitgewerkt, dat is een ander paar mouwen. Men wou het openbaar vervoer, de trein, promoten als duurzaam transportmiddel. Het was de bedoeling om via de trein het toerisme aan te wakkeren en te stimuleren. Die twee elementen moeten we meenemen in ons openbaar vervoer in Vlaanderen.
We hebben de coronatijd gehad, we zitten er nog altijd middenin, helaas. We weten dat de impact ervan op het openbaar vervoer zeer groot is geweest. Vandaag moeten we echt vooruit durven te kijken, we moeten een plan klaar hebben om het openbaar vervoer opnieuw te stimuleren.
Minister, op welke manier wilt u het gebruik van bus en tram van De Lijn in post-coronatijden weer stimuleren? We moeten de mensen weer warm maken voor het openbaar vervoer.
Ik maak een bruggetje richting toerisme deze zomer, specifiek het kusttoerisme. Vond er reeds overleg plaats tussen de NMBS en De Lijn in functie van het stimuleren van het kusttoerisme via het openbaar vervoer? Zo ja, welke afspraken werden gemaakt? Indien niet, wordt het dan geen tijd om een overleg te plannen en te laten plaatsvinden?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, met het huidige regeerakkoord streven we samen naar een ambitieuze modal shift van 40/60. Dat is 40 procent duurzame modi. Dat is heel breed. Mijn vraag is breder dan die van collega Maertens. Het betekent te voet, per step en e-step, fiets en (e-)fiets, speedpedelec, met eigen of deelsystemen, met collectief vervoer of taxi. Het zijn ambitieuze doelstellingen, die we ook opleggen aan de vervoerregio’s.
‘Never waste a good crisis’: dat hebben we de afgelopen drie maanden al dikwijls gezegd inzake fietsen, een belangrijke modal shift. Door de crisis heeft de Vlaming de fiets herontdekt. Ik verwijs naar de vraag van mevrouw Fournier – de vragen zitten kort bij elkaar vandaag. Fietsverkopers kunnen de vraag nauwelijks bijhouden. Dat gaat in dit geval niet alleen over recreatief fietsen, maar ook over verplaatsingen naar het werk.
Minister, u hebt al een sensibiliseringscampagne gevoerd, zoals we gevraagd hadden. We hebben daarnet gevraagd om er nog een te voeren, wat ons betreft, mag u heel dikwijls op de fiets stappen.
Het was voor ons heel erg belangrijk dat in het huidige regeerakkoord middelen voorzien werden voor fietsinvesteringen. Ondertussen is er voor dit jaar 180 miljoen euro voorzien.
Veel mensen grepen naar de fiets, de files verdwenen, ook doordat we – en dat is natuurlijk minder toe te juichen – op een gegeven moment in een economische lockdown zaten. Er was en is heel wat telewerk, nog een belangrijke modal shift. Alleen al door deze onlinecommissie sparen we enkele kilometers uit. Nu de maatregelen afgebouwd zijn, mogen we niet naar business as usual gaan.
In China, zo verneem ik, is het fileleed na de coronacrisis zelfs met 40 procent toegenomen. De angst om het openbaar vervoer te gebruiken na de coronacrisis – we hadden het er vandaag al over – speelt daarbij ongetwijfeld een rol.
Ook onze Nationale Veiligheidsraad heeft, begrijpelijkerwijs, gevraagd om voorlopig het openbaar vervoer nog te mijden. Nochtans zal het openbaar vervoer ook een belangrijke rol spelen in die modal shift, naast het gebruik van de fiets.
Minister, zult u een concreet actieplan opstellen met concrete maatregelen om die doelstelling inzake de modal shift te verkrijgen? Welke inspanningen zult u leveren om het mobiliteitsgedrag van de Vlaming blijvend te verduurzamen?
Hoe heeft die 180 miljoen euro aan fietsinvesteringen zich tot nu toe al vertaald op het terrein? Want geld is natuurlijk één zaak, maar daar heeft de fietser niets aan, dat moet vertaald worden in veilige fietspaden.
Hoe zult u ervoor zorgen dat pendelaars geen schrik hebben om het openbaar vervoer te nemen? Zult u bijvoorbeeld werken aan een spreidingsplan of reservatiesysteem?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor deze vragen. Een aantal items kwamen al een paar keer terug. Ik antwoord specifiek op de vragen hoe we het tram- en busgebruik weer zullen stimuleren en of we daarvoor gebruik maken van spreidingsplannen of reservatieplannen.
Ik kan u zeggen dat het alleszins logisch is dat een aantal mensen ongerust zijn en dat niet iedereen spontaan kiest voor overvolle treinen en trams. Zoals ik al zei, waken we heel fel over de bezettingsgraden. Dat wordt heel nauwlettend gemonitord. Vandaag rijden er zeker nog geen overvolle bussen of trams rond. Het is logisch dat mensen na deze periode nogal ongerust zijn. Hoe proberen we die ongerustheid voor een stuk weg te nemen? Dat gebeurt door enerzijds zelf het voorbeeld te geven bij De Lijn. Zoals jullie allemaal weten, is De Lijn continu blijven rijden. Continu zijn mensen essentiële verplaatsingen kunnen blijven doen door gebruik te maken van het openbaar vervoer. Dat siert De Lijn zeker en daarvoor mogen we zeker een pluim geven aan elke werknemer bij De Lijn die zich daarvoor is blijven inzetten.
Naast dat geven van het voorbeeld door te blijven rijden, zet De Lijn ook volop in op het vertrouwen geven aan de reizigers. Er werden heel wat preventieve maatregelen genomen om zowel het personeel als de reizigers te beschermen, zodat ze eigenlijk niet ongerust hoeven te zijn om gebruik te maken van het openbaar vervoer.
Daarover werd heel veel gecommuniceerd en werden heel wat campagnes gevoerd. Zo loopt momenteel de campagne ‘Vlot & veilig’, ook terug te vinden op de website van De Lijn. Er werd ook gebruikgemaakt van affiches en stickers aan haltes en op alle voertuigen, van sensibiliserende boodschappen op alle socialemediakanalen en van een aparte infopagina op de website van De Lijn. Zo werd er zoveel mogelijk ingezet op het opkrikken van dat vertrouwen.
De Lijn heeft ook heel wat gedaan om haar reizigers te beschermen. Ik heb in deze commissie al een paar keer het hele waslijstje opgesomd. Er is het cashless betalen op de voertuigen, het afsluiten van de stuurpost, het achteraan opstappen. Verder wordt er volop gebruik gemaakt van ontsmettingsmateriaal, worden bussen extra gereinigd en is het dragen van een mondmasker verplicht. We blijven daarop inzetten om mensen opnieuw vertrouwen te laten hebben in het openbaar vervoer, zeker om te voorkomen dat straks, wanneer iedereen weer ten volle aan de slag is en wanneer alle scholen weer op volle toeren draaien, mensen weer allemaal naar de auto grijpen en ze gebruik te laten maken van de duurzame alternatieven.
Over de bezettingsgraad heb ik het al kort gehad. Er zijn dagen dat het al vrij goed zit bij De Lijn. Ik heb daarstraks gezegd dat het meestal rond de 20 tot 30 procent zit. Ik kan u meegeven dat we op zondag 14 juni zelfs een bezettingsgraad van 50 procent gehaald hebben en op zaterdag 13 juni was dat 44 procent. Op weekdagen blijft de bezettingsgraad nog altijd wat lager, gisteren was het 35 procent. Kortom, we blijven met De Lijn al die bezettingsgraden heel nauw opvolgen en oog hebben voor drukke lijnen. Als er drukke punten zijn, dan wordt daar extra ingezet op sensibilisering en is er een extra focus om de reizigers zoveel mogelijk aan te moedigen zich te houden aan alle regels.
Naar het einde van de zomer bekijkt De Lijn samen met de andere openbaarvervoermaatschappijen of ze een gezamenlijke campagne kunnen opzetten om het openbaar vervoer aan te moedigen.
Mijnheer Ceyssens, ik kom tot uw vraag over de reservaties. Dat is hier in de commissie al aan bod gekomen op vraag van mevrouw Brouwers. De Lijn zelf overweegt op dit ogenblik geen reserveringssysteem omdat dit organisatorisch niet haalbaar is. De voertuigen van De Lijn worden immers niet op voorhand vast toegekend aan een bepaalde lijn of traject. De bussen en trams van een bepaalde stelplaats worden wel ingezet voor een bepaalde regio, maar het ligt niet vast welke bus of tram op welke lijn zal rijden. Reserveren heeft ook wel een aantal nadelen voor de gebruiker. Wanneer men bijvoorbeeld een bus of tram gebruikt om naar een bepaalde afspraak te gaan of een bepaalde activiteit te gaan uitvoeren, moet men op voorhand heel goed kunnen inschatten hoe lang die periode zal zijn. Mocht het dan toch iets uitlopen of iets vroeger gedaan zijn, maakt het dat bij een reservatie allemaal moeilijker. Daarom overweegt men dat op dit ogenblik niet: het is praktisch en organisatorisch niet haalbaar.
Dan is er de vraag over het overleg tussen de NMBS en De Lijn in functie van het kusttoerisme. De Lijn antwoordt daarop dat er regelmatig contacten zijn geweest met de collega’s bij de NMBS, maar ook bij onder meer de MIVB en de TEC. Op dit ogenblik is er nog geen specifiek overleg geweest over het kusttoerisme. Alleszins geeft De Lijn aan dat ze, zoals ook andere jaren, ook dit jaar opnieuw extra zal inzetten op de ontsluiting van de kust via de kusttram, specifiek in functie van het kusttoerisme via het openbaar vervoer. Ook hier zullen de bezettingsgraden heel nauw worden opgevolgd.
Mijnheer Ceyssens, u had een vraag over het actieplan rond de modal shift naar 60/40 en in onze stedelijke kernen zelfs naar 50/50. U weet dat heel de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid een zeer belangrijke rol zal spelen inzake de duurzame modal shift, alsook de volledige uitrol van onze mobipunten zodat mensen heel snel de overstap kunnen maken van welbepaalde duurzame vervoersmodi zoals deelsteps, deelauto's, elektrische fietsen en noem maar op, naar het openbaar vervoer. Gisteren is nog in de plenaire vergadering gezegd dat we wat dat betreft volop kijken naar de uitrol van de regionale mobiliteitsplannen die er staan aan te komen en die we allemaal in het najaar kunnen laten doorrekenen en doorvertalen. Kortom, we blijven vasthouden aan de modal shift 60/40.
We moeten er natuurlijk over waken dat mensen niet terug naar de auto grijpen. Niemand wil het verhaal van de files terug. Daarom kijken we hoe we zoveel mogelijk het telewerk kunnen blijven promoten. De afgelopen maanden is bewezen dat telewerk heel goed kan werken. U geeft zelf aan welke verplaatsingen we in deze commissie allemaal zouden hebben gedaan mochten we fysiek bij elkaar zitten. Dat is nu uitgespaard. Uiteindelijk werkt het op deze manier ook. Dat bewijst dat het allemaal kan. Heel wat werkgevers zeggen dat ze misschien een of twee dagen fysiek bij elkaar willen komen, maar ook dat ze alle kansen willen geven aan het verder uitrollen van het telewerk, aangezien het een zeer positief alternatief is. Niemand staat natuurlijk graag stil in de file.
Dat is dus sowieso een goed verhaal dat we zeker willen blijven promoten. Zoals u zegt, mag het niet opnieuw business as usual worden.
Anderzijds blijven we ook ten volle inzetten op maatregelen inzake extra fietsinfrastructuur en het promoten van het fietsen. Uit de laatste statistieken blijkt dat de meeste fietsverplaatsingen momenteel recreatieve verplaatsingen zijn. In de ochtend is er weinig extra fietsverkeer vast te stellen, terwijl dat in de namiddag wel zo is. Dat lijkt erop te wijzen dat het vooral gaat om recreatieve verplaatsingen. We gaan nog specifiek bekijken hoe we met de boost inzake elektrische fietsen en speedpedelecs dat werkgerelateerd fietsen nog meer in de picture kunnen plaatsen. Ik heb vanmorgen nog samengezeten met de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) om te bekijken hoe we het woon-werkverkeer met de fiets extra kunnen aanmoedigen. We blijven daarop focussen, om die doelstelling van 60/40 inzake de modal shift te kunnen realiseren.
Mijnheer Ceyssens, u vraagt specifiek naar de extra fietsinvesteringen ten bedrage van 180 miljoen euro die voor 2020 voorzien was in het GIP en hoe die tot nog toe vertaald is. Ik kan niet heel specifiek zeggen wat waar op dit ogenblik al is vastgelegd. U weet dat er vastleggingen zijn vanuit verschillende entiteiten van MOW. Men heeft me gezegd dat vandaag alleszins 45 procent van de voorziene middelen vastgelegd werd. We zullen daar zeker op toezien. Ik denk dat niemand er belang bij heeft om 180 miljoen aan te kondigen als die niet besteed kunnen worden. U weet dat er een aantal vaste elementen zijn op het GIP en daarnaast ook de reservelijsten. Ik wil geen geld uitgeven om geld uit te geven. Ik hoop alleszins dat we al die middelen kunnen vastleggen en zodoende ook effectief kunnen investeren in die extra fietsinfrastructuur. Hoewel een aantal elementen – zoals procedures en onteigeningen – kunnen zorgen voor vertraging, hopen we dat we heel snel vooruitgang kunnen boeken. De initiatieven daarvoor zijn zo goed als klaar. Hoe sneller dat allemaal rond is, hoe beter.
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik zal zeer kort zijn. Ik hoop dat er iets komt van die campagnes, want ik denk echt dat een campagne mensen kan sensibiliseren en stimuleren om opnieuw het openbaar vervoer te gebruiken. Zeker als het gaat over het gebruik van het openbaar vervoer door dagjestoeristen in de zomer, kunnen bijvoorbeeld rolmodellen dat doen lukken. Ik denk dat dat nodig zal zijn. Het is natuurlijk kort dag, maar ik hoop dat daar werk van gemaakt wordt.
Tegen eind augustus zou ook een ‘terug naar school’-campagne georganiseerd kunnen worden. Als kinderen het openbaar vervoer gebruiken om naar school te gaan, is dat goed. Als mensen na hun vakantie opnieuw aan het werk gaan via het openbaar vervoer, zou dat een goede zaak zijn. Ik hoop dat daar concreet werk van gemaakt wordt.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. 45 procent van die 180 miljoen euro is al vastgelegd. Als ik zie hoever het jaar gevorderd is, lijkt me dat goed te zitten. Dat is dus een pluspunt. Er moet wel voor gezorgd worden dat er geen kinken meer in de kabel komen.
Ik blijf een beetje hongerig uitkijken naar aanpassingen in het Onteigeningsdecreet, omdat dat dikwijls voor een bottleneck zorgt. Ik begrijp dat we daar op zeer korte termijn mee verder kunnen. Dat zou een goede zaak zijn, want ik denk dat daardoor veel dossiers veel te lang zijn blijven stilliggen. Het algemeen belang moet niet blijven stilliggen wegens discussies over enkele centiare grond. Daar moet gehandeld worden.
Minister, over het openbaar vervoer maak ik me toch wel zorgen. Uit een onderzoek van MOBI (Mobility, Logistics and Automotive Technology Research Centre), een onderzoeksgroep verbonden aan de VUB, blijkt dat er toch wel heel wat mensen niet meer geneigd zijn het openbaar vervoer te nemen: 40 procent van de respondenten geeft aan het openbaar vervoer niet meer te zullen nemen in de toekomst en nog eens 40 procent geeft aan het openbaar vervoer minder te zullen nemen in de toekomst. Als we er dan van uitgaan dat het openbaar vervoer sowieso al te weinig gebruikt werd, dan is er op dit vlak absoluut werk aan de winkel.
Ik vind, minister – en daar hebt u onze steun in –, dat u het antwoord van De Lijn niet meer mag aanvaarden, als ze zeggen dat iets praktisch niet werkt of onhaalbaar is. Ik vind dat De Lijn dat antwoord veel te vaak gebruikt. Ik vind het niet kunnen dat een aantal buslijnen verscholen moesten blijven rijden, omdat het praktisch niet haalbaar was om die uit het verkeer te nemen. Minister, ik wil heel goed geloven dat het onmogelijk is om van vandaag op morgen op een reservatiesysteem over te stappen, maar in datzelfde MOBI-onderzoek gaven de reizigers aan dat ze het niet-kennen van de bezettingsgraad als de belangrijkste factor zagen om een bus al dan niet te nemen. Dat stond hoger aangeschreven dan een mondmasker. Wel, met dat argument in het achterhoofd, kunt u van De Lijn niet aanvaarden dat het antwoord droogweg is: “Dat is eigenlijk niet haalbaar.” Op dit moment moet er binnen die organisatie worden nagedacht over een mogelijke manier om die bezettingsgraad te meten, zodat mensen dat via een app kunnen consulteren, of over een mogelijk pilootproject voor een reservatiesysteem, zodat mensen die een bus zien passeren en niet gereserveerd hebben, kunnen weten hoeveel plaatsen er nog ongeveer zijn, met natuurlijk de garantie dat mensen die wel gereserveerd hebben, weten dat ze op een bus kunnen die niet overvol zit.
Ik vind het antwoord als zou dat praktisch onhaalbaar zijn, veruit onvoldoende. Daar kunt u echt geen genoegen mee nemen. Dat argument moet degelijk onderbouwd worden. En als blijkt dat er nadelen verbonden zijn aan een reservatiesysteem, dan wil ik dat antwoord aanvaarden. Maar dat moet minstens verder onderzocht worden en misschien moet er ooit eens een pilootproject worden opgezet. Ik wil mijn vraag dus herhalen om dat eens ten gronde te bekijken. Dat hoeft voor mij geen reservatiesysteem te zijn; misschien zijn er ook andere systemen om de bezettingsgraad van de bussen te meten. Maar als vandaag uit een onderzoek blijkt, dat de onbekende bezettingsgraad de grootste drempel is voor mensen om de bus te nemen, dan moeten we daarop anticiperen.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de bijkomende vragen.
Mijnheer Maertens, u suggereert om rolmodellen te gebruiken om het openbaar vervoer wat extra te promoten. Ik weet niet welke rolmodellen u voor ogen hebt, maar het kan misschien een suggestie zijn, zoals ik daarstraks ook al gezegd heb, dat wij op 28 juni onder andere de trambus gaan nemen in de Vlaamse Rand. Misschien kan het een suggestie zijn dat heel de commissie dan mee gaat doen om zodoende een promostunt te maken voor De Lijn. Het is maar een suggestie. Het is aan jullie om daar eventueel op in te gaan.
Mijnheer Ceyssens, ik moet heel even een kleine correctie aanbrengen: die 55 procent die nu al vastligt van de middelen in het GIP, gaan niet specifiek over het fietsen, maar over het totale bedrag van het GIP. Wat betreft het fietsen als dusdanig, daarvan heeft men mij via het Departement MOW laten weten de cijfers op dit ogenblik nog niet te hebben. Men verwacht de cijfers pas begin juli. Zoals u daarstraks ook al zei, zullen we dat zeker ten volle blijven opvolgen.
Wat dan het reservatiesysteem betreft, heb ik destijds al het hele verhaal uit de doeken gedaan, toen mevrouw Brouwers daar een vraag over gesteld had. U blijft hameren op een extra onderbouwing. Ik zal die vragen overbrengen aan De Lijn, maar indertijd had men al gezegd dat het organisatorisch en praktisch heel moeilijk is om dat allemaal in te passen, zonder dat het altijd een echte meerwaarde is voor de reizigers als dusdanig.
Daarnet zei ik dat vandaag de bezettingsgraden op weekdagen schommelen tussen de 30 en 35 procent en in de weekends al oplopen tot 50 procent en dat dit waarschijnlijk straks in de vakantieperiode nog wat zal oplopen. We moeten daar in een regionale spreiding voorzien. Dat betekent dat, als het een gemiddelde is van 50 of 30 procent, er in bepaalde stedelijke kernen wel al volle bussen of volle trams rondrijden, en dat die ook rondrijden. Wat dat betreft, is er destijds voor gekozen om in te zetten op het verplichte mondmasker-dragen en op de volledige extra hygiëne en dergelijke meer – ik ga niet alles herhalen – maar we moeten er in elk geval op focussen dat het openbaar vervoer op een veilige manier mogelijk is voor de reizigers. Campagnes kunnen daar heel belangrijk in zijn.
U blijft erop aandringen, en daarom zal ik opnieuw aan De Lijn vragen om een eventuele onderbouwing waarom het systeem van de reservaties al dan niet zou kunnen, en of eventueel een proefproject wat dat betreft kan worden uitgerold. Ik zal uw vraag overmaken aan De Lijn, om te zien wat dienaangaande mogelijk is.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, het gaat er mij niet om dat ik een onderbouwd antwoord moet hebben op mijn vraag. Het gaat mij over hoe De Lijn reageert op de vraag naar een reservatiesysteem, op een vraag over de bezettingsgraad. Het onderzoek heeft duidelijk aangetoond dat 40 procent van de mensen het openbaar vervoer niet meer zal gebruiken na de coronacrisis, en 40 procent geeft aan dat ze het minder zullen gebruiken. Die cijfers verontrusten mij. Een bedrijf als De Lijn, dat een benchmark moet doorstaan en dat klaar moet staan voor de toekomst, moet ook kunnen inspelen op dergelijke zaken. Dat is moeilijk, dat wil ik heel goed geloven. We kunnen in Vlaanderen een waslijst van bedrijven noemen die het in de coronatijd moeilijk hebben gehad en die opeens dingen moesten doen die ze nooit gewoon waren te doen. De situatie is wat ze is. Er is de indicatie dat de reiziger geremd is om het openbaar vervoer te nemen omdat hij de bezettingsgraad niet kent. Dan vind ik dat men dat binnen De Lijn moet vastpakken en dat men moet kijken hoe men daarop kan inspelen, eerder dan te zeggen dat het praktisch niet haalbaar is.
Collega Ceyssens, u kunt hier eventueel op terugkomen over twee weken, wanneer wij met de vertegenwoordigers van De Lijn in deze commissie het jaarverslag zullen bespreken. Ook de minister zal daarbij aanwezig zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.