Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik had een schriftelijke vraag ingediend over de selectieprocedure voor het artistiek concept op de Biënnale van Venetië. Minister-president, een aspect daarvan dat niet aan bod kwam, was dat u besloot de aanpak van uw voorganger, minister Sven Gatz, te verlaten. Toen was er een nauwe artistieke samenwerking met de Franse Gemeenschap opgezet in het kader van de Biënnale. Nochtans stond in de vorige Biënnale van 2019 die goede samenwerking symbool voor de gemeenschappen in België.
Tijdens de vorige legislatuur was er een heel goede band tussen minister Gatz en Alda Greoli, zijn toenmalige collega op Cultuur in de Franse Gemeenschapsregering. Het verlaten van de formule in het kader van de Biënnale noopte mij tot een aantal vragen.
De grote verdienste van het cultureel samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap zat in een goed politiek overleg. Daardoor hebben we in de voorbije legislatuur grote vooruitgang geboekt in een aantal federale dossiers. Ik kijk naar de taxshelter voor audiovisuele werken en podiumkunsten, de gereglementeerde boekenprijs, het samenwerkingsakkoord rond de filmkeuring. Ik vraag mij af of u van plan bent dat voort te zetten met de nieuwe minister van Cultuur van de Franse Gemeenschap, minister Bénédicte Linard.
Bij de opmaak van het cultureel samenwerkingsakkoord heeft men de keuze gemaakt voor een kadertekst, die kon worden ingevuld met concrete voorstellen voor implementatie. Hebt u ondertussen al eens die kadertekst ten volle kunnen bekijken? Hebt u er specifieke aanvullingen of concrete voorstellen voor waarmee u samen met uw collega aan de slag wenst te gaan?
De interministeriële conferentie (IMC) Cultuur heeft vanaf 2016 een invulling gekregen. Tijdens de vorige legislatuur werd dit halfjaarlijkse overleg opgezet. Met welke regelmaat zullen deze IMC’s gedurende uw ambtstermijn plaatsvinden? Hoeveel hebben er tot dusver plaatsgevonden? Hoe beoordeelt u deze IMC’s? Komt daar iets nuttigs uit waaraan we samen kunnen werken? Welke dossiers moeten in uw ogen prioritair behandeld worden in dit overleg? Waarom precies deze dossiers?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, de samenwerking met de Franse Gemeenschap verloopt naar mijn aanvoelen goed. Ik had een eerste ontmoeting met minister Linard gepland in maart, maar in maart zijn er andere evenementen opgedoken. We hebben de afspraak moeten verplaatsen. We hebben die ontmoeting gehad op 12 mei 2020, vlak voor de eerste IMC die we hadden. Mijn kabinet heeft bovendien veelvuldig contact met het kabinet van minister Linard. De contacten zijn steeds positief en constructief. Ik wil u er ook op wijzen dat de samenwerking tussen minister Linard en mijzelf aan de basis lag van het exitplan voor de coronacrisis, en dat wij dan de andere gemeenschap en ook het federale niveau achter dat exitplan hebben gekregen. In die zin is die samenwerking goed en heeft ze ook concrete resultaten.
Er wordt inderdaad binnen het cultureel samenwerkingsakkoord een werkprogramma ontwikkeld. Dit gebeurt in samenspraak met het samenwerkingsplatform, dat de eerste keer in september zal samenkomen. Ik kan u bijgevolg nog geen verdere informatie geven over de implementatie van het werkprogramma, maar uiteraard doe ik dat graag wanneer het een concretere vorm krijgt, na de samenkomst van het samenwerkingsplatform in september.
Wat de IMC’s betreft, heb ik daarnet al gezegd dat we op 12 mei 2020 een eerste IMC hebben gehad. Die was volledig aan de coronacrisis gewijd. Op 15 mei 2020 heeft een tweede, weliswaar digitale, IMC plaatsgevonden om het exitplan goed te keuren. Ik plan een volgende IMC nog voor het zomerreces. Ik denk dat het nuttig is IMC’s te laten plaatsvinden wanneer dat opportuun is en wanneer er gemeenschappelijke thema’s zijn die ons aanbelangen en waarover we samen een standpunt moeten innemen of een beslissing moeten nemen.
Ik geef nog mee dat mijn kabinet, onafhankelijk van de IMC’s, verschillende contacten onderhoudt met de kabinetten van de andere deelstaten, ook federale en Brusselse kabinetten. Ook op die manier wordt werk gemaakt van een structurele afstemming en kennisuitwisseling.
Wat de dossiers betreft, spreekt het voor zich dat de gevolgen van de COVID-19-crisis op korte termijn nog een tijdje een belangrijk agendapunt van de IMC’s zullen blijven. Zoals ik tijdens de vorige commissievergadering heb gezegd, staat roofkunst voor mij ook hoog op de agenda. Daarnaast zie ik op korte termijn ook de noodzaak om samen met te werken met betrekking tot het kunstenaarsstatuut, want op dat vlak hebben we tijdens de coronacrisis weer veel geleerd. Ik denk dat we daar samen naar moeten kijken. De audiovisuelecoproductieakkoorden vormen volgens mij ook een belangrijk agendapunt voor de IMC’s.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, uw antwoord stemt me heel tevreden. Ik denk dat u echt het belang van een goede samenwerking inziet. Misschien heeft uw federale ervaring daar veel mee te maken. Het is belangrijk over de grenzen van de gemeenschappen te durven en willen kijken.
Ik begrijp dat de IMC’s worden voortgezet en misschien nog worden geïntensifieerd. Dat is belangrijk in het licht van de coronacrisis. De zaken die u naar voren hebt geschoven, moeten exact de prioriteiten voor de komende maanden zijn. We zullen wel zien of er nog een aantal bij kunnen komen.
In het verleden hebben beide gemeenschappen een projectlijn uitgeschreven. Een Vlaamse instelling kon daar in samenspraak met een Waalse instelling op intekenen. Dat programma heette Cultuur/Culture en wie een samenwerkingsproject indiende, kon daarvoor 10.000 euro krijgen. We hebben dat toen als een experiment opgezet, maar we hebben daar heel fijne resultaten mee gehaald. Ik vraag me af of u van plan bent die projectlijn voort te zetten zodra het stof van de coronacrisis hopelijk weer wat is neergedaald. Dan kunnen we ons weer focussen op mooiere projecten en niet op de crisiscommunicatie waar we nu in zitten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, dit is een heel interessante vraag om uitleg en ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. Ik wil me alleen aansluiten bij de appreciatie voor het feit dat u het overleg ernstig neemt. In deze coronatijden is duidelijk gebleken dat afstemming tussen de deelstaten van cruciaal belang is, zeker inzake cultuur, want zaken als het kunstenaarsstatuut zijn federale materie. Het is tijd geworden om het kunstenaarsstatuut onder de loep te nemen en na te gaan hoe we dat, mede op basis van onze ervaringen met de COVID-19-crisis, kunnen verbeteren.
Het is ook goed dat u expliciet hebt verwezen naar de strijd tegen roofkunst, want ook dat staat hoog op de agenda. Ik wil nog eens verwijzen naar het rapport over roofkunst dat we vorige legislatuur in de Senaat hebben opgesteld. U moet daar zeker rekening mee houden, want daar staan heel wat aanbevelingen in verband met samenwerking in.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, bedankt voor de vraag. Ik sluit me ook helemaal aan bij de opmerking van mevrouw Segers. Deze crisis heeft ons vooral geleerd dat cultuur inhoudelijk misschien een bevoegdheid is van het gewest, maar dat de logistieke omstandigheden rond de cultuursector – het kunstenaarsstatuut, de taxshelter, exitprocessen, nevenrechten, auteursrechten, niet te vergeten de federale instellingen – allemaal federaal zijn. Ik ben ook blij met uw antwoord, minister-president, maar ik zou toch willen vragen of we daar niet meer structuur in kunnen brengen, dat dat een vaste structuur is, dat die op een vast moment bij elkaar komen, zodat we daar, zowel met Wallonië, Brussel als Vlaanderen, bij betrokken kunnen worden. Dat zou heel wat helderheid creëren.
Ten tweede merken we ook dat in de Federale Regering die materie heel erg verdeeld is onder de ministers. Ik ga hier geen enkele staatshervorming bepleiten, maar het zou voor de cultuursector toch niet oninteressant zijn dat bij een volgende Federale Regering één iemand als minister een coördinerende opdracht krijgt binnen die regering om alle cultuurmaterie die daarmee te maken heeft te coördineren, zodat we daar een makkelijker aanspreekpunt voor hebben.
Dus: een pleidooi voor wat meer structuur, regelmaat en duidelijkheid, zodat we daar met de sector, en ook met de commissies, zowel vanuit Vlaanderen als Wallonië, op kunnen inspelen.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik had eigenlijk dezelfde vragen schriftelijk ingediend en daar ook al een antwoord op gekregen, dat uiteraard in dezelfde lijn ligt. Maar ik wil nog even aanvullen dat we gezien hebben dat de samenwerkingsovereenkomst die we de afgelopen jaren opgezet hebben, en ook de manier van werken, effectief loont. Ik wil nog duidelijk aangeven dat Cultuur vanuit de gemeenschappen komt, dat het inderdaad de twee gemeenschappen zijn die hier door het samenwerkingsakkoord samen de lead nemen om onderwerpen die nog op het federale niveau zitten, onder de aandacht te brengen van dat federale niveau. Maar laat ons alstublieft Cultuur bij de gemeenschappen houden, ook naar de toekomst toe. Als daar nog aan geschoven moet worden, blijf ik pleiten om naar een verdere regionalisering te gaan in plaats van het terug te brengen op het federale niveau. Maar dit even terzijde.
Door corona zien we dat we het best met concrete dossiers naar het federale niveau gaan en dat daar met regelmaat van samenkomsten, zowel binnen het samenwerkingsakkoord als op de interministeriële conferentie, doen, voor zover dat iedere keer nodig is en er concrete zaken op tafel liggen, en dat we niet gewoon bijvoorbeeld om de drie maanden de eerste vrijdag van de maand samenkomen. Als dat niet nodig is, is dat niet nodig. Als er meer bijeenkomsten nodig zijn, zoals in coronatijden, denk ik dat we die in goede samenwerking en constructief op heel korte tijd kunnen samenroepen.
De zaken die we nog verder moeten afstemmen met het federale niveau hebben inderdaad als hoofdpunt het kunstenaarsstatuut. Dat is een heel prioritair dossier. Op het federale niveau zit dat eigenlijk bij twee andere ministers. Kunnen we met de interministeriële conferentie bijvoorbeeld voor dit specifieke dossier dan ook de minister van Sociale Zaken rechtstreeks betrekken? Hoe worden die gegevens op het federale niveau doorgegeven? Kunnen we dat ook nog op een efficiëntere manier doen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, wat Cultuur betreft: er is een vijfde projectoproep gebeurd, en dat moest voor 28 februari binnen zijn. Dat is in het kader van de samenwerkingsakkoorden, dat wordt gewoon voortgezet.
Mijnheer Pelckmans, wat betreft de vaste structuur ben ik met mevrouw Linard overeengekomen dat wij, zodra het acute van de coronacrisis voorbij is, een vaste regelmaat van eens per semester zullen handhaven, een keer voor en een keer na de grote vakantie. De coronacrisis heeft hier, zoals bij zoveel andere zaken, de vaste regelmaat grondig dooreengeschud.
Dan wat betreft uw adviezen voor een volgende Federale Regering: het zal mij benieuwen of u in een betere positie zult zitten dan wij. Misschien zitten wij er allebei niet bij en moeten wij mevrouw D’Hose of mevrouw Segers uitsturen. Dat is vandaag voor niemand van ons duidelijk. Het zal mij benieuwen!
Mevrouw Coudyser, ik wil geen cursus staatsrecht geven, want daar ken ik niets van. Er zijn in dit land drie gemeenschappen. Cultuur zit verspreid over drie gemeenschappen. Het zal u bekend zijn dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie in Brussel ook wel een beetje aan cultuur doen. Als de IMC samenkomt, vormen de twee grootste gemeenschappen daarin het zwaarste gewicht. In de IMC zitten die allemaal rond de tafel, samen met de federale overheid. Welke persoon daar aanwezig is, dat is afhankelijk van de agenda. Altijd aanwezig is de minister die de biculturele of federale instellingen onder zijn bevoegdheid heeft. De vorige keer stonden het kunstenaarsstatuut en de taxshelter op de agenda en waren dus ook de ministers Muylle, voor het kunstenaarsstatuut, en De Croo aanwezig. Ook de eerste minister was aanwezig. Er is dus altijd een federale aanwezigheid. In functie van de agenda zijn de betrokken vakministers aanwezig. Zo kan er inderdaad snel worden geschakeld.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij collega Pelckmans, op het gladde ijs. Elke politieke partij is het er nu ondertussen wel al over eens dat we moeten durven te spreken over homogene bevoegdheidspakketten. Dat heeft corona ons geleerd. Als ik daar samen met mijn partij aan de kar kan trekken om dat toch een klein beetje helderder te maken, bijvoorbeeld in verband met het kunstenaarsstatuut … Wij zijn het ook daar over alle partijgrenzen heen over eens, dat we daar een heldere regeling voor moeten maken. Het zou niet slecht zijn indien we dit alles naar het Vlaamse niveau zouden brengen. Maar bon, ik ben één stem in het volledige debat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.