Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Het naadloos flexibel traject (NAFT) is een van de maatregelen tegen schooluitval en biedt een kwaliteitsvol en maatgericht traject aan, dat start met een aanmelding vanuit het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB). Vanuit een gedeeld engagement en gedeelde verantwoordelijkheid tussen Welzijn en Onderwijs wordt een aanbod op maat van elke leerling opgemaakt en een duurzaam resultaat beoogd.
Sinds kort hebben alle leerlingen uit het secundair onderwijs die met situaties kampen waardoor vroegtijdig schoolverlaten dreigt, recht op een NAFT. Ook klasgroepen, leerkrachten en de school kunnen ondersteund worden, een maatregel die we zeker toejuichen. Het inhoudelijke concept van NAFT biedt ten aanzien van de voormalige persoonlijke ontwikkelingstrajecten en voortrajecten trouwens ook meer mogelijkheden. De doelgroep is dus verbreed en de mogelijkheden uitgebreid.
Vanuit het werkveld horen we toch de vraag naar bijsturing, nu de nieuwe regeling al een tijdje van kracht is. De bezorgdheid gaat vooral over de meest kwetsbare jongeren die in het verleden lange, intensieve trajecten aangeboden kregen. Deze lange trajecten komen nu namelijk onder druk als gevolg van twee redenen. Ten eerste, organisatorisch bieden de vele nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld de mogelijkheid tot interventies richting klas, school en leerkracht, meteen ook een grote uitdaging om alles praktisch geregeld te krijgen, zeker voor de kleinere aanbieders. Ten tweede, de middelen van de vroegere time-outprojecten, persoonlijke ontwikkelingstrajecten en voortrajecten zijn overgeheveld naar NAFT.
Om naar een eenduidige registratie en een eenduidig kader te gaan, is er gekozen voor een gemiddeld bedrag per traject en een gemiddeld aantal dagdelen per traject. Het aantal trajecten is een resultaatscriterium om de middelen te ontvangen. Bijgevolg voelen de aanbieders de noodzaak om het nodige aantal trajecten te behalen en komen langdurige, intensieve trajecten onder druk te staan. Langdurige trajecten nemen logischerwijze veel meer dagdelen dan het gemiddelde in beslag. Hoewel de dagdelen niet als criterium voor de financiering gelden, worden ze wel nog gemonitord en heeft dit uiteraard een weerslag op de werkbelasting van de begeleider.
Ten slotte is er ook grote bezorgdheid over jongeren die geen school hebben. De aanmelding voor een NAFT moet immers steevast vanuit het CLB komen. In het verleden konden jongeren rechtstreeks terecht bij de persoonlijke ontwikkelingstrajecten, waarna ze ingeschreven werden in een centrum voor leren en werken. Het is uiteraard onze doelstelling om zoveel mogelijk jongeren gekwalificeerd het onderwijs te laten verlaten. Dus is het belangrijk dat jongeren zich ook bij NAFT kunnen aanbieden, waarna de NAFT-aanbieder met de jongere de nodige stappen onderneemt richting onderwijs.
Minister, NAFT is een gedeelde verantwoordelijkheid van u en de minister van Welzijn. Bent u bereid om samen met uw collega de mogelijkheid te onderzoeken om de financiering van de intensieve, langdurige trajecten te herschikken? Kunnen dergelijke trajecten bijvoorbeeld meetellen voor meer dan één traject? Bent u bereid soepel om te springen met de verplichte aanmelding vanuit het CLB voor jongeren die geen school hebben?
Minister Weyts heeft het woord.
De naadloze flexibele trajecten gaan inderdaad terug naar een integratie van verschillende deelprojecten en ondersteuningstrajecten. Samen met het beleidsdomein Welzijn is er een aantal jaren geleden een stapsgewijs proces gestart van inkanteling van deze trajecten in het beleidsdomein Welzijn. Dat is ook gepaard gegaan met een overdracht van een budget van Onderwijs naar Welzijn. Alhoewel ik erken dat deze jongeren nu voor een groot deel onder de werking van Welzijn vallen, vind ik het wel belangrijk te benadrukken dat de onderwijscomponent ook van belang blijft. Het is nog altijd de bedoeling dat deze gere-integreerd kunnen worden in het onderwijs.
Het inkantelingsproces is geëindigd in september 2019, toen de uitgebreide naadloze flexibele trajecten van start zijn gegaan. Natuurlijk is het moeilijk om op grond van negen maanden te gaan evalueren. Die eerste negen maanden zullen ook niet erg representatief zijn voor een normaal verloop van een schooljaar en kunnen dus moeilijk gebruikt worden als referentie, nog abstractie makend van wat er ondertussen op coronavlak is gebeurd. Ik denk dat het te kort is om nu al een systeem te gaan evalueren. We zitten nu vooral in een fase van afstemming en bijsturing.
In dat afstemmingsproces zijn er ook al verschillende overlegmomenten geweest met de diverse partners, zowel met de aanbieders van NAFT, de CLB-sector als de onderwijsverstrekkers. Dat is belangrijk, zodat nu meteen al knelpunten aan het licht worden gebracht. Het zorgt vooral ook voor een gedeeld draagvlak.
NAFT wordt op beleidsniveau niet gedeeld opgenomen, maar het is wel het delen van taken op het veld dat belangrijk is. Een jongere die in een ondersteuningstraject zit, moet natuurlijk altijd oog houden op een re-integratie in onderwijs. Dat wil dus ook zeggen dat de onderwijspartners ook betrokken moeten zijn bij dat overleg.
Met betrekking tot het financieringskader van NAFT verwijst u ook naar de vergoeding per traject. Die vergoeding is natuurlijk wel gebaseerd op ervaringen uit het verleden, waarbij beide administraties de looptijd van POT-trajecten (persoonlijk ontwikkelingstraject) hebben meegenomen in de berekening van de gemiddelde looptijd van een NAFT-traject. Het klopt dat er binnen NAFT ook langlopende projecten mogelijk zijn – het gaat hier al bij al over maatwerk – maar door de heterogeniteit van het publiek bij een NAFT-aanbieder zal er in de praktijk een gezonde mix zijn van langdurige en kortlopende trajecten. Dat moet ook toelaten om het systeem financieel en organisatorisch wat beheersbaar te houden. Beide administraties zullen dat ook goed monitoren. Daarvoor biedt het afgelopen studiejaar natuurlijk niet echt een getrouwe weergave van wat we mogelijk kunnen verwachten binnen een NAFT-werking. Maar als er grote onevenwichten zouden ontstaan, ben ik natuurlijk bereid om dat te bekijken.
Zoals ik al heb gezegd, is een NAFT-traject een nauwe samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn. In de toeleiding naar die trajecten is er natuurlijk een grote rol weggelegd voor de CLB’s. Hun expertise en hun ervaring met onder andere de persoonlijke ontwikkelingstrajecten maken dat zij goed geplaatst zijn om een maatgericht traject uit te werken. Vanwege die expertise bepaalt de regelgeving ook dat de aanmelding enkel en alleen kan gebeuren via de CLB’s. Zij moeten vanuit hun spilfunctie altijd betrokken worden bij het traject van die leerlingen.
Als een leerling zich in de praktijk eerst aanbiedt bij een NAFT-organisator, is het natuurlijk niet de bedoeling dat die meteen wordt afgewezen. Het is in zulke situaties prioritair dat de NAFT-organisatie in kwestie zo snel mogelijk contact legt met het laatst gekende CLB waar de betrokkene aan verbonden was. Het CLB kent de sociale kaart en de lokale mogelijkheden het best en kan dus ook met de jongere en zijn context bekijken of NAFT de beste oplossing is voor die jongere. Dat was destijds ook de bedoeling bij het decreet Leren en werken. Jongeren meldden zich aan bij een centrum voor deeltijdse vorming, waarna er ook een gesprek met het CLB plaatsvond en een inschrijving in zo’n centrum voor deeltijds onderwijs (CDO) gebeurde. Ik denk dat een NAFT-praktijk datzelfde traject kan volgen en dat de regelgeving vooral de taak geeft aan het CLB om na te gaan of dat traject voor de jongere de meest aangewezen oplossing is.
Misschien tot slot nog meegeven dat het mijn doelstelling blijft om uitsluitend aanbod te hebben voor de totaliteit van de groep van kwetsbare jongeren. Die doelstelling zie ik ook als de gedeelde verantwoordelijkheid van alle partners. Daarvoor is er natuurlijk wel nood aan wederzijds vertrouwen en begrip maar ook actie, waarbij we het engagement moeten delen richting die jongeren. We moeten ons niet vastrijden in discussies over uren en plaatsen van invulling. De ondersteuning en het vertrouwen dreigen dan soms bemoeilijkt te worden. We zijn met beide administraties nu de laatste hand aan het leggen aan een omzendbrief-NAFT die nog dit schooljaar zal worden gepubliceerd en samen met de partners is opgesteld. Die moet ervoor zorgen dat er een duidelijk afsprakenkader tot stand komt waarin hopelijk dat vertrouwen wat kan groeien.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is zeer interessant. U gaf aan dat in de samenwerking tussen Welzijn en Onderwijs ervaringen uit het verleden meegenomen zijn. Ik heb er alle begrip voor dat we tijd moeten nemen om te evalueren – maar ik pleit er toch voor dat de ervaringen die er nu al zijn om te luisteren naar het veld, nu al worden meegenomen.
Ik kan zeker onderschrijven dat zorg voor kwetsbare leerlingen een zorg is die gedeeld moet worden door iedereen. Het is een gedeeld engagement. Ik ben benieuwd naar de omzendbrief en naar de initiatieven die u neemt met de verschillende verantwoordelijke partners.
Vanmorgen stelde ik een vraag rond het schoolverlatersonderzoek in de commissie Werk. Daar hoorde ik hetzelfde verhaal: we moeten zorgen voor onze meest kwetsbare leerlingen. Dat is niet alleen een taak van Onderwijs maar ook van Welzijn en Werk, met andere woorden van de hele samenleving. Re-integratie is inderdaad het belangrijkste. Uit het schoolverlatersonderzoek bleek dat werkervaring een van de meeste cruciale zaken is, naast (onverstaanbaar) door Welzijn.
Ik hoorde ook vanuit het veld dat er toch ook wel wat vragen komen vanuit het basisonderwijs, waarbij men merkt dat het belangrijk is om zeer vroeg preventief in te zetten om die leerlingen die mogelijk later uitvallen, bij hun nekvel te hebben. Er is een voorbeeld in Roeselare, Beresterk, maar dat wordt niet gefinancierd (onverstaanbaar). Ziet u de mogelijkheid om eventueel ook projecten in het basisonderwijs op te starten?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, u hebt in uw antwoord ongeveer alles aangehaald wat er over deze werking te zeggen is en wat dan ook een deel van de complexiteit van het verhaal aanduidt. Er is wel een vorm van ‘verkapping’. Ik zeg het wat straf denk ik. Maar we moeten in elk geval proberen om een sluitend aanbod te hebben. Ik heb daar vanuit onze fractie twee oproepen naar: ten eerste dat partners proberen om effectief samen die groep aan te pakken en niet elkaar vliegen af te vangen en een vorm van terreinbescherming in te stellen; ten tweede, en dat vind ik minstens even belangrijk, om echt te zien naar wie die jongeren zijn en waar ze nood aan hebben. Heel specifiek in het kader van duaal leren hebben we de arbeidsmarktrijpe leerlingen, de bijna arbeidsmarktrijpe leerlingen en de leerlingen die nog niet arbeidsmarktrijp zijn. Dat zijn natuurlijk geen harde duidelijke verschillen, dat is iets dat overgaat van het ene in het andere. Als ik sommige mensen hoor, dan zijn er geen leerlingen die niet arbeidsmarktrijp zijn, die zouden niet bestaan. Maar als je dat allemaal op een hoopje gooit, dan dreig je langs de ene kant duaal leren uit te hollen en langs de andere kant NAFT-trajecten te overbelasten. Daarom wil ik de oproep doen dat een duidelijk afsprakenkader in de omzendbrief een goede zaak zou zijn voor iedereen, en dat we terug maximaal tijd en energie in die opleidingen en in de jongeren kunnen steken. Dat zal heel belangrijk zijn en zal enige rust brengen voor iedereen.
Minister Weyts heeft het woord.
De extra vraag met betrekking tot de ondersteuning van projecten in dat kader in het basisonderwijs zal ik moeten bekijken, want dat betekent natuurlijk extra middelen. Ik weet ook niet of we dat dan kunnen beperken tot enkele projecten, dan wel of er dan een hele resem klaarstaan. Dat zal ik dus echt moeten bekijken. Dat zal ook afhankelijk zijn van de kwaliteit van de betrokken dossiers, denk ik.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik deel de bezorgdheid voor de meest kwetsbare leerlingen onder ons. We hebben deze week nog gehoord wat het betekent om een diploma te halen, wat de economische waarde is, maar ik wil het niet enkel hebben over die economische waarde, maar gewoon over de waarde voor elke persoon van dat diploma. Dat is hetgeen we willen bereiken. Ik denk dat iedereen daarachter staat. Een naadloos flexibel traject is een traject dat helpt om iedereen een diploma te kunnen geven. Ik ben blij dat u wilt nagaan wat de mogelijkheden zijn in het basisonderwijs. We kijken in elk geval uit naar de omzendbrief die eraan komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.