Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, onlangs publiceerde VDAB zijn jaarlijkse schoolverlatersrapport. Dat is een zeer interessant rapport. Ik kan iedereen de lezing ervan aanbevelen. In het rapport wordt de situatie beschreven van jongeren die in 2018 de school hebben verlaten, en wat hun situatie was op 30 juni 2019, dus eigenlijk een jaar na het verlaten van de school.
Het percentage schoolverlaters die op dat moment nog op zoek waren naar een job, was exact hetzelfde als het jaar voordien, zijnde 8,9 procent. Er zijn uiteraard wel grote verschillen naargelang het opleidingsniveau: van jongeren met een diploma hoger onderwijs was 3,1 procent werkzoekend, van jongeren zonder kwalificatie lag dat op 30,5 procent. Vooral jongeren met een diploma in een zorg- of STEM-richting (Science, Technology, Engineering and Mathematics) vinden zeer snel werk. Ook werkervaring blijkt gegeerd te zijn op de arbeidsmarkt, want van alle jongeren uit de vroegere leertijd was slechts 11,6 procent nog werkzoekend na een jaar.
De minister van Werk, tevens de voormalige minister van Onderwijs, leest in het rapport een pleidooi voor een zevende jaar. Van de ruim tweeduizend leerlingen uit het bso die na zes jaar de arbeidsmarkt betraden, was een jaar later nog 15 procent werkloos. Bij de negenduizend leerlingen uit het bso die een zevende specialisatiejaar volgden, is dat met 8,5 procent lager dan het gemiddelde voor alle schoolverlaters.
In het bso bestaan heel wat zevende jaren. Het volgen van zo’n jaar levert niet alleen een doorgedreven specialisatie in een vakdomein op, maar ook een diploma secundair onderwijs, net als – mijn ervaringen in mijn vroegere school leren me dat – een jaartje extra maturiteit voor die jongeren.
De term ‘naamloze leerjaren’ is een doorn in het oog van iedereen. Ik hamer daar al op sinds 2009. Dat zijn zevende jaren waar minimaal 28 uur per week wordt besteed aan basisvorming. Deze algemene vorming heeft als doel voor te bereiden op het hoger onderwijs. Collega’s, onze fractie is een grote fan van die zevende jaren, zij het niet van de term ‘naamloze leerjaren’. Mevrouw Grosemans heeft dat recent nog gezegd. We zijn wel voorstanders van het idee daarachter, namelijk jongeren de kans geven, een sterke schakel geven als ze vanuit het bso, maar ook vanuit het tso de overstap willen maken naar het hoger onderwijs, waar men eigenlijk voelt dat ze te weinig basis hebben.
Dan kan je twee dingen doen. Ofwel laat je hen starten in het hoger onderwijs en dan zien we wel wat het wordt. Dat is optie a, proberen. Ofwel bereiden we hen nog veel sterker voor.
In het regeerakkoord hebben we opgenomen dat we de naamloze leerjaren uitbouwen tot sterke schakels voor jongeren die vanuit bso en tso – dubbele finaliteiten – overstappen naar een graduaat en een bacheloropleiding willen volgen. Ook in het aso en tso – doorstroomfinaliteit – richten we optioneel in overleg met de hogescholen en universiteiten een schakeljaar in als voorbereiding op het hoger onderwijs. Het moeten zeer wijze mensen geweest zijn die het regeerakkoord hebben gemaakt, want het sluit naadloos aan bij het pleidooi dat de N-VA al jaren houdt. Nu blijkt dat nogmaals uit de VDAB-studie.
Minister, wanneer gaan we de naamloze leerjaren de naam ‘boostjaar’ geven of zoiets? Als je in het weekend nog eens op café mag gaan, en aan de toog staan, en men vraagt wat je doet, en je kan zeggen: ik doe een boostjaar, dat klinkt toch iets sympathieker en aantrekkelijker dan ‘naamloos leerjaar’. Om nog te zwijgen van het diploma dat je dan krijgt. Je gaat dan solliciteren en legt aan je toekomstige werkgever een diploma voor waar vanboven opstaat ‘naamloos leerjaar’. Menig werkgever zal reageren: ‘oei, ze zijn vergeten in te vullen wat je gedaan hebt’. Dan moet je als leerling beginnen uitleggen dat je dat echt gedaan hebt. Minister, dit stond niet in mijn voorbereide vraag, maar ik wil u oproepen om dit heel snel te regelen.
Hoe evalueert u de cijfers uit het schoolverlatersrapport van VDAB? Wat is u opgevallen? Waar wilt u op wijzen?
Welke stappen hebt u al gezet in de uitvoering van bovengenoemde passage uit het regeerakkoord in verband met die naamloze leerjaren? Kunt u die uitrollen als sterke schakels en een optioneel schakeljaar als voorbereiding op het hoger onderwijs?
Minister Weyts heeft het woord.
Dit is een nogal technische materie.
De monitor gaat zoals gezegd over jongeren die in 2018 de school verlaten hebben. Sindsdien is er zwaar geïnvesteerd in het duaal leren. Hiermee proberen we aan een nog grotere groep jongeren werkervaring en daarmee betere kansen op de arbeidsmarkt te bieden.
De bevestiging is er opnieuw dat STEM-schoolverlaters vlot doorstromen naar de arbeidsmarkt, en dit vanuit alle onderwijsvormen. Het is duidelijk dat de STEM-opleidingen van groot belang blijven. Binnenkort breng ik overigens voor de zesde keer de STEM-Monitor van het Departement Onderwijs en Vorming uit, en daaruit zal blijken voor welke STEM-opleidingen verdere aandacht wenselijk is – zéker gezien de grote economische vraag en de positieve cijfers die uit het Schoolverlatersrapport blijken.
De profielen uit alle STEM-opleidingen blijven duidelijk zeer gegeerd bij werkgevers. Daarom wordt dit jaar en volgend jaar verder gefocust op de STEM-didactiekontwikkeling, niet alleen voor de doorstroomopleidingen maar ook voor de STEM-opleidingen met dubbele finaliteit en met arbeidsmarktfinaliteit.
Verder blijven er dagelijks beroepskwalificaties bijkomen en blijven onze onderwijsinstellingen via die weg opleidingen nauwer aansluiten op de actuele situatie op de arbeidsmarkt. Jongeren beschikken op die manier ook over de competenties waar de arbeidsmarkt naar vraagt.
Tot slot bevorderen we natuurlijk ook een vlotte overgang tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt via die sectorconvenants. We stimuleren sectoren via die convenants om activiteiten op te zetten rond de relatie tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt om zo de doorstroom te bevorderen.
Wat de naamloze leerjaren betreft, heeft de Vlaamse Regering in de vorige regeerperiode, in uitvoering van de Codex Secundair Onderwijs, een matrix vastgelegd waarin het gemoderniseerde en geactualiseerde studieaanbod is opgenomen. Deze matrix is samengesteld op basis van graden, finaliteiten, studiedomeinen en onderwijsvormen.
Vorig jaar werd deze matrix op een aantal punten bijgesteld. Op het niveau van het derde leerjaar van de derde graad is de huidige indeling van studierichtingen als volgt. Ten eerste, voor aso en kso: een aantal studierichtingen die voorbereiden op het hoger onderwijs en waarvoor de toelatingsvoorwaarde het diploma secundair onderwijs is. Ten tweede, voor tso en kso: een aantal studierichtingen, expliciet aangeduid als secundair na secundair (Se-n-Se), die specialiserend zijn en waarvoor de toelatingsvoorwaarde het diploma secundair onderwijs is. Ten derde zijn er voor het bso een aantal studierichtingen die expliciet aangeduid zijn als specialisatiejaar, waarvoor de toelatingsvoorwaarde het diploma secundair onderwijs is of het studiegetuigschrift derde graad bso. Ten vierde is er binnen het bso één studierichting, aangeduid als ‘naamloos leerjaar’, waarvoor de toelatingsvoorwaarde het studiegetuigschrift derde graad bso is.
Wat die twee laatste categorieën betreft, wordt het diploma secundair onderwijs uitgereikt, wat toelaat dat beroepsleerlingen doorstromen naar een bacheloropleiding.
Vanaf 1 september 2025 zal die matrix er anders uitzien. In dat leerjaar is er geen rangschikking meer in finaliteiten en onderwijsvormen en worden alle studierichtingen als Se-n-Se aangeduid. Die benaming klinkt wel wat exotisch maar niet bepaald attractief. Misschien kunnen we daarvoor nog een andere benaming bedenken.
Er is dan de volgende categorisering. Ten eerste zijn er een aantal studierichtingen die voorbereiden op het hoger onderwijs en waarvoor de toelatingsvoorwaarde het diploma secundair onderwijs onderwijskwalificatie (OK) 4 is. Ten tweede is er één studierichting die voorbereidt op het hoger onderwijs en waarvoor de toelatingsvoorwaarde het studiebewijs OK 3, dus arbeidsmarktfinaliteit, is. Ten derde zijn er een aantal studierichtingen die beroepsspecialiserend zijn en waarvoor de toelatingsvoorwaarde het diploma secundair onderwijs onderwijskwalificatie 4 is. Ten vierde zijn er een aantal studierichtingen die beroepsspecialiserend zijn en waarvoor de toelatingsvoorwaarde het studiebewijs OK 3, dus arbeidsmarktfinaliteit, is.
Enkel in de tweede categorie wordt het diploma secundair onderwijs OK 4 uitgereikt, wat toelaat dat leerlingen arbeidsmarktfinaliteit doorstromen naar een bacheloropleiding. Dat is dus enkel het geval in die ene studierichting die voorbereidt op het hoger onderwijs en waarvoor de toelatingsvoorwaarde het studiebewijs OK 3 is.
De studierichting vermeld onder de ‘huidige indeling’ in punt 4 wordt op 1 september 2025 in het kader van de ‘matrix’ geconcordeerd naar de studierichting vermeld in punt 2. Er wordt dus wat samengevoegd.
Naast het op punt stellen van de matrix, werd in het vorige Onderwijsdecreet, Onderwijsdecreet XXIX, geregeld dat vanaf 1 september 2019 het huidig naamloos leerjaar vrij programmeerbaar werd.
Hierdoor kunnen scholen zich desgewenst zetten naar het toekomstig studieaanbod en kunnen ze op 1 september 2025 van rechtswege concorderen naar het schakeljaar dat zich situeert tussen arbeidsmarktfinaliteit en bachelor. Scholen hebben van die gelegenheid gebruikgemaakt: van twee scholen in 2018-2019 zijn er nu, in het lopende schooljaar, zes scholen die dat naamloos leerjaar inrichten en zijn er voor volgend schooljaar bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) 34 programmatiemeldingen ingestuurd. Ondanks de naamgeving, neemt de populariteit dus enigszins toe.
De Codex Secundair Onderwijs bepaalt ook dat er voor dat voormelde schakeljaar eindtermen, als basisvorming, moeten worden geformuleerd, aangezien het een diplomajaar betreft. Voor alle huidige studierichtingen derde leerjaar derde graad bso gelden trouwens ook eindtermen, vermits ze diplomeren.
Tot slot geef ik graag mee dat de ontwikkeling van die nieuwe eindtermen nog moet starten. In het ontwerpdecreet eindtermen tweede en derde graad, dat we zo spoedig mogelijk in het legistieke circuit zullen zetten, komen de eindtermen voor het derde leerjaar derde graad dus nog niet voor. Dat is het voorwerp van een volgende oefening.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw, zoals u zelf aangaf, wat technisch antwoord. Ik haal er een paar zaken uit.
Eén, het duaal leren hebben we inderdaad nog niet meegenomen. Onze fractie kijkt er echt naar uit wat daarvan het effect zal zijn op die schoolverlatersstudie. Dan kunnen we bekijken of er een verschil zit tussen diegenen die het reguliere traject en diegenen die het duaal traject volgen. Dat zullen we wellicht pas in de komende jaren zien. Dat is een interessant gegeven.
Twee, we hebben inderdaad bepaalde profielen die vlot doorstromen en dat is een goede zaak. Onze fractie wil er wel toe oproepen om ervoor te blijven zorgen – en ik denk dat alle collega’s die bezorgdheid delen – dat opleidingen die arbeidsmarktgericht zijn voldoende aansluiten op de arbeidsmarkt. Dat is geen miskenning van het belang van een algemene vorming, maar dat is wel benadrukken dat die aansluiting met de arbeidsmarkt er voldoende moet zijn.
Wat betreft het uitbouwen van het naamloos leerjaar, is het inderdaad straf dat er 34 programmatiemeldingen zijn. 34 scholen hebben nu dus een groot spandoek opgehangen waarop vermeld staat: ‘Vanaf nu kunt u hier het naamloos leerjaar volgen.’ Dat is op zich al een grote verwezenlijking. Ik vind dat een goede zaak. Minister, we moeten scholen aanmoedigen om dat jaar in te richten, in het belang van de leerlingen. Die leerlingen krijgen er zo een jaar maturiteit bij, maar leren ook een jaar bij. We kunnen allerlei grote theorieën verkondigen over vroeg of laat kiezen. Maar wat van belang is voor die leerlingen is dat we op die manier het zalmen – ik vind dat een vreselijk woord, omdat dat wil zeggen dat je van beneden naar boven gaat –, het voorbereiden op hoger onderwijs, niet uitsluiten. Heel wat leerlingen doen rare dingen in hun puberteit, tot wanhoop van ouders en leerkrachten, maar zien dan plots, als er enige maturiteit komt, toch het licht. De heer Brouns lacht, ik weet niet of het met zichzelf is of met iemand in zijn omgeving. Blijkbaar gaat het om hemzelf. Kijk, hij is zelfs burgemeester geworden en hij zetelt nu in het Vlaams Parlement. Indien hij het naamloos leerjaar had gevolgd, wie weet wat hij dan was geworden. Minister, we moeten dat faciliteren en nog meer uitbouwen.
Naast het naamloos leerjaar, is er het schakeljaar, voor diegenen in aso, richting hoger onderwijs. We moeten bekijken wat daar nog in kan. Minister, zijn er heel concreet voor die twee zaken al gesprekken bezig met de koepels? Of moeten die nog worden opgestart, in navolging van de eindtermen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega Daniëls, ik dank u voor de vraag. Minister, ik dank u voor het antwoord.
Collega Daniëls, we hebben niet veel gemeen, maar we hebben wel gemeen dat we les hebben gegeven aan ongeveer dezelfde leerlingen, die de eigenschap hadden – zoals u zelf vertelde – om soms niet bezig te zijn met waarmee ze bezig moesten zijn – het schoolwerk – of die geen interesse hadden in wat ze moesten leren, maar plots toch de klik maakten. Voor die leerlingen zijn een naamloos leerjaar en een schakeljaar echt wel heel mooi. Ik geloof ook in het groeien van leerlingen, want dat is wat we die leerlingen willen laten doen.
Minister, ik hoor u zeggen dat er 34 proclamaties zijn. Ik hoop dat dit Vlaanderenbreed is, van de ene kant van Vlaanderen naar de andere kant. Ik hoop in elk geval dat er een toegang kan zijn voor alle leerlingen.
Vanmorgen stelde ik een vraag in de commissie Economie aan minister Crevits over hetzelfde onderwerp, waar ik ook de link legde met de ongekwalificeerde uitstroom. Er is een STEM-actieplan met als doelstelling nog meer meisjes STEM te laten volgen. Zeker in deze coronatijden is de roep naar goed opgeleid zorgpersoneel zeer groot, en ik vroeg me af of er ook een actieplan Zorg komt en of u daar vanuit Onderwijs aan wilt meewerken.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Voorzitter, minister, in een poging om het debat nog een beetje open te trekken, wil ik over twee zaken mijn bezorgdheid uiten.
Ik denk dat door niemand de maatschappelijke waarde van onze zorgverleners nog kan worden onderschat. De corona-uitbraak heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk een goede en kwaliteitsvolle gezondheidszorg is om in uitzonderlijke situaties te kunnen blijven functioneren. Daarom is het belangrijk om opleidingen, die leiden tot een zorgberoep, aantrekkelijk te maken. Uit de spanningsindicator blijkt dat er in 2014 één werkzoekende verpleegkundige per vacature was terwijl dit begin 2020 één werkzoekende per drie vacatures was. In het licht van de ontgroening en vergrijzing gaat deze sector in de toekomst dus handen te kort komen als er geen bijkomende uitstroom wordt gegenereerd.
Ook het studiegebied Onderwijs verliest fors schoolverlaters, en dit in alle afstudeerrichtingen. Kleuteronderwijs: min 16 procent. Lager onderwijs: min 16 procent. Secundair onderwijs: min 22 procent. Heel veel basisscholen en secundaire scholen in centrumsteden kampen met een groot lerarentekort. Jammer genoeg zorgt de werk- en financiële onzekerheid van beginnende leerkrachten ervoor dat men niet kiest voor een lerarenopleiding.
Minister, wat betreft het aantrekkelijker maken van deze opleidingen, zal er dus een tandje bij moeten worden gestoken, want deze studie bevestigt nog maar eens dat het vijf voor twaalf is. Ik hoop alleszins dat zo'n naamloos leerjaar een deel van de oplossing zal zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor de concrete vraag inzake zorg bekijken we natuurlijk samen met de bevoegde collega hoe we die opleidingen aantrekkelijker kunnen maken.
Het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) is intussen begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de uitrol van de eindtermen, heel specifiek voor het derde jaar. Ik kan nog niet volledig de timing geven. De uitrol voor de tweede graad van het secundair onderwijs is vanaf 1 september 2021; voor de derde graad secundair onderwijs is dat vanaf 1 september 2023. De nieuwe eindtermen voor die leerjaren situeren zich dan op 1 september 2025. Er is dus nog wel wat marge om er werk van te maken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, zoals u aangeeft, is dit verhaal nog niet af. We zullen er op het gepaste tijdstip op terugkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.