Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, de universiteiten en hogescholen zijn scenario’s aan het uittekenen voor het academiejaar 2020-2021 naar aanleiding van de coronamaatregelen. Er is ondertussen ook overleg tussen het onderwijsveld en de Groep van Experts belast met de Exitstrategie (GEES). De impact van de coronaveiligheidsmaatregelen zal op de universiteiten en de hogescholen uiteraard zeer groot blijven – dat is nu ook al zo – alleen al bijvoorbeeld door de grootte van de groepen waaraan wordt lesgegeven.
De instellingen zullen opnieuw inzetten op online onderwijs. Minstens een deel van de lessen zal dus digitaal gebeuren. Anderzijds gaf bijvoorbeeld de KU Leuven reeds uitdrukkelijk aan een zo groot mogelijk deel van het onderwijs ‘on campus’ te willen organiseren.
Belangrijk zal zijn in hoeverre het hybride onderwijs zal tegemoetkomen aan de pijnpunten die de afgelopen maanden reeds naar boven kwamen, ondanks – dat moeten we benadrukken – de enorme inspanningen die reeds werden geleverd door de hogescholen en universiteiten.
Minister, hebt u reeds zicht op de impact van de coronacrisis op de organisatie van het academiejaar 2020-2021?
Hebt u in overleg met de hogeronderwijsinstellingen en studenten reeds een evaluatie gemaakt van de organisatie van het hoger onderwijs tijdens de coronacrisis? Ziet u verbeterpunten? Zult u samen met de universiteiten, de hogescholen en uiteraard de studenten een soort van draaiboek opstellen voor die heropstart, zoals is gebeurd in het basis- en secundair onderwijs?
Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, vandaag ligt de prioriteit van de hogeronderwijsinstellingen uiteraard bij de organisatie van de examens, maar tegelijk is men druk bezig met het uitwerken van een plan van aanpak voor de opstart van academiejaar 2020-2021.
Er zijn inderdaad gesprekken lopende met de GEES. Daaruit blijkt dat de kans zeer miniem tot onbestaande is dat men zal kunnen terugkeren naar de volledig normale situatie. Contactluw onderwijs zal aangewezen blijven.
Ik heb van verschillende hogeronderwijsinstellingen begrepen dat ze een combinatie van ‘op campus’-onderwijs en online onderwijs zullen hanteren. De keuze voor de vorm van onderwijs zal afhangen van de aard en de inhoud van elk opleidingsonderdeel, de beschikbare onderwijslocaties en de grootte van de studentengroepen die het opleidingsonderdeel volgen. Ik heb vernomen dat er extra aandacht zal gaan naar generatiestudenten in het algemeen en naar studenten uit kansengroepen specifiek.
Zowel de universiteiten als de hogescholen proberen te komen tot een gemeenschappelijk kader, een gezamenlijke visie rond de organisatie van het eerste semester van het volgende academiejaar, maar uiteraard zullen er ook verschillen zijn tussen de respectieve instellingen. Het is de bedoeling dat iedereen vertrekt vanuit een gemeenschappelijk kader, maar dat vertaalt naar de eigen werking.
De Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heeft een plan opgesteld dat wordt voorgelegd aan de GEES, en ook de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) zal dit doen.
Ik heb op dit moment geen formele evaluatie. De periode waarover we spreken, is ook betrekkelijk kort. Wel is het zo dat we steeds minstens één keer per week hebben samengezeten met de VLIR, de VLHORA en de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS). Daarbij werden pijnpunten getackeld. Er werd geprobeerd zo snel mogelijk een antwoord te formuleren op vastgestelde problemen en concrete oplossingen te voorzien.
De instellingen nemen de informatie uit die gesprekken mee binnen hun eigen werking. De pijnpunten die de studenten aangeven via de VVS worden ook zeker meegenomen.
Ik heb van de diverse instellingen begrepen dat zij de werking van de voorbije maanden ook zelf zullen evalueren en de geleerde lessen zullen meenemen naar het volgende academiejaar. Ik zal bekijken of we daarin enige gemeenschappelijkheid kunnen voorzien.
Daarnaast vraag ik ook aan onze regeringscommissarissen om de vinger aan de pols te houden en te bekijken of een formele evaluatie desgevallend is aangewezen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik heb er alle begrip voor dat er nog geen formele evaluatie mogelijk is, maar het is goed dat er al een informele evaluatie is. Kunt u misschien al een inzicht geven over de pijnpunten die uit de informele evaluatie naar voren komen en hoe men daaraan tegemoet kan komen?
Welke elementen kunnen er bijvoorbeeld in het gemeenschappelijk kader zitten?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Voorzitter, minister, ook voor ons is het belangrijk dat de studenten in het volgend academiejaar zoveel als mogelijk fysiek les kunnen krijgen op de campussen. Digitale lessen hebben zeker hun nut, maar teveel de focus leggen op digitaal onderwijs, is nefast voor de onderwijskwaliteit. Het is intussen wel duidelijk geworden dat het afstandsonderwijs van de voorbije weken niet evident is voor heel wat studenten.
Ik las vandaag ook in de krant dat de experten van de GEES aan een systeem werken van dreigingsniveaus, zoals bij terreur, om het verdere verloop van de pandemie op te volgen. Deze noodscenario's moeten er ook voor het onderwijs best zo snel mogelijk komen. We moeten voorbereid zijn wanneer er een tweede golf op ons afkomt.
Wij zouden daarom willen vragen dat, als zo'n tweedegolfnoodscenario af is, het niet zomaar in de schuif belandt tegen dat er effectief een tweede uitbraak is, maar dat dit noodscenario al voor de start van het academiejaar zal worden meegedeeld aan de studenten. Op die manier zijn de studenten geïnformeerd en kunnen ze voor zichzelf een plan B uitdokteren. Waar ga ik naartoe bij een eventuele nieuwe lockdown? Blijf ik op kot of ga ik naar huis? In maart hebben ze dat op bijna een dag moeten beslissen. Kan ik vooraf iets regelen met mijn kotbaas in het geval ik mijn kot niet meer nodig zou hebben? Enzovoort.
Minister, het is inderdaad aangewezen dat er kort op de bal kan worden gespeeld en het onderwijs zonder onderbreking kan blijven doorgaan wanneer de instellingen in het hoger onderwijs opnieuw fysiek dichtgaan. Ik hoop dan ook dat alles tijdig wordt gecommuniceerd zodat bij een eventuele nieuwe lockdown, de lesonderbreking tot een minimum wordt beperkt en studenten zo weinig mogelijk hinder zullen ondervinden in het volgende academiejaar.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb vooral gehoord dat u met alle instellingen van het hoger onderwijs ‘on speaking terms’ bent, in gesprek bent, en dat de instellingen zelf ook nadenken over hoe ze het kunnen organiseren. Dat we de expertise van de GEES moeten meenemen, spreekt voor zich.
Minister, ik wou nog even inzoomen op het kader omdat de ene opleiding natuurlijk de andere niet is. Dat is één. Maar twee – zoals u terecht aanhaalde –, de generatiestudenten zijn ook voor de N-VA een belangrijke groep want dat zijn de studenten die voor de eerste keer naar het hoger onderwijs gaan. Een aantal van hen hebben in het zesde middelbaar gezeten, dat ze ook niet in optimale omstandigheden hebben kunnen afsluiten. De vraag is of er voor die overgang eventueel wordt gedacht aan voorbereidende lessen of aan een aantal cursussen of zaken die de studenten kunnen bekijken om een aantal leemtes bij te werken? Een soort van ‘bijspijkerlessen’ dus, los van wat in al die instellingen al bestaat, want we weten dat er eigenlijk al veel bestaat.
Een tweede punt – maar het is eigenlijk een open deur intrappen en u hebt het ook al gezegd en er is eigenlijk niet veel nieuws onder de zon – is of men inderdaad werkt aan een soort draaiboek voor het moment dat er een opflakkering is, hetzij op campusniveau, hetzij op faculteitsniveau, zodat niet meteen de hele instelling dicht moet, maar het kleinschalig kan gebeuren. Alvast bedankt voor de verdere antwoorden.
Minister Weyts heeft het woord.
Welke pijnpunten zijn er duidelijk geworden? Die liggen op het vlak van communicatie.
Men denkt nogal snel dat de studenten op grond van één communicatie, één schrijven of één mail of één publicatie op de website wel op de hoogte zijn. Niets is minder waar. Bepaalde boodschappen naar de studenten moeten steeds herhaald worden. Verschillende studenten riepen uit dat ze vergeten werden, terwijl de hogeronderwijsinstellingen dachten dat ze gecommuniceerd hadden, dat het dus oké was en dat de studenten perfect op de hoogte waren. Zeker in zulke crisismomenten moet je op heel regelmatige basis communiceren, al herhaal je jezelf daarmee. Dat is niet erg en het geeft zelfs enige geruststelling en enig comfort.
Ik kan niet vooruitlopen op het kader. Er is een onderscheid in de contacten met de GEES. In het hoger onderwijs hebben de VLIR en VLHORA zelf contact met de GEES en gaan ze zelf in dialoog. Dat heeft ook te maken met het feit dat je spreekt met experten van de GEES die zeer goed bekend zijn met de hogeronderwijsomgeving en de universiteiten. Ze zijn er meestal ook zelf aan verbonden. Dat spreekt een beetje vlotter. Dat zorgt ervoor dat ik daar niet echt aan het stuur zit.
Op het vlak van het leerplichtonderwijs zit ik zelf aan het stuur en ben ik in gesprek met de GEES. Wat vandaag in de krant stond, was niet bepaald de bedoeling. Het is wel zo dat ik zelf een scenario aan de GEES heb voorgesteld, waarbij we verschillende pandemieniveaus van elkaar onderscheiden met de bedoeling om op voorhand een startscenario te kunnen aanduiden maar ook verschillende terugvalscenario's te hebben. Als je dan wijzigt van pandemieniveau, dan kan je perfect zeggen op welk niveau je zit, op basis waarvan dan voor scholen van het leerplichtonderwijs bepaalde maatregelen genomen kunnen worden. Het geeft enig comfort en geruststelling dat het op voorhand vastligt. Over dat werken met pandemieniveaus wordt er momenteel gesproken met de GEES en ik zal er dan ook niet meer over zeggen.
Er is grote terughoudendheid bij de GEES op het vlak van aantal mensenstromen in het hoger onderwijs met jongvolwassenen omdat die een grotere risicogroep vormen dan kinderen uit het leerplichtonderwijs en zeker uit het basisonderwijs.
Ik denk dat men pedagogisch nu meer dan ooit in de eerste maand van het academiejaar de klemtoon zal leggen op het nagaan of de leerstof van het secundair onderwijs die verondersteld wordt gekend te zijn, effectief gekend is, en om desgevallend leemtes op te vullen. Men doet dat eigenlijk nu al in de meeste opleidingen, maar in deze tijden, en gelet op een mogelijke leerachterstand, zal dit nog meer dan ooit aan de orde zijn.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik hoop toch dat er een ietwat andere aanpak is dan voor het leerplichtonderwijs waarvan u zegt zelf aan het stuur te zitten en waar het draaiboek de lead neemt. Ik wil oproepen om niet zomaar passagier te zijn maar toch ook de motor.
De vraag om uitleg is afgehandeld.