Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, toen De Lijn opnieuw op een aanvaardbare schaal kon starten, waren er heel wat regels. De mond-neusbescherming was er zo eentje. Achteraan opstappen, was een andere regel. In het begin werd zelfs met mond-neusbescherming rekening gehouden met een afstand van anderhalve meter, wat natuurlijk moeilijk te handhaven valt. Zeker als we het aantal reizigers willen optrekken, hebben we natuurlijk meer plaats nodig. Aangezien dat op een bus niet zo eenvoudig is, heeft de Vlaamse Regering De Lijn op 14 mei 2020 de toestemming gegeven om die richtlijn in verband met een afstand van anderhalve meter voor de bussen van De Lijn los te laten.
Alleen was dat niet zo voor het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs. Toen ik op 3 juni 2020 deze vraag om uitleg indiende, was er nog geen versoepeling mogelijk van de regels inzake de afstand op bussen voor het buitengewoon onderwijs. Ik heb ondertussen vernomen dat er een regeling is getroffen. Ik denk dat dit een goede zaak is, want de maatregelen voor het buitengewoon onderwijs, met onder meer mondmaskers en social distancing, waren een pak strenger dan in de rest van de samenleving. We weten echter dat de regeling nog niet zo soepel is dan elders en ik zou hierover een aantal vragen willen stellen.
Minister, kunt u de reden om een onderscheid te maken tussen het regulier openbaar vervoer en het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs toelichten en nader motiveren?
Is voorafgaand aan de beslissing om ook daar een versoepeling mogelijk te maken met de onderwijssector en de aanbieders van het leerlingenvervoer zelf overlegd? Zij zijn natuurlijk ook belangrijke spelers in dat verhaal.
Overweegt u een pragmatische aanpassing van de coronamaatregelen voor het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs? Dat is ondertussen duidelijk geworden, maar zult u nog verder gaan? Mogen we daar nog een bijkomende versoepeling verwachten?
Minister Peeters heeft het woord.
Ik wil vooraf meegeven dat het vanaf dag één de algemene regel was dat het openbaar vervoer is blijven rijden. Omdat de social distancing op het openbaar vervoer niet altijd kan worden gerespecteerd, werd het dragen van een mondmasker voor iedereen die ouder is dan 12 jaar verplicht. Dat is de algemene regel. Kort nadien heeft De Lijn binnen de organisatie zelf beslist om wat strenger te zijn. Zij wou ervoor zorgen dat de social distancing toch zoveel mogelijk gehandhaafd kon blijven. Daarom moest men gekruist gaan zitten, en dergelijke. Dat is nooit een beslissing geweest van de Nationale Veiligheidsraad of van de Vlaamse Regering. Wij hebben dan wel gesteld dat wij niet zomaar de capaciteit van De Lijn kunnen uitbreiden. Wij kunnen niet zomaar nieuwe bussen inleggen. De noodzaak om een mondmasker te dragen is er altijd geweest. Tegelijkertijd hebben we de bestuurderscabine laten afsluiten, zodat de verplichting van het mondmasker voor de chauffeur niet geldt. Voor de reizigers wel, zodat er kan worden afgeweken van de social distancing.
Dat geldt voor alles voor wat het openbaar vervoer aangaat. Voor het zonale leerlingenvervoer is er een andere regeling. Dat wordt uitgevoerd door de exploitanten. De voertuigen die daar worden ingezet zijn niet altijd dezelfde als deze die worden gebruikt voor het openbaar vervoer. Er is bijvoorbeeld niet altijd een deur aan de achterzijde of in het midden om in te stappen. Er zijn ook andere criteria. Voor het openbaar vervoer ten behoeve van het leerlingenvervoer, zeker bij het bijzonder onderwijs, gelden soms specifieke criteria. Soms is het dragen van een mondmasker niet mogelijk. Er zijn ook de busbegeleiders. Dat is dus een specifiek verhaal, dat volledig wordt verzorgd door de exploitanten.
De Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemers (FBAA) heeft samengezeten met haar sociale partners en met de onderwijsdiensten. Daar werd die specifieke regeling uitgewerkt, dit alles voor de veiligheid van iedereen die deze bussen gebruikt in het kader van het leerlingenvervoer. Daar zijn wij met VVM De Lijn niet bij betrokken geweest.
Er was een constant overleg en een open lijn met de diensten van het Departement Onderwijs en de FBAA. In gezamenlijk overleg werden de richtlijnen opgemaakt voor de scholen en de uitvoerders.
Op dat overleg van de FBAA met het Departement Onderwijs werd een consensus bereikt over die pragmatische oplossing. De finale teksten voor de communicatie naar de scholen worden in overleg opgesteld en telkens besproken met de sociale partners bij de respectieve organisaties. Tegen de start van het nieuwe schooljaar zal daarover nog meer overleg plaatsvinden.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat het een kwestie was tussen de exploitanten en de onderwijssector, en dat daar een vergelijk is gevonden. U bent minister van Mobiliteit. Ik denk dat het niet slecht zou zijn om in dergelijke kwesties een coördinerende, faciliterende en aansturende rol op te nemen. Ik wil u toch vragen om dat in de toekomst te doen indien zou blijken dat er moeilijk tot een vergelijk kan worden gekomen. Niet alleen wat betreft dit dossier, maar ook in andere dossiers in het mobiliteitsbeleid, die dan misschien niet rechtstreeks met De Lijn te maken hebben.
Weet u of de aangepaste en versoepelde regeling tot tevredenheid stemt van enerzijds de exploitanten en anderzijds de mensen uit het onderwijs, en dan bedoel ik heel specifiek de ouders van de kinderen uit het buitengewoon onderwijs? Ik weet niet of u daar zicht op hebt. Mocht dat niet zo zijn, is het misschien toch wel nuttig om dat in de gaten te houden en om daar naar het bord te blijven kijken.
Mijn bijkomende vraag is of de nu aangepaste, versoepelde regeling eigenlijk tot tevredenheid stemt van enerzijds de exploitanten en anderzijds de mensen uit het onderwijs. Daarmee bedoel ik ook heel specifiek de ouders van kinderen in dat buitengewoon onderwijs. Ik weet niet of u daar zicht op hebt. Mocht dat niet zo zijn, is het misschien wel nuttig om dat in de gaten te houden en om ook naar het bord te blijven kijken.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Maertens, u vraagt mij om een meer coördinerende rol te spelen in het overleg tussen enerzijds de onderwijsdiensten en anderzijds de exploitanten van De Lijn die specifiek dit leerlingenvervoer organiseren. Ik denk dat het belangrijkste is om het volgende te weten. Gaan de scholen open? Wat met de busbegeleiders? Heeft men er voldoende? Dat zijn allemaal aspecten die meespelen. Vandaar dat dat eigenlijk continu door de onderwijsdiensten geregeld en gecoördineerd wordt. Wij volgen dat eerder vanop afstand omdat dat echt om een heel concrete uitvoering gaat tussen enerzijds die private busmaatschappij en anderzijds de onderwijsinstellingen. Daarom heeft mijn collega Ben Weyts dat mee opgevolgd en heeft hij, vanuit zijn bevoegdheid Onderwijs, die zaken mee geregeld. Dat heeft natuurlijk minder te maken met openbaar vervoer of met mobiliteit, het gaat specifiek om deze welbepaalde doelgroep, dus om het leerlingenvervoer voor het bijzonder onderwijs.
De vraag om uitleg is afgesloten.