Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega's, last but nog least: het mooie basisonderwijs. In de plenaire vergadering heb ik schooldirecteurs vergeleken met acrobaten die erin slagen verschillende borden in de lucht te houden. Ik wil het hier ook even hebben over die schooldirecteurs.
Schooldirecteurs in Vlaanderen hebben een uitdagende maar vaak stresserende job. De werkdruk ligt zeer hoog. Dat bleek onder meer uit het onderzoek van professor Geert Devos en anderen, ‘Stress en welbevinden bij schoolleiders: een analyse van bepalende factoren en van vereiste randvoorwaarden’, dat voormalig minister van Onderwijs Hilde Crevits in 2018 heeft laten uitvoeren.
Uit het onderzoek blijkt dat de tevredenheid en het enthousiasme over de job gemiddeld tot hoog zijn. Vaak hebben directeurs evenwel te kampen met stress en met symptomen van burn-out.
Vooral in het basisonderwijs ervaren directeurs hun takenpakket als zeer uitgebreid, waardoor ze het gevoel hebben continu aan het werk te zijn, maar toch moeilijk rond te raken met hun taken. Een gezonde balans tussen werk en privé vormt een belangrijke beschermende factor tegen burn-outsymptomen. Maar als er iets heel erg duidelijk is, dan is het dat directeurs rekenen op extra pedagogische en administratieve beleidsondersteuning.
In de resolutie van eind vorige legislatuur vroeg het Vlaams Parlement aan de Vlaamse Regering om een plan voor het basisonderwijs uit te werken met drie sporen: de werkingsmiddelen van het kleuter- en lager onderwijs vanaf het schooljaar 2019-2020 gelijkschakelen, bijkomende kleuterverzorgsters en zorgleerkrachten inzetten en het schoolleiderschap versterken door een betere administratieve, pedagogische en beleidsondersteuning.
Zowel het regeerakkoord als de beleidsnota gaan daarop in. We lezen in de beleidsnota: “Voor de directies in het basisonderwijs voorzie ik in extra administratieve, pedagogische en beleidsondersteuning en dit op basis van het aantal personeelsleden in de school.”
Tijdens de coronacrisis werden directeurs nog meer dan anders op de proef gesteld en voelden ze zich niet altijd erkend in hun opdracht. Het extra werk dat van hen werd gevraagd om te voldoen aan de strenge maatregelen en veiligheidsnormen zorgde voor veel stress.
Minister, gelet op wat er in de resolutie, het regeerakkoord en de beleidsnota staat, zijn mijn vragen in deze coronatijden meer dan ooit relevant. Hoe ziet u voor de directies in het basisonderwijs extra administratieve, pedagogische en beleidsondersteuning in te schakelen? Hoe past dit in een breed plan voor het basisonderwijs? Wat is de timing van dit voorstel?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben me ervan bewust dat de uitzonderlijke omstandigheden waarin we ons bevinden, heel veel uitdagingen stellen voor scholen en hun directies. Zeker de directies van het basisonderwijs hebben zich op dat vlak van hun beste kant laten zien. We hebben gepoogd zoveel mogelijk te ondersteunen via informatieondersteuning, via draaiboeken, pedagogische draaiboeken en veiligheidsdraaiboeken.
We hebben scholen ook gekoppeld aan een onderwijsinspecteur, maar ik weet natuurlijk dat de schooldirecteur het aanspreekpunt is voor allerlei vragen, zowel van leerkrachten als van ouders en leerlingen. Los van hun zware taak om dat allemaal te organiseren, hebben ze ook dikwijls de wind moeten vangen van ontgoochelde ouders, die bijvoorbeeld vroegen waarom ze het derde, vierde en het vijfde leerjaar niet konden openen. Uiteindelijk is ons dat ook wel gelukt, maar in een bepaalde periode niet. Alle respect voor hun fantastische werk dus.
We hebben wel wat extra financiële middelen uitgetrokken. Dat heb ik daarstraks al toegelicht. Onder andere gaat het over de ICT-toelage. We trachten natuurlijk los van corona ook het reguliere beleid verder te voeren.
Voor de vraag naar meer ondersteuning voor het basisonderwijs verwijs ik ook naar de resolutie. Ik denk dat we enkele doelstellingen in onze beleidsnota hebben opgenomen specifiek om meer handen in de klas te krijgen, en om de werkingsmiddelen en de omkadering voor de basisscholen te verhogen. Daarbij is de aandacht voor de administratieve, pedagogische en beleidsondersteuning van de directies natuurlijk wel heel belangrijk.
Zoals u weet, hebben we dit schooljaar de werkingsmiddelen voor de kleuterscholen verhoogd met 71 miljoen euro. Daarnaast is er in een groeipad voorzien voor een verhoging van de omkadering in het basisonderwijs, waarbij we aan het einde van de legislatuur op 100 miljoen euro extra investering in het basisonderwijs moeten komen. We hebben al een eerste schijf van dat groeipad met ingang van 1 september van dit jaar goedgekeurd en aan de scholen toegekend. Er is nog een extra impuls van 23 miljoen euro voor leerlingenondersteuners in het basisonderwijs, waarbij die leerlingenondersteuners zich moeten focussen op het begeleidingsdomein leren en studeren. Het gaat er dan vooral om dat ze het leren van de leerling optimaliseren en het leerproces bevorderen door leer- en studievaardigheden te ondersteunen en te ontwikkelen. Daardoor worden leerkrachten ontlast en kunnen zij zich nog beter toeleggen op hun kerntaak: het lesgeven.
Maar ook volgend schooljaar komen er extra middelen in de omkadering van het basisonderwijs. Ik zal natuurlijk bij het onderwijsveld zelf bekijken waar we die middelen extra kunnen investeren. Ik hoop dat dat er ook zal zijn voor de directies. Maar sta mij toe om dat ook voorwerp te laten zijn van het overleg dat ik heb met de sociale partners. Ik denk dat het belangrijk is dat we de goede sfeer die er vandaag is en de onderliggende goede samenwerking kunnen continueren. Maar hopelijk kunnen we in de nabije toekomst iets extra’s betekenen voor de schooldirecties. Ze hebben het op grond van het werk dat ze afgelopen maanden hebben gedaan, absoluut verdiend.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Collega Brouns verwees al naar zijn broer die in het onderwijs staat. Wel, ik heb ook twee broers die in het onderwijs staan. Een ervan is coördinator-directeur voor een aantal basisscholen. Heel regelmatig – tijdens de coronacrisis wat minder – kreeg ik te horen voor wat voor uitdagingen die ene broer allemaal komt te staan. Hij stuurde mij op een mooie zondag zijn functieomschrijving even door. Hij had het over waar hij allemaal aandacht voor moest hebben, en dat hem dat niet altijd lukte. Hij had het over de aanvangsbegeleiding die hij moest opnemen binnen het professionaliseringsbeleid voor zijn leerkrachten.
En hij had het tijdens corona nogal vaak over veiligheid en preventie, over administratie en planlast. Dat ging dan over de GDPR (General Data Protection Regulation), het lerarenplatform en het inzetbaarheidspercentage van zijn leerkrachten, dat zo hoog mogelijk moest worden gehouden. En het ging vooral ook heel vaak over professionalisering en over de capaciteit van de mensen waarmee hij moest werken, en hij sprak ook vaak over de leergemeenschap. Hij had het ook over de nood aan een middenkader – iemand die hem ondersteunt bij allerlei taken die hij misschien wel kon doorgeven en die hem het leven wat minder zwaar zouden maken.
Maar hij had het ook heel vaak over het uitwerken van zijn lerarenteam. Ik denk we dat niet mogen onderschatten: een directeur kan de drijvende kracht zijn van een school. Hij moet op zoek gaan naar hoe hij zijn lerarenteam kan versterken en hoe hij zijn school kan vormen, samen met de leerkrachten die voor de klas staan, met de leerlingen en met de ouders. Ik denk dat de directeur echt een zeer cruciale factor in is om het netwerk van de school te versterken.
Hij maakte een vergelijking. Hij zei soms het gevoel te hebben in een restaurant te staan – hij is nog kok geweest. Je kunt een sterk restaurant hebben met een uitstekend keukenteam en heel veel boekingen, zei hij, maar als er maar één ober is die de klus moet klaren, dan lukt het niet in dat goed draaiend restaurant. Een directeur kan het niet alleen doen. Hij heeft helpende handen nodig om de veelheid van taken te realiseren. Hij verwees naar de metafoor die ik zelf ook gaf in de plenaire vergadering, naar de bordjes die in de lucht worden gehouden. Hij vroeg me dus heel uitdrukkelijk ervoor te zorgen dat hij in zijn goed draaiend restaurant wat extra hulp kan hebben, zodat iedereen die bij hem aanklopt, goede recensies blijft schrijven, maar vooral zodat de leerlingen kunnen blijven leren in goede omstandigheden, gesteund door de directeur, de administratie en iedereen die zich bezighoudt met goed school maken.
Minister, ik kijk in elk geval ten zeerste uit naar de samenwerking die u aangaat met onderwijsverstrekkers en sociale partners om te bekijken hoe uit de door u voorziene middelen het beste kan worden gehaald om de basisscholen te ondersteunen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik wil gewoon het betoog van mevrouw Vandromme ondersteunen en mijn appreciatie voor alle schooldirecteurs uiten. Ik heb gezien dat die bovenmenselijk werk hebben verzet. Gezien heel de discussie over het lerarentekort en de herwaardering van de leerkrachten denk ik dat onze directeurs zeker en vast heel sterk in de achting zijn gestegen bij alle leerlingen en ouders. Even met een positieve noot afsluiten, dus.
Dat schoolleiders een enorme werkdruk en heel wat stress hebben, klopt. Daar zijn heel wat onderzoeken naar gebeurd, maar die hebben we zelfs niet eens nodig, want dat lezen we ook in de vele getuigenissen in onze mailbox. Er zijn al heel wat maatregelen genomen om schoolleiders te professionaliseren. In een van de vorige tussenkomsten had u het over een aantal projecten. Die waren geëvalueerd. Is daar ondertussen al informatie over? Dat ging over die modelcompetentieprofielen voor die schoolleiders. Wanneer kunnen we die verwachten?
Vorig jaar hebt u ook een aantal supervisies voor schoolbesturen en schoolleiders georganiseerd met betrekking tot het voeren van een psychosociaal welzijnsbeleid. Zijn er wat dat betreft nog verdere stappen gezet?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste, die modelcompetentieprofielen, betreft, dat moet ik echt nog eens nagaan, want ik dacht dat ik daar inderdaad opdracht toe had gegeven aan de administratie. Ik moet dus even bekijken waar dat zit.
Collega Vandromme, tot slot sluit ik me natuurlijk ook graag aan, los van uw familiale belangenbehartiging, bij de waardering voor de inzet van zovele directies, waar dan ook, met welke achtergrond dan ook. Ik hoop dat we iets extra kunnen betekenen. De middelen zijn schaars, maar we hebben wel wat budgettaire ruimte. We zullen daarom keuzes moeten maken. Daarom ook ga ik aan tafel met de sociale partners.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik wil niet alleen pleiten voor familiale banden, maar vooral voor elke directeur die aan het hoofd staat van een basisschool, van een secundaire school, van alle onderwijsinstellingen die er zijn. Ik wil hier echter specifiek toch pleiten voor ondersteuning voor de directeurs van de basisscholen. We hadden het vandaag ook al over het TALIS-onderzoek (Teaching and Learning International Survey). We hebben daarbij verwezen naar de noodzaak om positief te zijn over het leraarschap. Ik wil dat ook doortrekken, naar positiviteit over het directeurzijn. Leraar zijn is het mooiste beroep, maar als ik mijn familie moet geloven, is het directeurschap ook heel mooi. We kunnen er alleen maar voor pleiten om hen te ondersteunen via extra middelen, extra administratieve en pedagogische beleidsondersteuning, maar misschien ook om hen te ondersteunen in hun competentievorming. Dan vind ik het heel sterk wat men doet om het beleidsvoerend vermogen bij directeurs te verhogen. Dat kan bijvoorbeeld door specifieke banaba’s (bachelors na bachelors) ingericht omtrent schoolleiderschap. Ik hoor daar ook heel veel positieve signalen over. Dat wou ik hier ook nog even onderstrepen. Maar vooral wil ik bij dezen alle directeurs van alle scholen een hart onder de riem steken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.