Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Heel recent stelden de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) hun gezamenlijk jaarverslag voor het schooljaar 2018-2019 voor. Daar zitten enkele opvallende cijfers en elementen in. Uit de jaarcijfers blijkt bijvoorbeeld dat de aanmeldingen rond moeilijke thuissituaties op drie jaar tijd een verdrievoudiging kennen. Dat is uiteraard nog los van de coronacrisis.
De CLB’s zijn trouwens ook de grootste aanmelder bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK). In het jaarverslag Jeugdhulp lezen we dat meer dan 18 procent van alle aanmeldingen daar via het CLB komen. Bij de ondersteuningscentra jeugdzorg (OCJ’s) zijn de CLB's de tweede grootste aanmelder na het parket: daar staan ze in voor een vierde van de aanmeldingen.
Bovendien merken de CLB’s dat de zorgintensiteit en -duur op het gebied van de vraaggestuurde werking jaar na jaar toeneemt. Het aantal begeleide leerlingen neemt lichtjes af, omdat de scholen een deel van de zorgtaken op zich nemen, maar anderzijds verhoogt de complexiteit van de problemen wel.
Tijdens de coronacrisis bleven de CLB’s operationeel en bereikbaar voor vragen, onder meer via CLBch@t. Al van in het begin van deze periode merkten ze een grote stijging in het aantal interventies. Die trend zette zich stelselmatig door. In vergelijking met deze periode in 2019 was er een toename van 27 procent interventies rond problemen thuis. Er was zelfs een verdubbeling van interventies op het gebied van interactieproblemen binnen het gezin.
De cijfers uit het jaarverslag en de situatie tijdens de coronacrisis bevestigen nog maar eens de verbindende rol die de CLB’s hebben tussen de thuisomgeving, de schoolcontext en de jeugdhulpverlening.
Welke conclusies trok u zelf uit de cijfers van dit jaarverslag?
Hoe kunnen we de CLB’s de nodige ruimte geven om deze unieke, verbindende taak verder op te nemen?
In de coronacrisis hebben de CLB’s zeker al hun meerwaarde bewezen, onder meer door aanklampend te werken en blijvend probleemsituaties op te volgen. De trend is echter al langer bezig. Kan naar analogie met het zorgcontinuüm ook nagedacht worden over een preventieve aanpak van problemen in de thuiscontext?
Minister Weyts heeft het woord.
De opvallendste elementen in het jaarverslag zijn dat de CLB’s heel wat leerlingen begeleiden in het kader van problemen thuis, dat het aantal begeleidingen in het kader van verontrusting verdrievoudigd is, dat bij chatgesprekken met leerlingen via de CLBch@t, na de studiekeuze, interactieproblemen in het gezin het op een na meest voorkomende gespreksonderwerp is én dat deze paasvakantie naar aanleiding van de coronacrisis het aantal gesprekken via de CLBch@t verdriedubbeld is. Net daarom heb ik een extra financiering voorzien voor de CLBch@t. Normaal is er een projectsubsidie van 129.436 euro voorzien; daaraan hebben we nu een bijkomende projectsubsidie van 82.500 euro toegevoegd.
Een belangrijke kanttekening bij deze rapportering is dat ze samenvalt met de CLB-werking tijdens het eerste schooljaar van de inwerkingtreding van het nieuwe decreet over leerlingenbegeleiding. Dat ging in op 1 september 2018. Daardoor heeft deze rapportering niet echt een duidelijk vergelijkingspunt. Ik wil het veld de tijd geven om deze nieuwe regelgeving en de daarbij horende verwachtingen vorm te geven, alvorens we conclusies trekken.
Met het nieuwe decreet verwachten we ook dat elke school een geïntegreerd beleid voert op het vlak van leerlingenbegeleiding. Dit omvat een invulling en uitwerking van de vier begeleidingsdomeinen – het leren en studeren, het psychisch en sociaal functioneren, de onderwijsloopbaan en de preventieve gezondheidszorg – in alle fasen van het zogenaamde zorgcontinuüm.
De school is de eindverantwoordelijke van het beleid op leerlingenbegeleiding en dit beleid zou ook participatief tot stand moeten komen en zou gedragen moeten zijn door alle betrokken actoren, dus de ouders, het schoolteam en de leerlingen. Het beleid op leerlingenbegeleiding is ook een erkenningsvoorwaarde voor de school. Concreet betekent dit dat de onderwijsinspectie tijdens de doorlichting leerlingenbegeleiding in de focus neemt. Met het decreet wordt ook de samenwerking tussen de school, het CLB en de pedagogische begeleidingsdienst versterkt.
Op grond van het decreet Leerlingenbegeleiding en het regeerakkoord voorzien we in een evaluatie van het decreet, waarna we vervolgens kunnen bijsturen of de implementatie van een nieuw omkaderingssysteem, indien dat nodig wordt geacht, kunnen overwegen. De Vlaamse Regering kan ook nog andere thema’s bepalen die in die evaluatie opgenomen worden. Het regeerakkoord behelst ook de afschaffing van het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en de ontwikkeling van een nieuw begeleidingsdecreet voor kinderen met zorgnoden en hun leerkrachten. We gaan dus ook bekijken hoe het bestaande decreet Leerlingenbegeleiding zich verhoudt tot dit nieuwe begeleidingsdecreet dat in de plaats moet komen van het zogenaamde M-decreet.
In het decreet Jeugdhulp is omgaan met verontrusting trouwens een opdracht voor alle jeugdhulpverleners, inclusief CLB-medewerkers. Ik denk dat er ook volop wordt ingezet op vorming en training rond dat thema. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan ‘Signs of Safety’. CLB-medewerkers geven te kennen dat die methodiek of het toepassen van de principes uit die methodiek CLB-teams ondersteunt om de verontrusting bespreekbaar te maken, om zelf aan de slag te gaan met de verontrusting of om, waar nodig, samen te werken met een gemandateerde voorziening, zoals de OCJ’s of de VK’s.
Tot slot wil ik, aangezien de CLB’s gevat zijn door het decreet Jeugdhulp, toch nog even verwijzen naar de samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn en de uitdagingen die we in het regeerakkoord geformuleerd hebben. We brengen de expertise van de Ondersteuningscentra Jeugdzorg en de Vertrouwenscentra Kindermishandeling samen in één gemandateerde voorziening die permanent, 24 uur op 24 en 7 dagen op 7, bereikbaar is. We werken aan een gericht beleid om geweld, misbruik en kindermishandeling tegen te gaan. We voorzien in een ketenaanpak bij intrafamiliaal geweld. Dat zijn belangrijke punten in het regeerakkoord. Ik denk dat daar, zowel in het beleidsdomein Onderwijs als in Welzijn, de neuzen in dezelfde richting staan.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik denk dat duidelijk is dat deze coronacrisis ons opnieuw heel wat geleerd heeft. Bij mijn vorige vraag verwees ik even naar de studiekeuze en had ik het heel specifiek over de vragen die gesteld werden tijdens de coronacrisis. Die zijn natuurlijk nu nog niet opgenomen in het verslag. Ze zien tijdens de coronacrisis niet meer vragen rond studiekeuzebegeleiding in vergelijking met daarvoor.
Ik heb nog twee extra vragen. Het is duidelijk dat CLB’s ook tijdens de coronacrisis in aanraking gekomen zijn met, misschien zelfs meer oog gekregen hebben voor de roep naar aandacht voor, kwetsbare kinderen, jongeren en gezinnen. U gaf het al aan, ook in het decreet Leerlingenbegeleiding staat de leerling centraal en ook de idee dat de CLB’s de leerling centraal stellen. Het is duidelijk dat leerlingen, zeker kwetsbare leerlingen, een belangenbehartiger nodig hebben. Het lijkt mij dan ook zeer duidelijk dat de CLB’s daarvoor een onafhankelijke positie kunnen innemen, ook vanuit de realiteit dat begeleidingen nodig zijn.
CLB’s staan ook onder druk. Er is de vraag om in de scholen zelf aanwezig te zijn, dicht bij de leerlingen. Het is duidelijk dat de CLBch@t heel goed werkt en dat leerlingen en ouders de weg naar het CLB ook vonden, ook omdat het mogelijk was om hen zeer rechtstreeks aan te spreken. Ik denk dat dat een duidelijk signaal is dat die rechtstreekse link zeker behouden moet worden en misschien versterkt moet worden. Daarbij aansluitend staan CLB’s ook onder druk door een heel grote administratieve last. Het is dan soms ook een beetje cynisch dat, naast het werken met die jongeren en die kinderen en die ouders en die gezinnen, die administratieve last er net voor zorgt dat ze minder tijd kunnen doorbrengen met die leerlingen in de scholen. Ik vroeg me af of de sector zelf voorstellen kan doen om die last in te perken.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft, is het jaar waarin het nieuwe decreet Leerlingenbegeleiding werd uitgerold. Bij de opmaak van het nieuwe decreet vonden wij het heel belangrijk dat er een heel duidelijke taakverdeling zou komen tussen de verschillende instanties en, zeker ook voor het CLB, dat de efficiëntie zou worden versterkt. Wij vonden het belangrijk dat onder de vorm van netoverschrijdende samenwerking de zichtbaarheid van de CLB’s en hun laagdrempeligheid en de toegankelijkheid voor leerlingen werden verhoogd. In de audit werden een aantal dingen aangehaald waar er tekorten waren en waarvoor er zeker een verbetering moest komen.
U geeft in uw antwoord terecht aan dat elke school een geïntegreerd beleid moet uitwerken, wat een heel goede zaak is. Het is ook belangrijk dat de Onderwijsinspectie dit meeneemt in haar doorlichting. In 2018 is het ook gebeurd en daaruit bleek dat er toch nog wat werk is voor de brede basiszorg van de scholen en dat er toch nog een betere samenwerking met het CLB moet zijn wat betreft de verhoogde zorg.
U hebt het al een beetje aangeraakt in uw antwoord, maar mijn vraag was hoe u dat effectief zal meenemen in het nieuwe begeleidingsdecreet. U hebt gezegd dat die oefening wordt gemaakt. Ik denk dat het heel belangrijk is, maar ik wou het nog even benadrukken.
In het nieuwe decreet Leerlingenbegeleiding is de draaifunctie van het CLB verankerd. Dat wil zeggen dat het CLB de instelling is die alle hulpverlening coördineert. Dit was ook een knelpunt in de audit waarop een antwoord is gegeven. De intensiteit van samenwerking tussen het CLB en de welzijnsorganisaties verschilde heel erg van CLB tot CLB. Door de duidelijkheid rond die draaifunctie was het natuurlijk ook de bedoeling dat iedereen een duidelijkere rol ging krijgen, met een duidelijkere afbakening van zijn opdracht. Bij de evaluatie zullen we dit uiteraard goed moeten opvolgen, maar er is binnen het CLB natuurlijk een groot raakvlak tussen Onderwijs en Welzijn. De leerlingen kloppen bij het CLB aan voor hulpverlening en voor complexere zorgvragen. Het CLB zou dan moeten doorsturen naar welzijnsinstellingen, maar daar loopt het vaak een beetje mis. We zitten in het decreet Leerlingenbegeleiding, maar we gaan eigenlijk over naar het decreet Integrale Jeugdhulp. Het lijkt alsof er tussen die twee een muur staat, waar wel een deurtje in zit, maar een veel te kleine deur. Er moet nog het een en ander gebeuren om dit meer open te breken en om een veel betere samenwerking te hebben tussen die twee domeinen, zeker op de grens waar het ene eigenlijk vlotter zou moeten overgaan in het andere. Ook in het jaarverslag wordt aangegeven dat die overgang toch nog wel moeilijk is. Minister, gaat u dit opnemen met uw collega van Welzijn om na te gaan hoe die overgang vlotter kan lopen en om de afbakening te maken van wat Onderwijs is en wat de verantwoordelijkheid van Welzijn is?
Minister Weyts heeft het woord.
We moeten inderdaad nog eens met collega Beke samenzitten om te praten over de coronacrisis die we beide hebben beleefd. Misschien zijn beide beleidsdomeinen wel het ergst getroffen inzake werklast en heeft dat ertoe geleid dat we er nog niet toe gekomen zijn. Er zijn nog verschillende elementen waarover we nog eens moeten samenzitten zoals bijvoorbeeld internaten.
Wat de suggestie of de vraag van collega Vandromme betreft over de last: als we voorstellen van de sector zelf kunnen ontvangen om last weg te werken, dan doen we dat natuurlijk heel graag.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
De sector zal de vraag om de planlast en de administratieve last te beperken zeker aangrijpen om voorstellen te doen. Ze zijn daarmee bezig.
Mevrouw Krekels verwees naar de draaischijffunctie. Dat is net de sterkte van de CLB’s. Het feit dat ze op het kruispunt staan van verschillende beleidsdomeinen maakt het tot toegangspoort naar bijvoorbeeld Welzijn en tot een belangrijke partner. Maar ook de nabijheid vind ik heel belangrijk. Net het feit dat zij misschien meer aanwezig kunnen zijn op scholen, bij leerlingen, leerkrachten en ouders kan alleen versterkend werken.
Mevrouw Krekels verwees ook naar de samenwerking tussen Welzijn en Onderwijs. Ik denk dat we ook bij de werking van 1Gezin1Plan (1G1P) mooie voorbeelden kunnen zien van hoe men centraal werkt vanuit het kind. Ik merk dat CLB’s daar heel vaak de partner of begeleider zijn die de gezinnen op weg helpt. Ik pleit er dan ook voor de CLB’s te versterken en een geïntegreerd beleid te voeren waarbij ze zowel de brede basiszorg als de verhogende zorg kunnen begeleiden.
De vraag om uitleg is afgehandeld