Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het recente onderzoek naar de waardering van het lerarenberoep
Vraag om uitleg over de resultaten van het door de OESO georganiseerde TALIS-onderzoek
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Goedemiddag van aan de kust collega’s. Voor de coronacrisis was het lerarentekort in ons onderwijs al een acuut probleem. We hadden er al een paar hoorzittingen over en het verhaal gaat zeker nog verder.
De sluiting en heropstart van de scholen dit schooljaar door de gezondheidscrisis legt de problematiek van het lerarentekort open en bloot. Scholen hebben niet genoeg personeel om de moeilijke puzzelstukken van de combinatie van noodopvang, preteaching en het fysiek lesgeven te leggen.
Daarnaast blijkt uit het TALIS-onderzoek (Teaching and Learning International Survey) dat slechts een kwart van de leraren in het middelbaar gelooft dat zijn job gewaardeerd wordt in de maatschappij. In 2013 voelden nog 45,9 procent van de leerkrachten zich gewaardeerd. Dit is een aanzienlijke daling, en in 2013 was het ook al niet om over naar huis te schrijven. In de context van het lerarentekort zijn deze gevolgen dramatisch, geloof me. Als leerkrachten zich niet gewaardeerd voelen, gaan potentiële toekomstige leerkrachten zich niet geroepen voelen om in de job te stappen en gaat er ongelooflijk veel talent onherroepelijk verloren.
Minister, welke acties hebt u ondertussen genomen om het lerarentekort aan te pakken? Welke andere bijkomende plannen hebt u om deze problematiek in de toekomst aan te pakken?
Welke acties zult u concreet nemen opdat leerkrachten zich opnieuw gewaardeerd voelen in de maatschappij?
Onderwijsexpert Dirk Van Damme kwam met het voorstel om leerkrachten gedifferentieerd te verlonen, waarbij leraren in moeilijke klassen een hoger loon zouden krijgen. Ik ben erg benieuwd hoe u hiertegenover staat.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, uit recent internationaal onderzoek georganiseerd door de OESO en in Vlaanderen uitgevoerd door de Vrije Universiteit Brussel blijkt dat de grote meerderheid van de leerkrachten tevreden is met zijn job, maar dat amper een kwart van hen in het secundair onderwijs zich gewaardeerd voelt in de samenleving. In 2013 ging het nog om 45 procent van de leerkrachten. Op enkele jaren tijd is het aantal leerkrachten dat zich gewaardeerd voelt, dus met 20 procent gedaald. Maar ook in het lager onderwijs blijken steeds meer leerkrachten het gevoel te hebben dat hun werk onvoldoende geapprecieerd wordt. Onderzoekers wijzen erop dat het gevoel van onderwaardering leerkrachten uit het beroep kan drijven en leerkrachten in spe ook kan afschrikken, en dit in een periode waarin we al kreunen onder een groot lerarentekort – collega Vandenberghe wees er ook al op.
Minister, wat is uw reactie op bovenstaande cijfergegevens?
Welke maatregelen kunt u nemen om het imago van het leerkrachtenberoep te verbeteren en ervoor te zorgen dat leerkrachten zich meer gewaardeerd voelen voor het schitterende werk dat ze leveren? De afgelopen maanden hebben we daar een duidelijk staaltje van mogen zien.
Op welke manier zult u dit dossier met betrekking tot de waardering ten opzichte van het lerarenberoep verder opvolgen? Bent u bereid om zelf te meten hoe de waardering ten aanzien van leerkrachten verder evolueert in de tijd? Met andere woorden, kunnen we dit als een ijkpunt nemen en daar verder op bouwen in de komende jaren? Dat is een bijzonder belangrijk gegeven. We moeten kijken welke mogelijkheden er zijn. We moeten er inderdaad, in het verlengde van de hoorzitting en de uitdagingen waar we voor staan, voor zorgen dat we een krachtdadig antwoord bieden.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Voorzitter, ik neem genoegen met de inleiding van de collega's. Ik ga dus meteen over naar mijn vragen.
Minister, hoe verklaart u deze cijfers uit het TALIS-onderzoek? Welke beleidsdaden zult u hieraan koppelen?
Denkt u dat de zogenaamde verantwoordingsdruk, het gevoel van niet met de kern van onderwijs bezig te kunnen zijn door allerhande administratieve taken die niet essentieel lijken, een rol speelt in de dalende waardering?
Welke rol speelt de toegenomen juridisering volgens u?
In het regeerakkoord staan verschillende maatregelen opgesomd die de status en de waardering van leerkrachten moeten versterken. Kunt u een stand van zaken geven over de uitwerking van die maatregelen?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, laat me beginnen met de cijfers in perspectief te plaatsen.
Uit het TALIS-onderzoek blijkt dat in het lager onderwijs de maatschappelijke waardering van onderwijs in Engeland hoger wordt ervaren dan in Vlaanderen, maar in Denemarken, Spanje, Zweden en Frankrijk lager dan in Vlaanderen. Ook in het secundair onderwijs geldt dat de Vlaamse leraren een hogere maatschappelijke waardering ervaren in vergelijking met het gemiddelde van veertien vergelijkbare Europese landen.
Enkel in de landen die zeer hoog scoren op de PISA-testen, zoals Zuid-Korea of Finland, is de maatschappelijke waardering voor leraren aanzienlijk hoger dan in Vlaanderen. Men ziet dus een correlatie – wat toch wel belangrijk is – tussen de PISA-resultaten en de waardering, wat erop wijst dat we er goed aan doen om die PISA-resultaten ernstig te nemen en daar concreet op te werken. Wat een aanzienlijke rol speelt, is de soms negatieve berichtgeving en beeldvorming over onderwijs in de media. In het nieuws gaat het vaak over een dalende onderwijskwaliteit of over het lerarentekort. Dat speelt ons natuurlijk parten. Het is ons aller taak om ook positieve aspecten weer voor het voetlicht te plaatsen.
Uit het TALIS-onderzoek leren we ook dat leraren bijzonder positief zijn over zowel hun huidige werkomgeving als de job in het algemeen. Leraren doen hun job graag en halen er, naar eigen zeggen, plezier en voldoening uit.
Welke zijn de maatregelen om het lerarentekort aan te pakken? Ik kan er al enkele meegeven, maar er zullen er nog volgen.
Het pilootproject lerarenplatform zal al van start gaan op 1 september. Zo krijgen beginnende leerkrachten onmiddellijk voor een volledig schooljaar werk- en financiële zekerheid. Op 1 januari 2021 krijgen meer tijdelijke personeelsleden een kans op een vaste benoeming. Hiertoe worden eenmalig betrekkingen van titularissen die met verlof zijn, vacant verklaard. In het gewoon secundair onderwijs moet het schoolbestuur ook betrekkingen in overgedragen uren-leraar vacant verklaren.
Ik leg eerstdaags aan de sociale partners het voorstel voor om vanaf 1 september 2020 de geldelijke anciënniteit van nieuwe zijinstromers voor bepaalde knelpuntvakken of -ambten in het basis- en secundair onderwijs te valideren. We trekken effectief middelen uit om er voor het eerst voor te zorgen dat voor knelpuntambten in het basis- en secundair onderwijs een deel van de anciënniteit, verworven in de private sector, wordt gevalideerd in het onderwijs.
Op 1 september 2020 zal een tijdelijk project duaal lesgeven van start gaan in het secundair onderwijs. Dit project moet toelaten dat een school die voor een bepaald vak geen leerkracht vindt op de arbeidsmarkt, een beroep kan doen op een bedrijf, dat dan een van zijn werknemers tijdelijk ten dienste kan stellen van de school.
Op 1 september 2020 wordt de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie weer volop geactiveerd in alle onderwijsniveaus zodat maximaal alle leraren de vacatures kunnen invullen.
Volgend schooljaar, in september, starten ook de leerlingenbegeleiders. Op het niveau van de scholengemeenschap zetten we 1,5 extra vte in ter ondersteuning van de leerkrachten zodat zij zich meer kunnen concentreren op hun kerntaak, namelijk het lesgeven. En we zorgen ook nog eens voor extra middelen in het kader van de zorgtijdgarantie. Vanaf volgend jaar is dat 30 miljoen euro, maar we starten daar in september van dit jaar al mee.
Die gedifferentieerde verloning zie ik niet echt als een prioriteit, ook niet als een antwoord op het lerarentekort. Ik denk dat dit enkel kan leiden tot een verschuiving van de problematiek, omdat men dan mogelijk, afhankelijk van de loonverschillen, een aanzuigeffect krijgt in die scholen waar het salaris hoger ligt. De vraag is ook of een hoger salaris de juiste motivatie is om de job van leerkracht op te nemen en in de kijker te zetten. Ik vind dat eerlijk gezegd niet.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het met u eens dat het loon inderdaad niet het allerhoogste is op de agenda van een leerkracht, integendeel, het gaat vooral over het waarderen van de job, bezig zijn met corebusiness, voldoende ondersteuning krijgen, minder administratie, zorgen voor haalbaar toezicht in niet al te grote klassen. Die zaken staan veel hoger op de agenda van leerkrachten en schooldirecties dan een loonsverhoging, los van het feit dat mensen op een correcte manier wensen te worden verloond, maar dat is dus niet het precaire probleem van de leerkrachten.
Ik blijf me wel zorgen maken over dat leerkrachtentekort. Ik moet er eigenlijk niet zo veel duiding bij geven: het feit dat er elke commissievergadering, ook tijdens de coronacrisis, telkens opnieuw vragen worden gesteld door mezelf en de collega’s over dat tekort, toont aan dat dit een grote bezorgdheid blijft, in de commissie Onderwijs maar vooral op de werkvloer. We worden dagelijks geconfronteerd met mensen die aan de alarmbel trekken en die zeggen dat het allemaal houdbaar moet blijven. Ik wil niet herhalen wat we hier de voorbije weken en maanden tot in den treure hebben opgesomd.
U hebt daarnet een aantal concrete maatregelen gegeven. Dat is positief, maar ik mis nog altijd een beetje visie. Het zijn concrete maatregelen, maar ik noem het eerder ad-hocmaatregelen. Dat is op zich niet slecht, maar ik mis een doorgedreven langetermijnvisie om dat lerarentekort echt daadkrachtig, structureel en toekomstgericht naar 2030 aan te pakken. Dat vind ik niet terug in uw beleid en dat vind ik jammer. Ik vind daar ook geen rechte lijn in. Ik besef dat corona wat roet in het eten heeft gegooid maar het kan niet het enige excuus zijn. U bent nu toch al een tijdje aan de slag als minister van Onderwijs, u kon ook voortborduren op een aantal zaken die al tijdens de vorige legislatuur naar voren zijn gebracht.
En dan zijn er onze plannen, ik kom daar nog eens op terug, en ik hoop dat u die al hebt gelezen. Ze zijn niet allemaal financieel gebonden. Wij hebben de vorige jaren wel een visie uitgeschreven die echt gedragen is door het werkveld, de directie, de leerkrachten, de ouders en andere participanten die betrokken zijn bij het onderwijs. Ik doe dan ook opnieuw een oproep, minister, om die plannen door te nemen en daar zaken uit te halen. U moet daar niet te fier voor zijn, het zijn goede zaken, die uit het werkveld komen.
En dan een tweede oproep, minister: wanneer zult u werk maken van een heel concrete langetermijnvisie om het lerarentekort aan te pakken? En wacht alstublieft niet op die hoorzittingen, want dat is een parallelle lijn die wij u hebben gegeven om insteken te krijgen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik heb er even het regeerakkoord bijgehaald. Ik citeer: “Het lerarentekort beantwoorden we door (o.a.) het lerarenberoep opnieuw aantrekkelijk te maken. Leerkrachten moeten de status krijgen die ze verdienen. (...) We streven naar maximale planlastvermindering en stappen af van de cultuur om alles te rapporteren. (...) Door het beter honoreren van anciënniteit voor nieuwe zijinstromers, willen we meer nieuwe leerkrachten aantrekken én behouden. (...) We herstellen het respect voor de leerkracht, voor de klassenraad en de directie. (...) De lerarenopleiding wordt opgewaardeerd.”
Het is een heel goed regeerakkoord. De verschillende punten die hier worden aangehaald, zijn ook al door de collega's in deze en ook vorige legislaturen verschillende malen aangehaald. En het is niet eenvoudig om daarop een pasklaar antwoord te bieden. Er worden daarin stappen gezet.
Minister, u haalde daarnet aan dat de anciënniteit van de zijinstromers enkel voor de knelpunten zou gelden. Ik weet niet of het zo interessant is om dat enkel voor de knelpunten te doen. Maar dat heeft natuurlijk een financiële impact. Ik heb het al een paar keer aangehaald in de commissie: vandaag zien de mensen hun loopbaan op een andere manier dan twintig jaar geleden. Het gaat veel meer in de richting van een loopbaan waarbij je zegt: nu wil ik een paar jaar in die sector zitten. Die zijinstromers zijn voor een groot stuk mensen die die praktijk meenemen, maar niet noodzakelijk zeggen: ik stop nu met mijn huidige job en verander naar een lerarenjob om dat de volgende dertig jaar te doen. Misschien willen zij dat slechts voor tien of vijftien jaar doen. We moeten daar veel meer flexibiliteit in brengen, daar ben ik van overtuigd. Om dat mogelijk te maken, moet je dat over het geheel uitrollen en niet enkel voor de knelpunten.
U verwijst naar de PISA-resultaten. Ik probeer de dingen niet te zwart te zien; de wereld is meestal grijs. Maar, minister, nog niet zo heel lang geleden hebben we in de commissie, maar ook in de plenaire vergadering heel uitgebreide discussies gevoerd over PISA. De PISA-resultaten verbeteren niet. En als er een rechtstreekse correlatie is, denk ik dat we het juiste antwoord hebben geboden door daar de volgende jaren zwaar op in te zetten en ervoor te zorgen dat we op een hogere score uitkomen.
Ik vat kort en bondig samen. We hebben inderdaad een ambitieus lerarenloopbaanpact nodig. Wat de heer Vandenberghe zegt, is volgens mij correct: de hoorzittingen zijn aanvullend, zorgen voor extra insteken, maken het mogelijk om af te toetsen wat er al naar buiten is gekomen. Dat houdt ons niet tegen om op korte termijn flexibiliteit, zijinstroom, minder planlast en daardoor ook een herwaardering van de leraar in onze samenleving te bewerkstelligen.
Ik dank u voor uw antwoorden.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Mijn antwoord draait vooral om de waardering. Ik vind het zeer belangrijk dat die waardering wordt gemeten. Want wie zich goed in zijn vel voelt – en dat krijg je door een positieve waardering –, kan zijn job ook naar behoren uitoefenen.
Als ik het rapport lees, is het inderdaad, zoals u zegt, minister, absoluut niet allemaal kommer en kwel. Wat betreft verloning, arbeidsvoorwaarden, werkcultuur en jobtevredenheid zijn leerkrachten positief tot zelfs zeer positief. Zoals ik net zei, is het dus inderdaad absoluut niet allemaal zwart.
Een opmerking van collega De Gucht was of we geen extra meetmiddel nodig hebben. Persoonlijk denk ik van niet. Ik denk dat we enorm veel uit het TALIS-rapport kunnen halen.
Op het gevaar af van wat cynisch te worden, maar ik heb door gesprekken met de ouders het gevoel dat de coronacrisis wel eens positief zou kunnen zijn voor de waardering van onze leerkrachten. Ik spreek veel met ouders en ik hoor van heel veel ouders dat ze zeggen: ‘chapeau voor die leerkrachten’. Dat komt omdat die ouders nu zelf lange tijd hebben gezorgd voor hun kinderen, de preteaching hebben begeleid en hebben gezien welke kwaliteiten heel veel van onze leerkrachten hebben: geduldig zijn, iets honderd keer rustig uitleggen, rust brengen, ondertussen nog wat ruzies oplossen en proberen vriendelijk te zijn, ook als het je dag niet is. In een job als leerkracht kun je je niet verstoppen achter een laptop en stil blijven zitten. Neen, daar zit een klas van 25 leerlingen voor je en je moet daar staan. Wat dat betreft zijn heel wat ouders de leerkrachten meer gaan waarderen. Dan is er nog eens die snelle digitalisering waar ze op hebben ingezet en een enorme vooruitgang in hebben gemaakt. Ook de preteaching is allemaal nieuw. Ik heb bij mijn kinderen zeer mooie dingen gezien. Ik wacht dus heel benieuwd het volgende TALIS-onderzoek af om te zien of de waardering van het beroep van leerkracht toeneemt.
Ik heb nog één cijfer gezien dat minder positief was. Er stond dat 4 procent van de Vlaamse leerkrachten aangeeft slechts één keer per maand mee te werken aan professionele leeractiviteiten, terwijl het OESO-gemiddelde 21 procent is. Dat is een vrij groot verschil. Minister, hebt u daar een verklaring voor? Is dat iets om aan te pakken, om in het oog te houden?
De heer Brouns heeft het woord.
Ik wil kort inpikken op wat collega Grosemans vertelt. Mijn broer staat in het onderwijs, maar is sinds twee jaar met zijn vrouw mee naar de markt aan het gaan en is nu deeltijds marktkramer. Hij vertelde mij dat hij sinds hij marktkramer is, veel positiever wordt aangesproken door zijn vrienden dan toen hij aankondigde dat hij naar het onderwijs ging. Maar dit weekend wist hij te vertellen dat hij de ervaring had dat hij in tijden van corona plots veel meer waardering heeft ervaren van ouders, iets wat hij de jaren voordien veel minder had. Hij heeft de waardering die geuit is door ouders heel positief ervaren.
Minister, u hebt u in een voorgaande commissievergadering laten ontvallen dat u hoopt en wenst – en wij samen met u – dat de coronacrisis, die ongeziene gezondheidscrisis, misschien wel een aanzuigeffect kan hebben naar de job. Mensen kiezen voor zekerheid maar krijgen nu ook waardering voor de job. Misschien is het een positief neveneffect dat zij kiezen voor de job van leerkracht. Hebt u de intentie en de bereidheid om dat na te gaan en dat te bevragen bij studenten die daar nu voor kiezen en of dit enigszins effect heeft gehad?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijnheer Brouns, ik twijfel er niet aan dat de observaties van uw broer op de markt zeer correct zijn, maar ik zou toch willen vragen aan onze medecommissieleden om eventueel de mensen van het TALIS-onderzoek uit te nodigen in de commissie om een gedachtewisseling te houden.
Ik ben het eens met u, mevrouw Grosemans en mijnheer Brouns: ik ben er ook van overtuigd dat de coronacrisis het respect voor leerkrachten alleen maar heeft doen toenemen. Minister, ik weet dat u het met de allerbeste bedoelingen hebt gedaan, ik twijfel echt niet aan uw goede intenties, maar de manier van communiceren tijdens deze crisis en de manier waarop beslissingen werden genomen voor leerkrachten geïnformeerd werden, heeft het gevoel bij sommige leerkrachten gecreëerd dat er ook vanuit de politiek weinig waardering is voor het beroep. Dat vind ik jammer. Ik weet dat dat de bedoeling niet was, maar zo is de boodschap wel aangekomen. Ik zou willen vragen om daar in de toekomst rekening mee te houden.
Waardering is heel belangrijk, en het is heel goed dat u maatregelen neemt voor de zijinstroom. Een heel belangrijk aspect van het lerarentekort is een grote uitstroom gedurende de eerste jaren. Dat moeten we heel sterk aanpakken. Niet zozeer meer loon geven is een aspect, maar vooral de waardering. Als leerlingen van hun ouders horen dat leerkrachten niet weten wat ze doen, dat er dus weinig respect is voor leerkrachten, dan zullen de kinderen ook weinig respect hebben, en dat zal natuurlijk allerlei negatieve gevolgen hebben op het vlak van klasmanagement en van discipline. We zullen dringend acties moeten ondernemen, want er zijn grote problemen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Er is inderdaad dringend nood aan een lerarenpact. Dat moeten we best niet op de lange baan schuiven, want het is nog steeds het belangrijkste dossier van deze legislatuur, ondanks corona.
Ouders hebben misschien meer waardering gekregen voor leerkrachten als ze zien wat het inhoudt om les te geven aan kinderen en met kinderen bezig te zijn. Ik hoop dat we dat kunnen vasthouden, dat weet ik niet, het zou misschien wel weer kunnen verdwijnen.
Vooral de waardering vanuit het beleid is heel erg belangrijk. Met de coronacrisis is er enorm veel gevraagd van leerkrachten. De communicatie was absoluut niet altijd duidelijk, er waren constant veranderingen, op bepaalde momenten moesten ze ook opvang doen, ze moesten enorm veel flexibiliteit aan de dag leggen, poetsvrouw spelen enzovoort. We hebben de voorbije tijd vanuit het beleid echt veel van hen gevraagd. Ik weet niet of ze het gevoel hebben dat dat ook enorm wordt gewaardeerd.
Minister, ik zou voorstellen – en dat kan een belangrijk signaal zijn vanuit de Vlaamse Regering – om op heel korte termijn een bevraging te doen over hoe ze de voorbije periode hebben ervaren. Toon dat u daar interesse voor hebt als minister van Onderwijs. Ook kunt u op een of andere manier een campagne uitwerken die aantoont hoe erg u waardeert welke inspanningen ze hebben geleverd door op korte termijn om te schakelen in de manier van lesgeven. Dat zou al een mooie stap in de goede richting zijn. Ik weet niet of u daarover nadenkt, maar dat lijkt me wel iets dat op korte termijn de waardering van leerkrachten door het beleid naar ouders toe kan versterken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, de waardering van het lerarenberoep of het zich gewaardeerd voelen als leraar, is niet onbelangrijk. In de beeldvorming van leerkrachten hebben we er alle belang bij om op de fijne dingen te wijzen. Als wij allemaal van onze job de minder leuke dingen zouden opsommen en enkel daarover spreken: dat zou interessant zijn voor ons, want dan wil er niemand nog op die lijst staan en dan is de lijstvorming in elke politieke partij ineens heel wat gemakkelijker. Dat is toch een belangrijk gegeven.
In tijden van crisis, wat een conjunctuurgevoelig gegeven is, worden jobs bij de overheid, waaronder leerkracht, weer aantrekkelijker. Minister, ik heb een concrete vraag over het lerarentekort. Het klinkt misschien cynisch, maar het is echt niet zo bedoeld. Kunnen we in deze crisis, en ik vrees ook in de herstructurering van heel wat bedrijven, niet van de nood een deugd maken om langs die weg meer mensen aan te trekken in de stappen die we zetten voor zijinstroom? Kunnen we alternatieve vormen van lerarenopleiding zoals korte trajecten extra in de verf zetten? Het is nu het juiste moment: er zullen profielen op de arbeidsmarkt komen die we anders niet kunnen hebben en die, als we ze naar het onderwijs trekken, in het onderwijs zitten. Dat moeten we zeker meenemen.
Ook in de studieoriëntering voor toekomstige studenten moeten we leraar worden in de picture durven te zetten. Dat kan en moet een volwaardige eerste studiekeuze zijn, en we moeten leerlingen ook aanspreken: ‘Zeg, onderwijs, is dat niets voor u?’ Misschien doen we dat nog te weinig. Dat kunnen we actief naar buiten brengen.
En dan nog een tip, minister, rond het lerarenloopbaanpact – maar dat is iets wat u zelf goed genoeg weet. Als ik hoor wat iedereen nog allemaal op die kar wil stapelen, dan zal ze niet meer rijden. Ik weet dat het niet evident is, maar houd de kar alsjeblieft niet te zwaar, zodat ze effectief vooruit raakt.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Mevrouw Grosemans, ik vond het jammer dat u uw vraag niet hebt voorgelezen. Ik leg uit waarom. Het was de enige vraag met enige positieve duiding, want het TALIS-onderzoek is een onderzoek dat zeer waardevol is, maar toch ook een aantal positieve zaken aanraakt. En ik wil die zeker nog eens onderstrepen. We hebben namelijk een zeer jonge populatie in ons lerarenkorps, dat een grote intrinsieke motivatie bevat. Drie vierde kiest voor het lerarenberoep als eerste keuze. Leerkrachten zijn tevreden, vooral over hun werkomgeving, en ze krijgen heel veel feedback. De meesten geven ook een positief gevolg aan die feedback. Ik denk dat dat een positief punt is.
We moeten als politici net de marketeers zijn voor ons onderwijs. Want onderwijs is echt wel een boeiende job, we hebben net nood aan jonge leerkrachten om de schoolteams te versterken. En die jonge leerkrachten moeten al hun kwaliteiten kunnen benutten om als leerkracht en als mens het beste van zichzelf te kunnen tonen. Het is al een paar keer aangehaald: in crisissen en in extreme omstandigheden kun je net klaarheid brengen over de dagelijkse realiteit van de klas, over hoe die eruitziet.
Ik denk dat we die negatieve punten, die crisis net in een positief verhaal kunnen omzetten, het positieve naar voren brengen. Ik ben dus zeer benieuwd naar het effect van de coronacrisis, en ik ben ook benieuwd hoe u de onderwijsambassadeur daarin een plek zult geven, minister. Want dit was toch iets dat aangekondigd is. Ik herhaal heel graag mijn vraag, die ik onlangs ook in de plenaire heb gesteld.
We hebben het er gisteren tijdens de bespreking van operationele doelstelling 30 over gehad. Daar haalde ik aan dat er inderdaad nog een aantal hordes te nemen zijn, maar ik heb er alle vertrouwen in dat de positieve zaken daar kunnen worden gerealiseerd.
Rond de zijinstromers vroeg ik mij ook af wat de timing daarvan is. Wat moet nog precies worden gerealiseerd? Want ook daar zijn nog een aantal hordes te nemen.
Ik ben heel blij om te horen dat u ook geen voorstander van loondifferentiatie bent. Ik ben ervan overtuigd dat onderwijs meer dan in het verleden een teamgebeuren is. We moeten er net voor zorgen dat we teams ondersteunen en versterken. Ik vroeg mij af hoe u daar binnen het loopbaanpact aan wilt werken. Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga proberen wat vaart te maken en kort te zijn. Je moet de zon zien schijnen in een plas water. Ik denk dat er effectief een coronaeffect zal kunnen zijn in een toename van de waardering van de job. Want de ouders ondervinden aan den lijve dat het toch een specifiek talent vergt om kinderen en leerlingen urenlang te kunnen boeien en ze ook iets te kunnen bijbrengen, en om vriendelijk te blijven op momenten dat het misschien wat minder is. Maar dat geldt misschien ook voor ons. De waardering voor politici is dan ook navenant: heel groot.
Als ik mijn mailbox mag geloven denk ik ook dat er heel wat mensen zijn die door zelf les te geven aan hun kinderen in het kader van afstandsonderwijs, bij zichzelf ook een bepaald talent of alleszins een passie hebben wakkergemaakt, waardoor sommigen zeggen dat het hen wel interesseert.
Een derde element is natuurlijk ook jobzekerheid. En daarom is dat een hele discussie, maar in het kader van de vaste benoeming loopt die dialoog ook. Ik denk dat jobzekerheid ook een troef is voor een job als leerkracht, zeker in economisch onzekere situaties. Maar het effect zal hopelijk af te leiden zijn uit een toename van het aantal inschrijvingen in lerarenopleidingen, en hopelijk ook op grond van de zijinstroom. Daarvoor hebben wij vanaf september in 1,3 miljoen euro voorzien, maar dat loopt volgend jaar al onmiddellijk op naar bijna 5,5 miljoen euro. Ik onderschrijf dus het pleidooi van collega De Gucht, die vraagt om het niet te beperken tot de knelpuntberoepen. Maar je ziet dat het al 5,5 miljoen euro bedraagt, enkel voor een beperkte groep van knelpuntberoepen. De factuur tikt dus serieus aan.
Dit is echter een eerste stap. Ik hoop dat dat effect heeft. We hebben natuurlijk een schatting gemaakt van wat dat effect zou kunnen zijn. We gaan ervan uit dat er een stijging zal zijn met 15 procent van het aantal zijinstromers. Dat zou goed zijn. Ik hoop een beetje dat we dat budget hebben onderschat en dat we veel meer zullen kunnen uitgeven net omdat de maatregel enig succes zou kunnen kennen.
Ik geef ook even mee dat de verlenging van het lerarenplatform in het basisonderwijs 2200 bijkomende voltijdse betrekkingen voor leerkrachten vertegenwoordigt. Er zijn ook de maatregelen met betrekking tot de vaste benoeming in betrekkingen door verloven in overgedragen uren-leraar. Dat gaat toch ook over 3600 vte’s. Dat zijn dus toch ook wel maatregelen die op het eerste gezicht maar beperkt lijken, maar toch ook een aanzienlijke impact hebben wat het aantal vte’s betreft.
Er werd iets voorgelezen uit het regeerakkoord over het opwaarderen van de lerarenopleiding. Wat dat betreft, is de dialoog gestart, want ik vind dat we ook daar een tandje moeten kunnen bijzetten. Ook daar rekenen we op een effect.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dank u wel. Het is geen makkelijk debat. Collega Daniëls, inderdaad, we mogen niet alles op één hoop gooien. De kar mag inderdaad niet zo gevuld raken dat ze niet meer vooruitgaat, daarover ben ik het met u eens. Daarom hebben we echt nood aan een langetermijnvisie voor 2030, waaraan echter ook een heel concreet en haalbaar actieplan, ook financieel, wordt gekoppeld. Zo kunnen we ook weten waar we willen uitkomen. Dat zicht heb ik nog onvoldoende, ik zie door de bomen het bos niet, maar ik hoop dat de volgende weken en maanden met die hoorzittingen wel te kunnen. Minister, ik blijf erbij dat u in dezen een verpletterende verantwoordelijkheid en een coördinerende rol blijft hebben. Ik hoop dat u die rol op u zult nemen, niet alleen voor de acties die u nu al naar voren hebt gebracht, maar vooral om de visie uit te werken die toch broodnodig is om het lerarentekort op lange termijn aan te pakken. Mensen, denk er immers aan: de volgende jaren hebben we duizenden nieuwe leerkrachten nodig. We moeten niet wachten tot we in Nederlandse toestanden belanden, want dan zullen we zeggen: ‘Oei, hadden we het maar geweten.’ Dat wil onze fractie absoluut voorkomen.
Dus, nog maar eens een wake-upcall, maar ik ben er zeker van dat er bij de eerstvolgende commissievergadering nog vragen op de agenda zullen komen over het lerarentekort, en niet meer dan terecht.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Ik denk dat dit iets is waaraan we samen moeten werken, meerderheid en oppositie samen. Ik heb het regeerakkoord daarjuist al geciteerd. We weten waar de problemen liggen. Minister, u hebt het ook aangehaald: de financiële impact is groot wat de zijinstroom en de anciënniteit betreft. Ik begrijp dus dat u daar toch wel in stappen wilt gaan, zodat we weten waar we naartoe gaan, welke impact dat heeft, hoeveel extra mensen hierdoor kunnen worden aangemoedigd om gebruik te maken van die zijinstroom. Als dat op een goede manier verloopt, ben ik er een voorstander van om dat verder uit te breiden. Ik meen echter uit uw betoog te mogen opmaken dat u dat evenzeer bent. Ik neem aan dat dat voor collega Vandromme evenzeer het geval is. Ik ben ervan overtuigd dat we daar geraken. Het is broodnodig, en we moeten daar op tijd actie in ondernemen, want we hebben altijd een verlies bij zo’n actieplan. Eer dat echt op volle toeren draait, zijn we altijd een generatie verder wat de schoolgaande jeugd betreft. We moeten daar dus toch echt werk van maken. Ik kijk ernaar uit om dat samen met jullie en de minister te volbrengen.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel. Ik heb geen verdere repliek.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.