Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega's, de begrotingsaanpassing van vorige week gaf mij de inspiratie om een vraag te stellen over het Brusseldecreet. Tijdens de vorige legislatuur werden de krijtlijnen uitgetekend voor een nieuw decreet dat de relatie tussen Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) zou regelen. Dit decreet zou de Vlaamse middelenstromen naar de VGC bundelen en die middelen indexeren, zoals dat ook voor de Vlaamse gemeenten gebeurt.
In tegenstelling tot wat Vlaanderen van de gemeenten verwacht, lag het plan toen op tafel om een strengere controle in te bouwen en meer voorwaarden op te leggen in ruil voor de middelen, ook al komt het gros van het budget van de VGC eigenlijk niet meer van Vlaanderen, maar van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Uiteindelijk strandde het decreet op een advies van de Raad van State, die net twijfels had bij de extra voorwaarden die Vlaanderen aan de VGC-dotatie wilde verbinden.
Minister, u kondigde eerder deze legislatuur aan een nieuwe poging te willen ondernemen om zo'n Brusseldecreet tot stand te brengen, maar intussen is het daarrond alweer een tijdje stil. Kunt u ons zicht geven op het vooropgestelde tijdspad voor de totstandkoming van een nieuw Brusseldecreet? Kunt u een stand van zaken geven van uw overleg met de VGC rond de totstandkoming van dat nieuwe Brusseldecreet? Op welke manier zult u in het kader van die onderhandelingen de autonomie van de VGC proberen te respecteren of bent u eerder van mening dat de dotatie aan de VGC aan voorwaarden onderworpen moet zijn?
Minister Dalle heeft het woord.
Zoals werd afgesproken in het regeerakkoord van de Vlaamse Regering en zoals ik ook reeds heb aangegeven bij de bespreking van de beleidsnota Brussel, is het bestaande decretale en reglementaire kader omtrent de VGC aan vernieuwing toe. Dat geldt in het bijzonder voor het bestuurlijk toezicht op de VGC, zoals dat vandaag nog geregeld is in het decreet van 5 juli 1989, en voor het begrotings- en rekeningstelsel van de VGC, zoals dat geregeld is in het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 3 mei 1991. Er is dus een decretaal aspect aan deze vraag, maar ook een aspect dat over een BVR gaat. Dat element zullen we op korte termijn in de Vlaamse Regering bekijken, omdat het een grote impact heeft op de wijze waarop de VGC haar begroting organiseert, ook op het vlak van ICT-opvolging en dergelijke meer.
We bekijken momenteel hoe we het toezicht kunnen moderniseren en hoe we het begrotings- en rekeningstelsel aan de principes van de beleids- en beheerscyclus (BBC) van de lokale besturen kunnen aanpassen.
U zult het met mij eens zijn dat het niet onbelangrijk is dat we hierbij ook rekening houden met de voorbereidingen die de VGC zelf reeds getroffen heeft op het vlak van de invoering van een nieuw begrotings- en rekeningstelsel. Ze hebben een aantal maatregelen genomen om dit op het vlak van ICT voor te bereiden. Ik heb hierover met hen ook gesproken. Ook onze administraties staan in nauw contact om dit de volgende weken en maanden verder te coördineren. Dat begrotingstoezicht volgen we dus prioritair op, zoals geregeld in het BVR van 3 mei 1991.
U kent mijn standpunt op dit punt zeer goed. Ik zie de VGC als een prioritaire partner voor het voeren van een overlegd en geïntegreerd Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel. U verwijst naar het concept van autonomie. Ik praat liever over een duurzaam en constructief partnerschap. Ik ambieer een gestructureerde en transparante samenwerking met de VGC, gestoeld op respect en vertrouwen in de twee richtingen.
Het klopt dat ik als voogdijminister belast ben met het toezicht op de VGC, die een ondergeschikt bestuur is met een sui-generiskarakter. In een model van partnerschap gaan autonomie en controle hand in hand. Het is in het belang van alle Nederlandstalige Brusselaars, of van alle Brusselaars tout court, dat Vlaanderen en de VGC goede afspraken maken en hun beleid op elkaar afstemmen. Het is evenzeer in het belang van alle Brusselaars dat nadien wordt toegekeken op de naleving van die afspraken, met respect voor de autonomie van de VGC.
U vroeg naar mijn visie op de conditionaliteit van dotaties. Mijn visie ter zake is misschien minder belangrijk, wel belangrijk is de juridische realiteit. Er is enerzijds de dotatie aan de VGC van ongeveer 28 miljoen euro, waarover de Raad van State vrij helder heeft toegelicht wat daarrond de regels zijn. Er geldt daarbij een niet-affectatieprincipe vanuit het idee van de universaliteit van de begroting.
Naast die algemene dotatie, is het uiteraard ook mogelijk specifieke middelen toe te kennen aan de VGC onder de vorm van subsidies en daaraan specifieke opdrachten te verbinden. Er worden dus ook sectorale subsidies toegekend. Ik herinner u aan de beslissing over het Noodfonds van 2 juni 2020, waarin we ook extra middelen ter beschikking stellen van de VGC. Het gaat over 3,17 miljoen euro extra sectorale middelen die specifiek aan Jeugd, Cultuur en Sport worden toegekend. Dat is een voorbeeld van wat men bij de VGC goed kent: naast de algemene dotatie waarvoor de universaliteit van de begroting geldt, zijn er ook sectorale middelen die voor een bepaalde opdracht of prioritair thema worden toegekend. In het Noodfonds gaat het dan over Jeugd, Cultuur en Sport.
De sectorale subsidies die de VGC nog steeds ontvangt voor jeugdbeleid, cultuurbeleid, sportbeleid, de aanpak van de grootstedelijke problematiek – het vroegere Stedenfonds – en de kinderarmoedebestrijding zijn daar voorbeelden van. Dat is iets wat bestaat en wat in de toekomst misschien ook nog zal bestaan. Dat moeten we bekijken in het kader van de aanpak van een decretale hervorming. Op dit ogenblik kan ik daar nog niet zo heel veel details over geven. We leggen de prioriteit op de begrotingsaspecten omdat je daar initiatieven hebt en inspanningen van de VGC om vooruit te gaan op het vlak van ICT en technische verwerking.
Verder moeten we ook kijken naar wat we kunnen doen op decretaal vlak. Het spreekt voor zich dat we met deze commissie nog veel gelegenheid zullen hebben om hierover van gedachten te wisselen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik heb niet zoveel nieuwe dingen bijgeleerd, maar het is belangrijk dat we vanuit het parlement toch het signaal blijven geven dat we het als Brusselaars belangrijk vinden dat dat Brusseldecreet er komt. Ik zal u tijdens deze legislatuur geregeld naar een stand van zaken vragen om te peilen naar het vorderen van die onderhandelingen.
Minister, u spreekt over een partnerschap. Ik kan me vinden in een partnerschap tussen Vlaanderen en de VGC, maar dan wel als evenwaardige partners, geen partnerschap waarbij de ene partner zijn wil oplegt aan de andere. U hebt gelijk dat het nu vooral kwestie zal zijn van goede afspraken maken, want u zegt dat autonomie en controle hand in hand gaan. Het hangt er natuurlijk wel van af welke vorm die controle aanneemt.
Ik kan alleen maar herhalen dat het voor ons belangrijk is om snel duidelijkheid te krijgen welke richting u daar concreet mee wilt uitgaan. Voor de VGC hangt er natuurlijk ook een prijskaartje aan vast. Het gaat ook over de indexatie van middelen, waarvan wij vinden dat die net zoals in de gemeenten zou moeten worden toegepast.
Minister, ik sluit af met u nog eens te vragen of u echt geen tijdpad voor ogen hebt, zodat we toch zicht hebben op wanneer u idealiter zou willen landen met dit dossier.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Er zitten wat tegenstrijdigheden tussen de vraag en de repliek van mevrouw Goeman. Eerst wordt er voor de autonomie verwezen naar de gemeenten en dan wordt er gezegd dat we toch wel evenwaardige partners zijn. Ik vind dat een merkwaardige houding. Men vraagt geld, maar als er concrete afspraken over controle moeten zijn, heeft men het er wat moeilijk mee.
Ik wil nog eens verwijzen naar wat de Raad van State daarover heeft gezegd in een wetgevingsadvies. De Raad van State heeft duidelijk gezegd dat de VGC duidelijk en ondubbelzinnig een ondergeschikt bestuur is van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Dat staat letterlijk in het advies van de Raad van State.
Af en toe moeten we nog eens herhalen waarom de VGC eigenlijk is opgericht. De voorganger was de Nederlandse Cultuurcommissie (NCC) in Brussel. De negentien gemeenten weigerden een school op te doeken, een Vlaams beleid te voeren, initiatieven te nemen voor de Vlamingen in Brussel. In Brussel zijn er geregeld nog scholen die vroeger tweetalig waren of een Vlaamse en een Franse afdeling hadden. Uiteindelijk bouwde men die scholen af. In Koekelberg bestaat er opnieuw een bepaald probleem.
Maar daarom is aanvankelijk de NCC, later omgebouwd tot de VGC, opgericht: om effectief het Vlaamse gemeenschapsbeleid uit te rollen in Brussel, wat de Vlaamse Gemeenschap dan ook doet, samen met de VGC, aangezien die Brusselse gemeenten, die lokale besturen, nalieten dat effectief te doen. Denk maar aan de hele problematiek van bibliotheken, waarbij er amper Nederlandstalige boeken te vinden waren in de gemeentelijke bibliotheken. Dat is een realiteit. Er waren amper Nederlandstalige sportverenigingen in de gemeenten. Nederlandstalige scholen werden zoveel mogelijk tegengewerkt, zodat er enkel Franstalige bleven. Dat is een realiteit uit de jaren zestig, zeventig en ook nog tachtig. En dat is de reden waarom die VGC uiteindelijk werd opgericht. Het is een ondergeschikt bestuur, waarmee er inderdaad moet worden samengewerkt.
Ik vind het ook altijd opvallend dat er vanuit de linkerzijde, vanuit sp.a en Groen, wordt gezegd dat er autonomie moet zijn. Dat klopt uiteraard, maar je bent geen gemeente, je moet wel het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel verder uitrollen. En dat is niet zomaar vragen naar geld, absoluut niet. Dat is ervoor zorgen dat je goede afspraken maakt. En wanneer er sectordecreten worden ingekanteld, moeten er inderdaad afspraken worden gemaakt over de manier waarop dat Vlaamse gemeenschapsbeleid ook in Brussel wordt uitgevoerd.
Wij zijn absoluut voorstander van een goed afsprakenkader. En dat was ook eigenlijk wat in de vorige legislatuur was afgesproken en waarop het ook gestrand is. Men zag die afspraken namelijk als controle.
Mijnheer Vanlouwe, kunt u afronden, want uw twee minuten zijn voorbij?
Ik ben tevreden dat de minister duidelijk zegt dat we een afsprakenkader moeten hebben, dat er wel degelijk controle moet zijn, met daarbij inderdaad een vorm van autonomie. We zullen dan nog zien op welke manier er effectief een decreet zal kunnen volgen.
Het belangrijkste is: goede afspraken maken goede vrienden. En dat wil niet zeggen dat we zomaar een blanco cheque zullen geven.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega's Goeman en Vanlouwe, ik dank u voor uw bijkomende vragen en bedenkingen.
Mevrouw Goeman, het lijkt mij inderdaad heel delicaat om een tijdpad mee te geven. We hebben de vorige legislatuur inderdaad vastgesteld dat het dossier van het zogenaamde Brusseldecreet op een bepaald ogenblik is gestrand. De beste manier om dat opnieuw te doen stranden, lijkt mij ons nu vast te pinnen op een timing. Ik zal daar dus geen uitspraak over doen.
Ik vind de term Brusseldecreet ook verwarrend, want eigenlijk gaat het over twee elementen: enerzijds de begrotingsaspecten, die heel erg belangrijk zijn in de planning van de VGC en bij besluit van de Vlaamse Regering worden geregeld, en anderzijds het bestuurlijk toezicht, dat op digitaal vlak wordt geregeld. Maar omdat nu een groot Brusseldecreet te noemen … Het zijn twee belangrijke elementen, het ene via het besluit en het andere via decreet. Ik wil graag vooruitgang boeken op de twee elementen, maar het meest urgente lijkt me het begrotingsaspect.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen. Ik wil niet vitten, maar ik denk dat collega Vanlouwe op juridisch vlak een belangrijk punt maakt. Ik ga ook uit van een partnership. En in een partnerschip ga je uit van evenwaardigheid, maar ben je niet gelijk. De Vlaamse Gemeenschap is een volwaardig deelgebied van de federale staat België. De VGC is te vergelijken met een lokaal bestuur, is een ondergeschikt bestuur sui generis. Dat is dus wel een verschil. Ik merk het maar op. Ik kan mij vinden in de filosofie van gelijkwaardigheid, maar op juridisch vlak is er toch een verschil en is er ook een hiërarchie. Ik dank u.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik kijk uit naar de verdere vorderingen in dit dossier. Ik ben blij dat u zelf de vergelijking maakt van de VGC als een lokaal bestuur, want dat is exact het soort relatie dat wij vragen, ook op financieel vlak. Wij stellen immers vast dat de Vlaamse gemeenten op een andere manier worden behandeld dan de VGC, dat daar wel indexering kan gebeuren. Dat is wat wij vragen dat er op termijn wordt vastgelegd in een Brusseldecreet.
U kent ons standpunt. We zullen daarover nog vaker van gedachten kunnen wisselen, hopelijk zo snel mogelijk, om dan samen een concrete tekst te kunnen bespreken van een nieuw Brusseldecreet, al sta ik zeker open voor een nieuwe naam.
De vraag om uitleg is afgehandeld.