Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de voortgang van de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Collega's, het doet deugd om hier nog eens fysiek aanwezig te zijn in deze commissiezaal op goede stoelen, van Izegemse makelij trouwens. Dat wou ik toch even meegeven. (Gelach)
Ik zal proberen om het zeer kort te houden, omdat we al zeer ver gevorderd zijn in ons tijdsbestek. Ik zal het met West-Vlaamse bondigheid proberen af te werken.
Minister, mijn vraag gaat over de middelen voor de uitrol van vervoer op maat. U weet dat er een groeipad in de regering is afgesproken. Op het einde van 2024, na de steile groeicurve, zullen we 31 miljoen euro extra uit de Vlaamse begrotingsmiddelen kunnen toekennen aan de vervoersregio’s om het vervoer op maat concreet vorm te geven. Alleen blijven we in elke vervoersregio op onze honger zitten inzake de omvang van die middelen van de Vlaamse Regering. De regionale vervoersplannen komen overal in een eindfase. Het is belangrijk om te kunnen inschatten wat het ambitieniveau mag zijn, moet zijn, van de vervoersregio’s.
Minister, kunt u reeds aangeven volgens welke criteria deze extra middelen verdeeld zullen worden over de verschillende vervoersregio’s? Indien niet, wanneer zal dit wel het geval zijn?
Kunt u aangeven hoe deze criteria tot stand zijn gekomen?
Kunt u eventueel al aangeven welk bedrag er naar welke vervoersregio zal komen? Ik ga ervan uit dat daar vandaag nog geen antwoord op komt.
Kunt u een indicatieve timing geven van het verdere proces?
Zullen er specifieke extra voorwaarden gekoppeld worden aan deze middelen? Of vergroot dat de pot middelen waar een vervoersregio een beroep op kan doen?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, eind 2019 kondigde u aan dat de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid minstens een jaar vertraging had opgelopen en dat de nieuwe datum eind 2021 was. Ondertussen zijn we een paar maanden verder en zijn we ook een wereldwijde pandemie verder. Wat we horen over die openbaarvervoersplannen is redelijk onrustwekkend. In Antwerpen worden heel wat populaire lijnen geschrapt. In Gent zouden heel wat haltes verdwijnen. In Sint-Niklaas is er een regelrechte kaalslag: een aantal wijken gaan gewoon in het geheel niet meer bediend worden door de bussen van het stadsnet. U zult begrijpen dat dat mij niet bijzonder geruststelt.
Ik heb enkele vragen om zicht te krijgen op de meest recente ontwikkelingen over de uitrol van de basisbereikbaarheid.
Hoe ver staat het met de opmaak van de openbaarvervoersplannen? Is de gunningsprocedure voor het aanduiden van studiebureaus overal afgerond? In welk stadium bevindt elk van de plannen zich? Zal de vooropgestelde timing gehaald worden?
Hoe ver staat het met de gunningen voor de oprichting van de geplande mobiliteitscentrale?
Wordt de opmaak van de openbaarvervoersplannen gemonitord op gewestelijk niveau? Dat is belangrijk om een globaal beeld te hebben van wat er overal gebeurt in de verschillende vervoersregio’s.
Kunt u een globaal beeld geven van de veranderingen die momenteel voorliggen – ik weet dat ze nog niet beslist zijn – op het vlak van afgelegde kilometers, bediende haltes, belbussen, verwachte reizigersaantallen, kostenbesparingen en dergelijke meer?
Verwacht u, zoals gesteld werd in de commissie, dat de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid afgerond zal worden eind 2021?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Maertens, betreffende uw vraag over het vervoer op maat moet ik u helaas vertellen dat er nog geen witte rook is en dat ik de details dus nog niet kan vrijgeven. We zijn er volop mee bezig. We onderzoeken de verschillende verdelingsmechanismen. We focussen daarbij op basisbereikbaarheid, niet op basismobiliteit zoals in het verleden.
Het is niet de bedoeling – alleszins niet de mijne – bijkomende voorwaarden te koppelen aan de middelen die straks verdeeld worden. De 34 miljoen euro zijn verdeeld op basis van het historisch criterium. De 31 miljoen euro hoop ik zo snel mogelijk te kunnen verdelen. Ik weet dat er inderdaad wel vraag naar is bij de vervoerregioraden en zeker bij de lokale besturen. Ik hoop daar alleszins zo snel mogelijk duidelijkheid over te kunnen geven.
Mijnheer D’Haese, dan was er uw vraag over de openbaarvervoersplannen en of we de timing kunnen halen. U weet dat alle vervoerregioraden op dit ogenblik bezig zijn met alle openbaarvervoersplannen. Op dit ogenblik zijn vier van de vijftien vrijwel rond, met name de vervoersregio’s Vlaamse Rand, Gent, Westhoek en Roeselare. Zij hebben hun ontwerp van openbaarvervoersplan afgeklopt. U weet ook dat het de bedoeling is dat de vervoerregioraden hun openbaarvervoersplannen klaar hebben tegen de zomer. Zodra dat klaar is, kan De Lijn beginnen met doorrekenen.
U zegt dat u onrustwekkende verhalen hebt gehoord en dat wat er allemaal bezig is voor sommigen een kaakslag is. Ik heb dat niet op die manier opgevangen. Ik neem aan dat, als er problemen zijn in de vervoerregioraden, we dat wel te horen krijgen. Alleszins, ik hoop dat de timing nog altijd haalbaar is. U weet dat wij in het verleden onmiddellijk uitstel hebben verleend omdat er vertraging was in de gunningsprocedure van het studiebureau. Als ik het echter her en der zo hoor, dan denk ik dat de timing zoals die nu voorligt, haalbaar is, en dat we dan zo snel mogelijk verder kunnen.
Ik heb alleszins gehoord dat er ondanks de coronacrisis toch heel wat inspraakvergaderingen hebben plaatsgevonden. Opnieuw, er zijn dus geen signalen dat er op dit ogenblik aan de alarmbel moet worden getrokken.
Wat de mobiliteitscentrale betreft, hebt u wellicht gezien dat de procedure volop loopt. U zult dan ook wellicht weten dat de procedure op 20 maart van dit jaar publiekelijk startte met de publicatie van ‘Mededingingsprocedure met onderhandeling selectieleidraad voor het inrichten en uitbaten van de in het decreet basisbereikbaarheid kaderende mobiliteitscentrale’. De inschrijvingsperiode liep tot en met 15 mei 2020. Er zijn vier inschrijvingen gekomen. Die worden nu verder beoordeeld, om te bekijken wie straks in de running blijft om te kunnen participeren in de mogelijke gunningsprocedure.
U vroeg of men op gewestelijk niveau nu al de openbaarvervoersplannen monitort en wat de veranderingen zijn. U zult begrijpen dat we die openbaarvervoersplannen van de vijftien vervoerregioraden allemaal moeten hebben. Dan begint het werk voor De Lijn om dat allemaal door te rekenen en uit te pluizen. Het is dus de bedoeling dat die plannen tegen de zomer van 2020 klaar zijn. Dan heeft De Lijn het hele jaar 2021 om een en ander verder te kunnen uitrollen, zodat tegen december 2021 kan worden gestart met de nieuwe vervoersplannen.
Ik ga er alleszins van uit dat die timing van eind 2021 haalbaar is. Ik hoop dat alleszins, maar ik heb natuurlijk geen glazen bol. Ik weet sowieso niet of er nog ergens een kink in de kabel komt, maar ik ga er op dit ogenblik in elk geval van uit dat die haalbaar is. Ik heb geen tegenovergestelde berichten dienaangaande.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het was weinig verrassend, maar goed, geen probleem. Ik hoop dat er zo snel mogelijk duidelijkheid wordt gebracht, want ik denk dat elke vervoersregio daarop zit te wachten.
Ik heb één bijkomende vraag. Als we de middelen toebedelen, dan gaat dat over vervoer op maat, maar gaat men dat libelleren? Gaat men dat echt specifiek toewijzen aan vervoer op maat? Of wordt dat het vergroten van de middelen van de vervoersregio in het algemeen, en kan de vervoersregio nog kiezen of ze versterkingen doet aan het aanvullend net of het kernnet in plaats van het vervoer op maat?
Ik heb nog een kleine suggestie. We hebben vanuit de vervoersregio een brief aan u gestuurd met een aantal suggesties en vragen. Een daarvan was om de vervoersregio niet Roeselare te noemen, maar wel Midwest. Dat ligt gevoelig bij de niet-Roeselaarse gemeenten. Misschien kunt u daar aandacht aan besteden.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, het verbaast mij een beetje dat u niets hebt opgevangen van de beroering over de plannen die uitlekken. Ik heb niet van een kaakslag gesproken, maar van een kaalslag. Dat is één letter, maar een wereld van verschil – maar geen probleem! De lokale pers, in zowel Antwerpen, Gent als Sint-Niklaas, heeft daar vol van gestaan. De mensen hebben daar bijzonder veel bezorgdheden over geuit. Het verbaast mij dus een klein beetje dat u dat niet hebt gezien.
Ik vroeg u of de opmaak van die plannen wordt gemonitord. U zegt dat we moeten wachten tot de plannen af zijn, vooraleer we ze krijgen. Dat was niet echt mijn vraag. Wij dreigen in de situatie terecht te komen dat alle verschillende vervoersregio’s hun plannen maken en dat die dan naar De Lijn gestuurd worden, maar er ontbreekt een helikopterperspectief vanuit het gewest over wat er nu in het algemeen gaat gebeuren. Het ontbreekt ook aan een moment waarop vanuit het Vlaams Parlement democratische controle mogelijk is. Wij voorzien nog altijd in de middelen daarvoor, geloof ik. Wordt die opmaak gemonitord, of ligt dat helemaal in de handen van de vervoersregio’s en wachten we af wat er uit de bus komt?
Er zijn al vier van die plannen afgeklopt, heb ik gehoord. Hebt u er zicht op wat daar verandert op het vlak van de zaken waarover ik het in mijn vraag heb: afgelegde kilometers, bediende haltes, belbussen, verwachte reizigersaantallen, kostenbesparingen en dergelijke meer?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voor wat betreft de bezorgdheid van collega D’Haese: het was natuurlijk het uitgangspunt dat de gemeenten over het aanvullend net meer zeggingskracht gingen krijgen dan ze in het verleden hadden. Dat is het hele uitgangspunt van basisbereikbaarheid. Ik heb aan den lijve ondervonden dat De Lijn in de vervoersregio als een kloek waakt over het grotere en bovenlokale geheel. Op dat vlak zijn er dus weinig problemen te verwachten.
Minister, ik wil namens mijn fractie nog eens heel uitdrukkelijk pleiten voor vervoer op maat. We zijn destijds uitgegaan van het principe van basisbereikbaarheid. Dat is het treinnet, het kernnet en het aanvullend net. Daaronder zetten we vervoer op maat, precies omdat we willen vermijden wat we vandaag hebben: dat onze bus van het ene hoekje naar het andere hobbelt en daar nog ergens een omweg maakt, terwijl ginds nog ergens een gemeentebestuur een halte wil omdat er enkele mensen op de bus willen. Wij gaan naar snelle en efficiënte vervoerslijnen op treinnet, kernnet en aanvullend net, en wij zorgen er met het vervoer op maat voor dat de mensen op dat aanvullend net of kernnet raken. Dan gaat het over de perifere gebieden, waar er geen kernnet of aanvullend net is. Nu is ingezet op vervoer op maat. Ik pleit er dan ook voor dat dat onlosmakelijk verbonden zal zijn met de perifere gebieden, waar dat vervoer op maat nodig is, anders zijn die gemeenten allemaal heel zwaar ‘gejost’. Ik ga ervan uit dat de middelen voor het vervoer op maat ook effectief voor vervoer op maat worden ingezet. Anders is er inderdaad een kat in een zak verkocht aan al die plattelandsbesturen die meegaan in dit verhaal, goed wetende dat er een vervoer op maat wordt georganiseerd om efficiëntiewinsten te kunnen maken en om de reizigers naar het aanvullend net en het kernnet te brengen. Dat moet heel duidelijk naar die gebieden gaan, anders klopt ons basisprincipe waarvan we vertrokken zijn langs geen kanten.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, op de website van De Lijn kan men lezen dat de huidige budgetten voor het aanvullend net en vervoer op maat per vervoersregio zijn gesplitst op basis van objectieve factoren zoals de voertuigkilometers, de werkuren en de onderliggende kosten. Dat model werd gevalideerd door de specialisten van PricewaterhouseCoopers (PwC). Ik ga ervan uit dat u van dat model zult afstappen, omdat er toch nog geen duidelijkheid is over de criteria die u zult hanteren om die budgetten te verdelen, onder ander voor dat vervoer op maat.
Met betrekking tot dat vervoer op maat wil ik nog wel eens terugkeren op mijn vraag die ik een maand of twee geleden stelde in de plenaire vergadering. Het ging toen over de mobipunten, maar het ging er ook over dat de vervoersregio’s en vooral de gemeenten vol ongeduld zitten te wachten op de budgetten voor dat vervoer op maat. Het is afhankelijk van die budgetten dat de gemeenten hun noden al dan niet zullen kunnen lenigen. We moeten toegeven dat het geduld van de gemeenten toch wel danig op de proef wordt gesteld.
Het is jammer dat we in deze commissie al herhaaldelijk naar meer nieuws hebben moeten vragen. Dat is er nog altijd niet; er is nog altijd geen duidelijkheid en de officiële aftrap van de vervoersregio's komt steeds dichterbij.
Minister, tijdens de plenaire zitting van 11 maart kondigde u aan dat u de gemeenten had gevraagd hoe zij de werking van de vervoersregio's en de opstelling van de vervoersplannen ervaren. Hebt u daar al resultaten van, en zo ja, kunnen we daar dan wat meer duidelijkheid over krijgen?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik wil me graag aansluiten bij de vraagstellers. De vervoersregio's leggen momenteel de laatste hand aan de vervoersplannen. Cruciaal daarbij is het vervoer op maat. Het is een beetje onbegrijpelijk dat er nog altijd geen duidelijkheid is over de concrete budgetten waar die vervoersregio's over kunnen beschikken voor de invulling van het vervoer op maat. Ik wil u vragen om daar op zeer korte termijn duidelijkheid over te geven en ook over de financiering van de mobiele punten. Want ook daar is tot op vandaag nog steeds geen duidelijkheid over en dat is toch een heel belangrijk onderdeel in de realisatie van dat vervoer op maat.
De heer Keulen heeft het woord.
De geschiedenis heeft haar rechten. We hebben op een zeker ogenblik het concept basismobiliteit losgelaten en vervangen door het concept basisbereikbaarheid, omdat de lokale besturen totaal geen grip hadden op het aanbod. Dan zit je natuurlijk heel rap bij het concept vervoer op maat. Vandaag is het openbaar vervoer daar afwezig. Daar worden vandaag burgemeesters op bevraagd. Landelijk Vlaanderen, dat betekent heel veel mensen in de regio waar wij wonen. Daarvan hebben we gezegd: ‘Laat daar duizend bloemen bloeien’, niet alleen het klassieke busaanbod maar ook alternatieven in beeld brengen. Dit is een heel belangrijk iets. Het is een van de blikvangers van het regeerakkoord, namelijk het aanbod van openbaar vervoer in de 21e eeuw door de openbaarvervoersmaatschappij De Lijn. Hoe krijgen we in tijden dat mensen daarnaar vragen, een klantvriendelijk openbaar vervoer, zeg maar collectief vervoer, niet enkel via een busaanbieder, maar eventueel ook met andere organisatoren van openbaar vervoer? Hoe kunnen we die modal shift laten maken, de auto laten staan, kiezen voor het collectief vervoer? Maar dan moet het er ook zijn, onder welke vorm ook.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, het is een moeilijk dossier. De steden en gemeenten hebben hun bezorgdheden. We willen dat nu op maat doen, zoals de burgers dat willen. Men kan moeilijk lijnen schrappen. Men wil ook verduurzaming en soms zelfs meer lijnen. Wat De Lijn vroeger deed op haar manier, niet op maat maar volgens hun rendabiliteitscijfers, doen de steden nu meer op maat. Het probleem is dat dat budget vaak niet zal volstaan en de vraag is: hoe wordt dat aangepakt? Zullen die steden en gemeenten moeten bijleggen om een openbaar vervoer te krijgen dat meer performant, duurzamer en meer op maat is? Daar worstelen heel wat steden en gemeenten mee. In een college is dat een heftig debat. Iedereen die een wijk vertegenwoordigt, wil dan zeker een bepaalde lijn behouden of nog meer lijnen hebben. Dat is een heel moeilijk debat.
Ik heb vastgesteld dat er onvoldoende vervoer op maat gekoppeld is aan de nieuwe discussie over Mobility as a Service (MaaS). Je kunt voor twee mensen een bus inlassen, maar hoe groot is je budget en tot hoe lang laat je die bus inlassen? Bij bedrijventerreinen zitten de bussen 's morgens en 's avonds vol, maar overdag zit er niemand op. Is dat dan een rendabele bus? Hadden die twee niet meer met elkaar moeten worden gekoppeld? Ik heb MaaS in de groep gegooid, maar men had daar nog niet veel over gehoord. Ze zeiden: ‘Ze is daar weer met haar Brusselse termen.’ Maar het is wel belangrijk dat dat daaraan wordt gekoppeld. Zo kan je bijvoorbeeld een bepaalde lijn niet meer laten rijden, waardoor men in een zone waar er bijvoorbeeld woonzorgcentra zijn, dan een beroep zou moeten kunnen doen op een taxi. Je moet die oefening maken.
Vanaf wanneer moeten we een bus schrappen en moeten we, bijvoorbeeld, op een taxi inzetten? Ik heb nog in de raad van bestuur van De Lijn gezeten en ik heb geleerd dat de grote kost van een bus niet de bus, maar de chauffeur in die bus is. In die zin zouden we de steden en gemeenten modellen moeten kunnen aanreiken waarin niet enkel de wensen, maar ook de kostenefficiëntie is opgenomen. Een bestuur kan dan besluiten een gedeelte met de bus en een ander gedeelte met taxicheques te doen. Ik denk dat we zo meer tot iets op maat kunnen komen en dat het openbaar vervoer dat niet alleen kan realiseren.
Mijn vraag is of dit nog wordt gekoppeld. Volgens mij moet het slagen van ‘Mobility as a Service’ en van het vervoer op maat worden gekoppeld aan een algemene app die in heel Vlaanderen toegankelijk is. Mensen kunnen dan zien en leren hoe ze het efficiëntst van plaats A naar plaats B kunnen gaan. Dat systeem moet volgens mij deels worden opgenomen in het openbaar vervoer op maat, zodat mensen zich bewust worden van wat de bus kost en van het feit dat er misschien ook alternatieven zijn die niet bij het openbaar vervoer horen.
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, ik neem zeker akte van alle bezorgdheden. Ik denk dat we daar alle aandacht voor moeten hebben. Wat u hebt gezegd, klopt inderdaad. We moeten ten volle aandacht hebben voor ‘Mobility as a Service’. Dat moet volop worden uitgerold.
De specifieke aanbesteding voor de mobiliteitscentrale loopt. Indien we de modal shift effectief willen bereiken en indien we veel meer mensen naar de duurzame vervoersmodi willen laten overstappen, moeten we een heel goed netwerk hebben. We moeten een treinnet hebben, met aanvullend een kernnet en dan het vervoer op maat en de mobipunten, waar mensen heel snel van het ene naar het andere vervoersmiddel kunnen overstappen. Als ik van punt A naar punt B wil, kijk ik dan tegelijkertijd ook op de app om te zien welk vervoersmiddel het meest attractief is en wat ik kan nemen. Dat kan een taxi, een deelauto of een deelfiets zijn. Zo begeef ik me dan in de richting van het kernnet. Dat is uiteindelijk de bedoeling en daar moeten we ten volle op inzetten.
De aanbesteding voor de mobiliteitscentrale loopt en wat de mobipunten betreft, is de administratie volop bezig met de ontwerpen van besluiten die nog moeten worden genomen. We blijven pushen, want dit moet er zo snel mogelijk komen. Het totale plaatje moet natuurlijk kloppen en dat is het verhaal van alles: de mobipunten, de mobiliteitscentrale en natuurlijk onze vervoersplannen en het vervoer op maat.
Ik neem zeker akte van wat velen onder dat vervoer op maat verstaan. Het vervoer op maat is de aanvulling op wat door het kernnet, het aanvullend net en het treinnet wordt bedeeld. Dat is de laagste groep en de perifere gebieden kunnen hier uiteraard zeker op rekenen. Het is immers de idee geweest om weg te stappen van de basismobiliteit en over te stappen naar de basisbereikbaarheid en naar een vraaggestuurd model waarin dynamische applicaties opnieuw van groot belang zijn. De mensen in perifere gebieden moeten ook kunnen checken hoe ze hier gebruik van kunnen maken en met welk vervoersmiddel ze zo snel mogelijk bij het aanvullend net of het kernnet kunnen komen en zo snel mogelijk op het openbaar vervoer kunnen overstappen.
Ik houd rekening met die bekommernissen en ik hoop dat we dit zo snel mogelijk kunnen afronden, maar we willen alleszins voorkomen dat er vervoersarmoede wordt gecreëerd. We kennen dat in een aantal streken uit het verleden. Toen was er vooral een top-downbenadering. De Lijn en de NMBS bepaalden waar er bussen en treinen reden en de lokale besturen hadden niets in de pap te brokken. Ze mochten hoogstens misschien eens hun stem laten horen, maar daar werd toch geen rekening mee gehouden.
Het verhaal is nu omgekeerd. Het werkt nu bottom-up en de lokale besturen krijgen veel meer inspraak. Inspraak betekent ook verantwoordelijkheid. Ik kan me inbeelden dat dit in sommige colleges van burgemeester en schepenen tot discussies of zelfs tot verhitte discussies zal leiden, want bepaalde regio’s zullen misschien een belbus of zelfs een lijnbus verliezen. Ik hoop dat iedereen de nodige verantwoordelijkheid aan de dag zal leggen.
Ik zeg altijd: willen wij overgaan tot een performant vervoer, dan kan het niet zijn dat men ergens lege bussen of trams heeft rondrijden op een frequentie van een uur – het gaat hier vooral over de bussen –, terwijl daar op dat moment geen nood aan is. Dat moet dus veel beter worden ingezet en verschoven. Ik heb er wat dat betreft alle vertrouwen in dat de lokale besturen in onze vervoerregioraden al het nodige doen om te komen tot goede openbaarvervoersplannen, die dan door De Lijn straks verder uitgewerkt kunnen worden.
Men vraagt of we hier niet het helikopterzicht missen en of we voldoende zicht hebben op het hele verhaal. Ik kan u maar meegeven dat ik het hele verhaal vermoedelijk pas in de maand september zal zien, omdat we al die openbaarvervoersplannen op dit ogenblik nog niet hebben bekeken. Ze zijn immers nog niet afgeklopt.
Ik heb daarstraks gezegd dat vier van de vijftien vervoerregioraden een ontwerpplan klaar hebben. Ik heb die nog niet in detail gezien. Ik weet zelfs niet of die al op alle besturen integraal zijn goedgekeurd. Daaromtrent krijg ik vermoedelijk in september meer uitleg, wanneer we het globale plaatje hebben, en als we zicht hebben op wat de diverse openbaarvervoersplannen van de diverse vervoerregioraden zijn.
Collega Verheyden, u vroeg specifiek naar die bevraging. Ik heb die resultaten vandaag niet bij. We hebben inderdaad een summiere bevraging gedaan omdat er ons initieel wel wat klachten, bekommernissen en bezorgdheden bereikten. Maar ik heb de indruk dat dat de laatste tijd ietwat is weggeëbd. Ik weet dat daar ook al schriftelijke vragen rond zijn gesteld. We zullen u die resultaten wel bezorgen. Maar dat was daar wat een verdeeld verhaal: sommigen zeiden dat ze voldoende zicht hadden op de financiële planning, anderen niet. Maar ik heb die gegevens nu niet bij, die kan ik u vandaag niet meegeven.
Wat het vervoer op maat betreft, hoop ik dat we zo snel mogelijk zicht en duidelijkheid hebben. Ik weet dat daar veel vragen voor op tafel liggen, maar ik denk dat het heel belangrijk is dat we geen vervoersarmoede creëren, en dat we daar zeker rekening mee moeten houden als we dat verhaal definitief afkloppen. Ik dank u.
De heer Maertens heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoorden en uw bijkomende antwoorden. Wij hebben de vorige legislatuur, met uw voorganger minister Weyts en het parlement, het concept basisbereikbaarheid ingevoerd, uit overtuiging. Omdat we op die manier een beter model van openbaar vervoer zouden kunnen uitwerken. Ik geloof daar ook heel sterk in en ik merk ook bij ons in de regio dat je daar echt iets mee kunt doen. En dan is het belangrijk dat die vervoersregio voldoende autonoom is om te beslissen. Een helikopterzicht is allemaal goed en wel, maar ik hoop echt dat die vervoersregio zelf autonoom kan blijven beslissen over de toewijzing van die middelen.
Ik heb geen antwoord gehoord op mijn specifieke vraag of de extra middelen voor vervoer op maat dan specifiek daarvoor moeten worden ingezet, dan wel in de algemene verdeling van de middelen komt. Want dan kun je als vervoersregio natuurlijk schuiven. Nu zijn er keuzes gemaakt in bepaalde vervoersregio’s. Bij ons zijn er bepaalde lijnen geschrapt die in principe tot het aanvullend net zouden behoren, omdat we toch ook wilden inzetten op autodelen, op fietsdelen. Daar hebben we die keuzes gemaakt. Als die middelen dan stijgen, kun je natuurlijk opnieuw een oefening doen. Ik heb daar geen antwoord op gekregen, maar misschien kunt u dat nu nog doen.
Minister Peeters heeft het woord.
Alleszins is dat voor ons de laatste stap. Je hebt het treinnet, het kernnet en het aanvullend net. Vervoer op maat is de bediening van wat daarna komt. Het is dus niet louter zoals we het vervoer op maat hadden beperkt tot leerlingenvervoer. Het is nu ruimer: daar waar bijvoorbeeld geen bussen kunnen worden ingezet moet men voorkomen dat er vervoersarmoede is. Daar moet men de middelen van vervoer op maat voor kunnen inzetten. Dat is alleszins het opzet, zo zien wij het.
De heer Maertens heeft het woord.
Ik zou toch aanraden om voldoende vrijheid te laten, precies omdat sommige vervoersregio’s al keuzes hebben gemaakt en misschien hebben bespaard op het aanvullend net, wat ze idealiter voor zich zien. Ze hebben daar dus geen middelen voor vervoer op maat voor ingezet, specifiek richting fietsdelen, autodelen of taxi. Terwijl je eigenlijk een lijn zou kunnen versterken die dan misschien betere resultaten haalt dan met het extra inzetten op nog andere aspecten van vervoer op maat. Ik laat het aan u en aan de regering om dat verder uit te werken.
Alleszins, nogmaals mijn groot geloof in basisbereikbaarheid: ik hoop echt dat we daardoor doen wat we moeten doen en dat is proberen onze burgers beter te dienen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Dat pleidooi om meer geld te voorzien voor het echte openbaar vervoer kan ik alleen maar steunen, mijnheer Maertens. Daar ben ik heel blij om. (Opmerkingen van Bert Maertens)
Minister, heel het verhaal gaan we pas zien in september, en dan is het natuurlijk te laat om nog bij te sturen. Op voorhand is het te vroeg en achteraf is het te laat. Op die manier wordt ons openbaar vervoer hertekend, zonder dat we er enige inspraak in hebben van hieruit.
De inspraak vanuit de gemeenten is uiteraard heel belangrijk, beste collega’s. Dat is een van de weinige goede punten die ik zie in heel het thema van de basisbereikbaarheid. Zelfs nu sommige plannen klaar zijn, hebben we er nog geen details van gezien. Ik heb echt heel veel schrik voor dat globale plaatje, want het gaat te laat zijn om bij te sturen. Ik houd mijn hart vast als ik zie wat er uitlekt: Antwerpen, Gent, Sint-Niklaas. Dat is relatief desastreus op het vlak van wat De Lijn nog gaat doen, het aantal haltes en ritten die geschrapt worden. Als dat ook in die andere vervoerregioraden op die manier beslist gaat worden, is er hier geen enkele mogelijkheid meer om dat nog bij te sturen. Daarom zou ik willen voorstellen – misschien moeten we dat in een andere regeling afspreken – dat we daar opnieuw, net als in december, een gedachtewisseling over organiseren, zodat we een gedetailleerd zicht kunnen krijgen op de globale aanpak die er in die verschillende vervoersregio’s op dit moment gebeurt. Ik vind dat wij als parlement daar op een bepaald moment een zicht op moeten kunnen hebben en zien of er dingen bijgestuurd moeten worden of niet. Als u het mij vraagt, gaan er dingen bijgestuurd moeten worden. Voilà, dat is een voorstel, maar misschien is het wat aan de late kant om dat in deze regeling nog te bespreken.
Ik zal het sowieso aankaarten in de regeling van de werkzaamheden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.