Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Vanaf het schooljaar 2020-2021 zal de leerplicht gelden vanaf 5 jaar. Nu is dat 6 jaar. Die leerplichtverlaging is uiteraard een heel goede zaak, want daardoor verhogen we de kleuterparticipatie. Het komt natuurlijk in het bijzonder ten goede aan kleutertjes die thuis onvoldoende Nederlands spreken. Want door kleuters vanaf 5 jaar verplicht naar school te laten komen, is er meer garantie dat ze snel Nederlands leren en zo naar de lagere school kunnen gaan zonder taalachterstand.
Scholen blijven momenteel nog in het ongewisse over de gevolgen van het aanbod aan levensbeschouwelijk onderwijs. In artikel 24 van de Grondwet staat dat alle leerlingen die leerplichtig zijn, recht hebben op een morele of religieuze opvoeding, ten laste van de gemeenschap. De Vlaamse Regering ging akkoord met de verlaging van de leerplicht op voorwaarde dat dit niet gepaard gaat met een verplichting aan levensbeschouwelijk onderwijs.
We zijn natuurlijk gebonden aan dat artikel van de Grondwet, aangezien het niet voor herziening vatbaar was verklaard. Het is voor scholen nu al een heel moeilijke puzzel om voor iedereen levensbeschouwelijk onderwijs in te richten. Kinderen en ouders kunnen kiezen tussen de katholieke, orthodoxe, protestantse, anglicaanse, joodse en islamitische godsdienst en ook voor de niet-confessionele zedenleer.
Als er zo verschillende leerlingen in één klas zitten, dan moet de directeur het organisatorisch voor elkaar krijgen om voor die verschillende leerlingen in een ruimte en een leerkracht te voorzien. Levensbeschouwelijke lessen zijn belangrijk, maar de organisatie is geen evidentie. Het is dan eigenlijk ook niet wenselijk om dat door te trekken naar het kleuteronderwijs.
De Raad van State gaf in zijn advies van 30 april 2020 te kennen dat een aanpassing in voege zal moeten treden vanaf het schooljaar 2020-2021 in de scholen van het gemeenschapsonderwijs, de provincies, steden en gemeenten.
Minister, hebt u reeds zicht op hoe men dit vak zou organiseren op een haalbare en realistische manier? Denkt u dat de timing voor deze ingrijpende verandering in het kleuteronderwijs haalbaar is, gezien de uitzonderlijke problematiek omtrent COVID-19? Zal deze verandering in het leerplan van het kleuteronderwijs invloed hebben op de lerarenopleiding kleuteronderwijs? Zo ja, op welke termijn?
Minister Weyts heeft het woord.
U verwijst naar het advies van de Raad van State bij het Onderwijsdecreet XXX, dat wij volgende week in de commissie uitvoerig zullen bespreken. Ik zal nu dan ook beknopt zijn.
De Grondwet heeft het in artikel 24, §3, inderdaad over een recht op een morele of religieuze opvoeding voor leerplichtigen, niet over een verplichting. Het is dus dit recht dat we moeten garanderen voor de 5-jarigen, inderdaad vanaf 1 september 2020, aangezien vanaf dan de verlaging van de aanvang van de leerplicht ingaat.
Op dit ogenblik is er ook al een regeling om dat recht te garanderen voor 6-jarigen – leerplichtigen dus – die nog in het kleuteronderwijs zitten: zij kunnen voor godsdienst of zedenleer aansluiten bij de lessen in een lagere school. Dat is dus een opt-inregeling, in tegenstelling tot de regeling voor de leerplichtigen in het lager en secundair onderwijs, die allemaal levensbeschouwelijk onderricht volgen, tenzij daarvoor een vrijstelling is gevraagd, de opt-outregeling.
Het is de bedoeling, uiteraard als het parlement daarmee instemt, om de opt-inregeling vanaf 1 september 2020 uit te breiden naar alle leerplichtige kleuters. Of dat een ingrijpende verandering zal zijn, kan ik niet echt voorspellen. Vandaag bestaat de regeling al maar wordt er nauwelijks gebruik van gemaakt.
De coronacrisis kan inderdaad een bijkomende complicatie opleveren. Ik kan nu nog niet voorspellen of ook in september 2020 het principe van de contactbubbels zeer streng toegepast zal moeten worden. Dat zullen de virologen ons aangeven. Als dat zo is, dan kan het moeilijk zijn om kleuters af en toe te laten aansluiten bij een andere contactbubbel voor levensbeschouwelijk onderricht, maar dat is een probleem dat we dan wel zullen tackelen.
Wat de lerarenopleiding betreft: aangezien de kleuters aansluiten bij het lager onderwijs, is er niet echt een impact op de lerarenopleiding kleuteronderwijs. De leermeesters levensbeschouwing in het lager onderwijs zullen misschien wel extra aandacht moeten hebben voor het feit dat ze er mogelijk leerlingen bij krijgen die een jaartje jonger zijn dan hun jongste leerlingen nu zijn, maar dat zal dan wellicht om een beperkt aantal gaan. Ik zie niet in waarom we in een specifieke aanpassing van de lerarenopleiding zouden moeten voorzien.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U verwijst inderdaad terecht naar OD XXX, dat we volgende week zullen bespreken. En uiteraard ben ik blij met het nieuws dat er een haalbare piste zal worden voorgelegd. Er zijn in het verleden al berekeningen geweest door kranten wat het zal kosten indien we het hele kleuteronderwijs levensbeschouwing zouden moeten geven. Het is toch niet onbelangrijk om dat mee in ogenschouw te nemen, maar het zijn vooral wel de organisatorische gevolgen die vaak moeilijk te regelen zijn.
U spreekt over die regeling, maar ik heb daar nog vragen bij. Wanneer het gaat over zaken die we volgende week zullen bespreken, dan zal ik mijn vragen volgende week stellen.
U spreekt over de opt-inregeling. In welke mate is die al besproken met de stakeholders? In welke mate is die afgeklopt en kunnen we dus zeker zijn dat die regeling op die manier wordt doorgevoerd? Welke praktische implicaties zal de regeling hebben voor de kleuterscholen die niet verbonden zijn aan een lagere school? Het is al een hele organisatie voor kleuterscholen die wel verbonden zijn aan een lagere school. De scholen die daarmee verbonden zijn, zullen misschien vrij gemakkelijk bij de lagere school kunnen aansluiten, maar er zijn natuurlijk ook autonome kleuterscholen die op een zekere afstand zitten van de dichtstbijzijnde basisschool waar ze eventueel zouden kunnen aansluiten. Is dat mee in ogenschouw genomen en hoe bekijkt u dat dan verder?
We spreken over het volgende schooljaar. We hebben het gisteren in de plenaire vergadering ook nog gehad over wanneer te communiceren en wanneer niet. Wanneer het echter voor volgend schooljaar is, wanneer denkt u het geheel dan rond te hebben en wanneer kan daarover worden gecommuniceerd met de scholen?
De heer De Gucht heeft het woord.
Collega's, minister, ja, dat is een absurditeit. Mijn excuses voor het woord. Het is natuurlijk een heel goed gegeven dat we de leerplicht hebben verlaagd naar 5 jaar. Maar ik ben altijd van mening geweest dat dit eerder een tussenstap is. Mevrouw Krekels heeft het daarnet al aangehaald: we hebben op dit moment, in vergelijking met andere landen, heel veel kleuters die naar school gaan. Alleen zou het beter zijn indien we dat nog wat verder zouden kunnen uitbreiden. Want de kleuters die we soms missen, zijn net degenen die het waarschijnlijk het meeste nodig hebben om naar de kleuterklas te gaan.
In mijn ideale wereld kan een kleuter verplicht worden om naar school te gaan vanaf 2,5 of 3 jaar. Dat is mijn ideale wereld. Maar als we dan even naar de wereld gaan waarin we vanaf volgend schooljaar zitten, dan is er inderdaad die leerplicht vanaf 5 jaar. Minister, ik begrijp dat er een mogelijkheid is tot opt-in. Maar ik zal mezelf als voorbeeld nemen. Volgend jaar zit mijn jongste zoon in de derde kleuterklas. Hij gaat naar een kleuterschool van het stedelijk onderwijs bij mij de buurt. De hoofdschool ligt in het centrum. Als ik ervoor zou kiezen – wat ik, voor alle duidelijkheid, niet zal doen – dat hij levensbeschouwing moet volgen, dan zou hij moeten worden opgehaald aan die school om naar de andere school te worden gebracht, twee uur per week, om daar dan inderdaad levensbeschouwelijk onderricht te krijgen. Dat is een praktisch onhaalbare zaak. Ze is ook niet wenselijk. Ik neem aan dat we die mening delen.
We zitten daar met het nadeel dat bepaalde mensen in de vorige legislatuur een bepaald artikel niet voor herziening vatbaar wilden verklaren. Jullie hebben een verleden met de man en nu heb ik daar ook een verleden mee. Het is een bijzondere jammere zaak. We moeten daar echt binnen enkele jaren uit zijn, om dat aan te passen. Ik ben er echt van overtuigd dat dit een absurditeit is. We zouden de leeftijd voor de kleuters verder moeten kunnen verlagen naar 2,5 jaar en we zouden echt af moeten van dat levensbeschouwelijk onderwijs. Want ook hier is er weer een scheeftrekking tussen het vrij onderwijs, waarin men ervan uitgaat dat elke kleuter nu al levensbeschouwelijk onderwijs krijgt, en het stedelijk en het gemeenschapsonderwijs. Die scheeftrekking zorgt opnieuw voor ongerustheid en veel meer planning. En op het einde van de rit draagt die heel weinig tot niets bij aan de vorming van kleuters. Want zij moeten de taal machtig zijn en de eerste stappen zetten om zich goed voor te bereiden op de lagere school.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega's, ik ben net op tijd om kort iets te zeggen in dit belangrijke debat.
Ons standpunt, mijn standpunt, het standpunt van mijn collega Gennez, is al heel lang dat het leerplichtonderwijs niet dient om goede gelovigen op te leiden, maar vooral om onze kinderen op te voeden tot kritische burgers. Dat betekent natuurlijk ook dat we moeten leren over religie. Religie maakt deel uit van onze samenleving, religie maakt deel uit van onze geschiedenis. Kinderen en ook wij worden er heel vaak mee geconfronteerd. Het is dus heel belangrijk dat dit aan bod komt op school. Maar zoals u weet, is dat voor ons idealiter eerder in het kader van burgerschapsvorming, en wordt daar ‘about religion’ lesgegeven. En alles wat echt de levensbeschouwelijke vorming betreft, zou wat ons betreft wel binnen de muren, maar buiten de uren moeten plaatsvinden. Dat is natuurlijk de ideale wereld.
In dit specifieke dossier zouden nu ook kinderen in de derde kleuterklas levensbeschouwelijke vakken moeten volgen, vanwege de verlaging van de leerplichtleeftijd. Wij vinden dat eigenlijk een complete absurditeit. Nu gaan jullie natuurlijk zeggen – het is hier trouwens al gezegd – dat het onze eigen schuld is. Ik weet dat er destijds een wiel is afgedraaid. Ik kan alleen maar herhalen dat ons officiële partijstandpunt is dat artikel 24 destijds had moeten worden opengesteld, het artikel dat het recht op levensbeschouwelijke vorming in het leerplichtonderwijs verankert. Nu, collega’s, dat het toen in de Senaat is misgelopen, wil niet zeggen dat het in de toekomst opnieuw zal mislopen. Weet in ieder geval dat ons partijstandpunt is dat wij dat artikel graag voor herziening willen openstellen, omdat wij het belangrijk vinden dat we daar een nieuwe koers kunnen varen.
Als het nu heel concreet over de situatie van vandaag gaat, ben ik natuurlijk heel benieuwd naar de pragmatische oplossingen die de minister eventueel in gedachten heeft om kleuters in de derde kleuterklas toch vrij te stellen van die levensbeschouwelijke vakken, want dat lijkt ons echt compleet absurd.
Minister Weyts heeft het woord.
Er wordt hier een fundamenteel debat gevoerd over een grondwetsherziening. Ik stel bij wijze van consensus voor, gelet op het grote animo en de voorstanders van een wijziging van de Grondwet, dat we bij dezen dan beslissen om, aangezien er verschillende artikelen moeten worden gewijzigd, meteen ook artikel 195 te bekijken en voor herziening vatbaar te verklaren. Dan hebben we binnen de commissie Grondwet al één consensus gevonden. Ik ben voor.
We hebben in dezen natuurlijk gekozen voor een pragmatische oplossing. We hebben aanvankelijk in het ontwerpdecreet geprobeerd om te motiveren dat de leerplichtige kleuters, aangezien ze deeltijds leerplichtig zijn, geen levensbeschouwelijk onderricht dienen te volgen. Daarbij is de analogie gemaakt met het deeltijds beroepssecundair onderwijs, waar dat ook niet gebeurt. Maar dat is een redenering die door de Raad van State expliciet niet gevolgd is. En dus moeten we daar maar een pragmatische oplossing voorzien. Die opt-in hebben we ingeschreven in het Onderwijsdecreet XXX. Dat zit daarin vervat. Dat wil dus zeggen dat, als dat decreet eenmaal is goedgekeurd, we dat ook kunnen gaan uitrollen.
Er doet zich inderdaad een praktisch probleem voor als het gaat over de kleuterscholen die niet verbonden zijn met een lagere school. Ook daar zullen we dus een pragmatische oplossing moeten voorzien. De vraag is daar natuurlijk in welke mate zich dat zal voordoen. Enerzijds denk ik dat de doelgroep die zal kiezen voor opt-in, beperkt is. Anderzijds is ook het aantal alleenstaande kleuterscholen beperkt. Ik weet dus niet hoeveel casussen er zullen zijn. Maar indien dat het geval is, zullen we ook moeten voorzien dat er op een of andere manier een alternatief gevonden wordt. Ik steek ook niet onder stoelen of banken dat in dezen niet alleen principiële, maar ook financiële overwegingen hebben meegespeeld. Als we het gewoon zouden opvatten als in het gewone leerplichtonderwijs en dus ook daar godsdienst zouden voorzien, dan is daar een prijskaartje aan verbonden van 20 miljoen euro op jaarbasis, wat toch vrij veel is. Daarom kiezen we voor deze pragmatische oplossing, die we ook nog eens verder zullen bespreken in het kader van Onderwijsdecreet XXX.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden en uw duiding, minister. Ik wil in deze discussie wel benadrukken dat wij vinden dat levensbeschouwing zeker zijn plaats heeft op school. Het is niet dat we het allemaal zomaar overboord willen gooien. Maar dat hoeft natuurlijk niet per se in het kleuteronderwijs te zijn. Het is heel belangrijk dat men in de lagere school en later, om het even welke godsdienst men aanneemt, daar toch een basis van verwerft om bepaalde zaken mee te krijgen, zodat men ook in het kader van radicalisering, waarmee we toch geconfronteerd zijn, sterker staat dan wanneer men vanuit niets beïnvloed kan worden. Het kan dus niet zomaar opzijgeschoven worden, maar voor het kleuteronderwijs denk ik dat het niet nodig is.
Die flexibele regeling voor levensbeschouwelijke vakken door een kind eventueel te laten aansluiten bij de basisschool, is voor scholen die dicht bij elkaar liggen of gekoppeld zijn belangrijk. Als ouders het toch zouden vragen, belast dit de directeurs niet met nog meer puzzelwerk en organisatie. Dat is toch al iets belangrijks.
Voor de rest is het ook een verantwoordelijkheid van de ouders. Ouders moeten goed nadenken of ze echt willen dat hun kleuter levensbeschouwing moet volgen, wetende dat het in de lagere school uiteraard uitgebreid aan bod komt en dat in een kleuterschool sowieso algemene morele waarden, zoals vriendschap, respect voor elkaar, elkaar helpen en dergelijke, zeker een plaats hebben en heel belangrijk zijn.
Het is super dat we de leerplicht verlaagd hebben naar 5 jaar. Ik hoop oprecht dat we een goeie oplossing kunnen vinden om de levensbeschouwing op een juiste manier in te vullen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.