Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het dalende aantal inschrijvingen voor de opleiding Verpleegkunde
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw de Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, mijn biotoop is eigenlijk de commissie Welzijn. In die commissie hebben we ons voor de coronacrisis al verschillende malen gebogen over de vraag hoe we meer mensen kunnen stimuleren om een zorgberoep uit te oefenen. U zult vast beseffen dat dit probleem om voldoende verpleegkundigen te hebben, tijdens deze coronacrisis nog veel urgenter is geworden, zeker gezien de situatie in de woonzorgcentra.
Voor mij is dat de aanleiding om af te zakken naar deze commissie en u, minister Weyts, minister van Onderwijs, deze vraag om uitleg te stellen. Mijn vraag om uitleg gaat specifiek over de bacheloropleiding voor verpleegkundigen.
Sedert de invoering van het vierde jaar Verpleegkunde in 2016 zijn de inschrijvingscijfers voor de opleiding met 20 procent gedaald. Er werd een vierde jaar ingevoerd om tegemoet te komen aan de door Europa vereiste 2300 uren stage en er werd voor gekozen om een nagenoeg exclusief stagejaar in te voeren in plaats van de stage-uren te verdelen over de vier jaar.
In 2015, bij de lancering van de vernieuwde opleiding voor het schooljaar 2016- 2017, werd er melding gemaakt van de vergoeding. Studenten schreven zich in voor de verlengde opleiding, met het idee dat zij voor de extra stage zouden worden vergoed. Op de website van de toenmalige minister van Onderwijs Crevits en ook op verschillende mediakanalen konden we toen lezen dat de studenten een loon zouden krijgen tijdens het laatste stagejaar. Deze communicatie werd heel positief onthaald door de hogescholen en de associaties en werd gebruikt in de werving van studenten voor het schooljaar 2016- 2017. Met andere woorden: we mogen er heel zeker van zijn dat dit studenten die nog twijfelden om Verpleegkunde te gaan studeren, uiteindelijk wel over de streep heeft gehaald om deze opleiding, die ondertussen van drie naar vier jaar was gegaan, te volgen.
Midden oktober 2018 besliste de Vlaamse Regering dat er binnen de vierjarige opleiding Verpleegkunde geen contractstages, maar enkel onbetaalde stages zouden zijn. De Vlaamse Regering verwijst in haar beslissing naar een whitepaper en naar het goedgekeurde actieplan 4.0 'Werk maken van werk in de zorg- en welzijnssector’. Er wordt verder voorgesteld om een adviescomité op te richten.
De belangrijkste reden om af te stappen van de contractstages, zou zijn geweest dat studenten die zogezegd zelf niet zouden hebben gewild. De veronderstelling dat studenten Verpleegkunde niet willen worden vergoed voor deze vele uren stages in het vierde jaar, is gebaseerd op een foutieve of op zijn minst onvolledige weergave van de feiten. De Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) heeft hierover een uitgebreide nota opgemaakt. Daaruit blijkt dat wel degelijk veel studenten te vinden zijn voor een of andere vorm van vergoeding. Tegelijkertijd laten de studenten via deze nota verstaan dat er een beperkte of geen inspraak was vanuit de studentenvertegenwoordigers in deze materie. De nota waar ik nu naar verwijs, dateert van begin 2019 en is ook besproken met de toenmalige minister van Onderwijs. Ik veronderstel dat u, als nieuwe minister, ook kennis hebt van deze volledige nota en dat ik de argumenten die de studenten aanhalen voor het wel vergoeden van dit vierde jaar, niet allemaal moet voorlezen, dat u die wel kent.
Ondertussen zijn we 2020. De studenten die gestart zijn, zitten nu in hun laatste en vierde jaar opleiding. Ze doen vandaag stage. Van de beloofde financiering blijkt niets in huis te komen. Het zijn ook studenten waarvoor wij nu elke avond om 20 uur op straat komen en applaudisseren voor hun grote inzet en hulp in deze coronacrisis.
Minister, deze studenten hebben het gevoel voorgelogen te zijn. Er werd hun beloofd dat er een vergoeding zou komen, en opeens wordt deze belofte onder tafel geschoven.
Uit een recente enquête van de VVS bleek dat meer dan de helft van de ondervraagde verpleegkundestudenten op stage moet invallen voor personeel dat afwezig is wegens ziekte en/of voor een personeelstekort. We weten ook, minister, collega’s, dat heel wat studenten de dag van vandaag zelf in een klein of groot deel van hun studiekosten moeten voorzien. In de enquête zei ook driekwart van de ondervraagden dat een vergoeding in het vierde jaar noodzakelijk is. Voor stagiairs-verpleegkundigen is de combinatie van studeren en een job als student heel moeilijk door de volle en onregelmatige dagen met stages, en dat ook in het weekend.
Ik wil er u ook op wijzen, minister, dat naast dat onbetaalde vierde jaar studenten ook nog een inschrijvingsgeld van 1000 euro moeten betalen, en een half jaar gratis moeten werken. Wie geluk heeft, kan op de stageplaats een onkostenvergoeding krijgen of het personeelstarief in de cafetaria.
Ik ben lid van de commissie Welzijn, maar ik ben in het regeerakkoord ook gaan kijken naar wat er staat over onderwijs. En ik veronderstel dat het regeerakkoord toch voor een stuk de bijbel is voor u. In dat regeerakkoord las ik het volgende: “Voor laatstejaarsstudenten bachelor in de verpleegkunde (vierde jaar) kan een forfaitaire onkostenvergoeding voorzien worden, gefinancierd door de betrokken werkgevers.”
Ik wees eerder al op het feit dat verpleegkundigen vandaag onze helden zijn. Maar iedereen beseft dat er een heel grote nood is aan personeel in de zorg. We zijn nu half mei en heel veel 18-jarigen zijn vandaag bezig met hun studiekeuze. Ik heb recent vernomen dat uw kabinet volgende maand wil gaan samenzitten met de VVS. Dat vind ik heel positief, maar ik verwacht toch dat u mij straks niet gaat antwoorden dat u gaat samenzitten, maar dat u mij wat meer duidelijkheid zult geven over de volgende vragen. Hoe ver staat u met de onkostenvergoeding? Hoe zou die er concreet uitzien? Zal de onkostenvergoeding dit schooljaar, gezien ook de coronaomstandigheden, retroactief uitbetaald worden?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik heb heel gelijkaardige vragen en bekommernissen als collega De Martelaer. Ik zal dus hier en daar wel in herhaling vallen.
Sinds de invoering van het vierde jaar Verpleegkunde in 2016, dat een volledig stagejaar is, zijn de inschrijvingscijfers voor de opleiding met 20 procent gedaald, een opmerkelijke daling van 9080 naar 7041 inschrijvingen in de periode 2016-2019. Dat zijn toch wel verontrustende cijfers. Extra helpende handen in de zorgsector hebben wij in Vlaanderen meer dan nodig. We hopen dan ook dat ieder jaar voldoende verpleegkundigen met succes hun opleiding kunnen afronden. Maar als de initiële instroom daalt, heeft dat vanzelfsprekend ook gevolgen voor de uitstroom en dus de werkbaarheid van de zorg. De huidige coronacrisis toont immers des te meer het onmisbare belang van de inzet van verpleeg- en zorgkundigen in onze samenleving.
De oorzaken voor de dalende interesse voor de opleiding Verpleegkunde zijn velerlei. Ten eerste is er het traject zelf, met de genoemde verlenging van drie naar vier jaar, waarbij het vierde jaar een volledig stagejaar is. Volgens Vlaams Zorgambassadeur Lon Holtzer is de daling vooral te wijten aan het feit dat minder volwassen studenten als zij-instromer instappen in de opleiding. Een studie van vier jaar in plaats van drie is immers een grotere drempel voor hen. Maar ook generatiestudenten blijken moeite te hebben met de termijn van vier jaar.
Ten tweede is er de hoge werkdruk. In het vierde jaar voelen studenten zich vaak al behandeld als een volwaardige nieuwe medewerker op hun stageplaats. In een enquête van de VVS zegt bovendien meer dan de helft van de ondervraagde verpleegkundestudenten dat ze op stage hebben moeten invallen wegens ziekte, afwezigheid of personeelstekort. Wanneer die studenten dan thuiskomen van hun voltijdse stage, stopt hun werkdag niet. Tussen de stage door maken ze hun bachelorpaper en op terugkomdagen of in aparte lesweken krijgen ze nog nieuwe theorie. Ze hebben reflecties, administratie en extra opzoekwerk, dat achteraf wordt ondervraagd.
Ten derde is er ook het financiële aspect. Hoewel ze eigenlijk dezelfde taken doen als een volwaardige werknemer in de zorg, worden zij in hun stagejaar niet vergoed voor het vele werk dat ze verrichten. Oorspronkelijk was er sprake van dat dat wel zou gebeuren, maar dat werd uiteindelijk van tafel geschoven. Ook vinden studenten het eigenaardig dat ze nog altijd zoveel inschrijvingsgeld moeten betalen, ondanks het feit dat ze met hun inzet op hun stage een significante bijdrage leveren aan de Vlaamse samenleving. Het is in dat opzicht onlogisch dat ze circa 950 euro zouden moeten betalen om te gaan werken. In het regeerakkoord kondigde de Vlaamse Regering als tegemoetkoming wel een forfaitaire onkostenvergoeding aan voor laatstejaars bachelor in de verpleegkunde, betaald door de betrokken werkgevers.
Minister, zult u met de hogescholen in overleg treden omtrent de vraag of er gesleuteld moet worden aan het opleidingstraject? Volgens ons was de verlenging van drie naar vier jaar op zich een goede zet om te komen aan de internationaal vereiste 2300 uren stage, maar moet er niet nagedacht worden of inderdaad het vierde jaar als een volledig stagejaar niet te veel kandidaat-studenten Verpleegkunde afschrikt? Is een grotere spreiding van de stage over het derde en vierde jaar een meer wenselijke en haalbare optie voor studenten?
Welke initiatieven zullen er in overleg met de hogescholen genomen worden om tegemoet te komen aan de hoge werkdruk in dit stagejaar? Kan er bijvoorbeeld een aanpassing komen van de bachelorpaper en andere extra taken die de studenten na alle uren die ze draaien op de werkvloer nog moeten maken? Of zou er een beperking kunnen gezet worden op het aantal extra uren dat de studenten afwerken doordat ze moeten invallen voor collega’s?
Wat is de stand van zaken omtrent de forfaitaire onkostenvergoeding waar de regering werk van zou maken?
Zijn de andere voorstellen inzake financiële tegemoetkomingen, zoals een vrijstelling van inschrijvingsgeld voor de laatstejaars Verpleegkunde, te overwegen? Welke eventuele andere initiatieven neemt u desgevallend?
Minister Weyts heeft het woord.
In het regeerakkoord staat inderdaad de ambitie om voor studenten in de vierde fase van de bacheloropleiding Verpleegkunde in een forfaitaire onkostenvergoeding te voorzien, gefinancierd door de betrokken werkgevers. Een overeenkomst met de werkgevers is nog niet gerealiseerd, maar ikzelf en de Vlaamse Regering willen dat engagement wel honoreren. We bewandelen daarbij het pad van misschien een eenmalige ingreep gekoppeld aan een meer structurele aanpak, om snel te kunnen schakelen, dus een eenmalige tussenkomst en tegelijkertijd werk maken van een structurele oplossing voor de toekomst.
De huidige coronacrisis toont meer dan ooit het onmisbare belang aan van de inzet van verpleeg- en zorgkundigen in onze samenleving. De huidige studenten in de vierde fase van de bacheloropleiding zijn inderdaad de eerste studenten die die vierde fase doorlopen. De oorzaken voor een daling van het aantal studenten in de bacheloropleiding Verpleegkunde zijn velerlei en zeker niet alleen gelinkt aan de studieomvanguitbreiding. Die werd jaar na jaar ingevoerd vanaf het academiejaar 2016-2017. In dat academiejaar was er zelfs een stijging van het aantal studenten. Momenteel is er een daling van het aantal studenten in alle opleidingen in het studiegebied Gezondheidszorg. Ook is het inderdaad zo dat momenteel het aantal zijinstromers daalt. Het aantal generatiestudenten blijft wel ongeveer gelijk.
Uitspraken doen over de aantrekkelijkheid van deze opleiding is op dit punt nog te vroeg. De werkdruk tijdens de stage is eigen aan de bacheloropleiding Verpleegkunde. Via de werkgroep Verpleegkunde van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en het adviescomité Verdiepende Stage werd die stage grondig voorbereid. Het is ook een essentieel opleidingsonderdeel. Het instellingsbestuur bepaalt voor elke opleiding zelf een opleidingsprogramma, maar bij de vaststelling van het opleidingsprogramma Verpleegkunde moet de hogeschool ook de vereisten naleven die bepaald zijn door de Europese Unie. De opleiding moet ten minste bestaan uit 4600 uur theoretisch en klinisch onderwijs, waarbij de duur van het theoretisch onderwijs ten minste een derde en die van het klinisch onderwijs ten minste de helft van de minimumduur van de opleiding bedraagt.
Dus in de bijlage van die Europese richtlijn wordt zelfs het studieprogramma voor de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger bepaald. Dit is toch wel vrij gedetailleerd en biedt toch niet zo gek veel ruimte en vrijheid.
Ik wil ook opmerken dat een bachelorproef geen decretaal verplicht opleidingsonderdeel is. Alleen bepalingen in verband met de masterproef zijn decretaal vastgelegd in de Codex Hoger Onderwijs. De hogescholen hebben de autonomie om zelf te bepalen of ze al dan niet een bachelorproef opnemen in het opleidingsprogramma.
De stage is een onderdeel van een opleiding waarin je de praktijk leert. Tijdens dat leerproces zijn stagiairs daarom ook geen werknemer. Het statuut van student moet gevrijwaard blijven. Dat heeft ook een impact op bijvoorbeeld de studiebeurs.
De VVS zou ons een geactualiseerd rapport bezorgen op basis van een grondige enquête en evaluatie van wat in hoofde van de studenten de appreciatie is ten aanzien van de opleiding en de verschillende onderdelen. Ik denk dat we dit spoedig mogen verwachten. Nog voor het zomerreces zal de VVS daarover een rapport opleveren.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik heb specifiek vragen gesteld over de vergoeding, de heer Slagmulder heeft andere vragen gesteld, maar ik zal enkel op mijn deel repliceren.
Ik hoor van u dat u zich engageert om toch nog een oplossing te bieden. U denkt eerder aan de forfaitaire vergoeding omdat u het statuut van student echt wel wilt vrijwaren. Ik veronderstel dan dat u voor dit jaar een tijdelijke oplossing wilt zoeken en dat u een structurele oplossing zult uitdokteren voor de volgende jaren. Ik hoop van u te horen dat ik het zo goed heb begrepen.
We zijn nu eind mei. Ik heb ook al een stukje de situatie geschetst tussen het begin, vier jaar geleden, en nu. Ik hoop dat u erin slaagt om in de maand juni duidelijkheid te geven voor de studenten die nu in hun vierde jaar zitten en afstuderen, niet alleen voor hen maar ook voor de studenten die nu nog twijfelen of ze al dan niet in die ene richting zullen instappen, wat betekent dat zij een vierde jaar moeten doen.
Ik heb vanmorgen nog contact gehad met de Zorgambassadeur en ik heb vernomen dat het vierde jaar stage door heel wat studenten als positief wordt ervaren omdat zij zich door die praktijkervaring veel beter en degelijker voelen in de job. Dat is positief, maar anderzijds kunnen we veronderstellen dat in coronatijd heel wat stages door elkaar zijn gehaald en een andere invulling hebben gekregen omdat moest worden ingespeeld op de situatie. Maar ik ben alleszins heel tevreden.
Er is het actieplan 4.0, maar daarin heb ik niets concreets gevonden over de toelage voor studenten. Dat gaat eigenlijk over allerlei actieplannen om veel meer zijinstromers en andere mensen in de zorg te krijgen. Ik hoop dat u straks in uw repliek antwoordt dat er eindelijk een oplossing is en dat u daar eerstdaags over zult communiceren.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Een uitbreiding van de onkostenvergoeding, zoals vermeld in het regeerakkoord, zou zeker en vast een goede zaak zijn en steunen we ook. Maar misschien is ook het invoeren van een basisinkomen voor studenten die een opleiding voor een knelpuntberoep volgen, een te overwegen denkpiste om de aantrekkelijkheid van die beroepen te verhogen. Momenteel krijgen werklozen een vergoeding wanneer ze een opleiding volgen voor een knelpuntberoep. Op de politieschool ontvangen studenten tijdens hun studies een inkomen. Waarom zou men dat niet toepassen voor studenten Verpleegkunde in het hoger onderwijs?
De Vlaamse overheid zou deze studenten financieel kunnen stimuleren om hen te overtuigen een opleiding te volgen waar er momenteel een tekort is.
Nu komen heel wat studenten terecht bij VDAB nadat ze mislukt zijn in hun studies, om alsnog een opleiding te volgen voor een knelpuntberoep. Uiteraard mag het dan niet de bedoeling zijn om zomaar geld te geven. Ofwel voorzie je voor die hele opleiding een basisinkomen, maar dan heb je wel een streng ingangsexamen nodig, zoals bij de politie en het leger. Ofwel voorzie je dit basisinkomen voor studenten in het laatste jaar, dat vaak een stagejaar is bij een driejarige opleiding, of bij de laatste twee jaren, bij een vierjarige opleiding, zoals Verpleegkunde.
Minister, via het systeem van een basisinkomen kan het aantal jaren dat in vele gevallen verloren gaat, worden beperkt voor heel wat studenten, ouders en belastingbetalers. De middelen die hiermee worden uitgespaard, kunnen worden geïnvesteerd in studierichtingen die leiden naar jobs waaraan onze samenleving nood heeft. Een basisinkomen voor de doctoraatsstudenten bestaat trouwens al in het kader van innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Ook de privésector kan een duit in het zakje doen, aangezien veel bedrijven nu vaak moeite hebben om alle knelpuntberoepen in te vullen.
Minister, mijn bijkomende vraag is: hoe staat u ten opzichte van het idee van een basisinkomen voor studenten die een opleiding Verpleegkunde volgen in het hoger onderwijs? Bent u bereid om dat te onderzoeken? Welke voor- en nadelen ziet u?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik treed graag de oproep van mevrouw De Martelaer bij. Het lijkt mij niet meer dan fair om ervoor te zorgen dat laatstejaarsstudenten Verpleegkunde toch ten minste kunnen rekenen op een onkostenvergoeding. Er moet dus worden gezocht naar manieren om die vergoeding ook verplicht te maken. Het is echt niet uit te leggen dat studenten 1000 euro inschrijvingsgeld moeten betalen, daarnaast nagenoeg voltijds aan de slag zijn als verpleegkundige en dan zelfs niet worden vergoed voor hun onkosten. Het is eerder gezegd: zeker in de context van deze coronacrisis is het goed dat verpleegkundigen en verpleegkundigen in opleiding heel veel appreciatie krijgen. Maar die klappende handjes kunnen ze natuurlijk niet tussen hun boterham leggen. Ook vanuit de sp.a-fractie hoop ik dus dat er daarvoor heel snel een concrete oplossing komt.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik ben blij met uw antwoord rond de forfaitaire vergoeding. Het hoeft geen betoog dat de verpleegkundigen nu onmisbare schakels zijn. Maar ik ben wel wat verrast door de repliek van collega Slagmulders over een basisinkomen voor elke student die in een knelpuntberoep zit. De lijst telt 188 beroepen. Wie zal dat betalen?
Minister, u hebt hier het engagement genomen om snel te schakelen rond die forfaitaire vergoeding, om daar prioriteit aan te geven: eerst via een eenmalige ingreep en nadien structureel. We zijn daar heel blij mee. We moeten natuurlijk blijven letten op het statuut van die studenten, zodat dat geen fiscale gevolgen heeft. Minister, ik dank u voor uw engagement.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, wat de kwestie van de bachelor Verpleegkunde betreft, kwam de vraag om van drie jaar vier jaar te maken niet vanuit Vlaanderen. Dat is op ons afgekomen door een Europese richtlijn. De gevolgen zijn wat ze zijn. De vraag stelt zich wel – want het gaat over mobiliteit in Europa – hoeveel verpleegkundigen die we in Vlaanderen opleiden vervolgens in Europa aan de slag gaan, in Poolse, Roemeense of Spaanse ziekenhuizen. Ik denk eerlijk gezegd dat dat aantal te verwaarlozen is. Maar het is wat het is, collega’s.
Twee, we hebben inderdaad in het regeerakkoord opgenomen dat we die vergoeding zouden voorzien. Bij vergoedingen, premies enzovoort is het natuurlijk steeds zo dat iemand de rekening betaalt. Dat is zo.
Minister, welke naam die tussenkomst, onkostenvergoeding, premie of whatever draagt en vanwaar die komt, dat zal die student niet zoveel uitmaken. Voor de student is de kern van de zaak dat die er is. Dus als u zegt dat het kan gebeuren, dan zijn wij als fractie in ieder geval heel blij dat we alvast dat stukje van het regeerakkoord kunnen uitvoeren.
Verpleegkunde is natuurlijk zo'n typisch Belgisch iets. De opleiding zit op Vlaams niveau. Als je dan werkt in een woonzorgcentrum, is het Vlaams, maar als je als verpleegkundige in een ziekenhuis zit, zit je weer op federaal niveau. En de minimumvereisten – het vroegere KB 78, nu de wet – zijn een federaal gegeven, dat dan nog eens verbonden is met Europa. Ik wil maar de context schetsen waarin we werken. In elk geval, als u dat zou kunnen realiseren, zou dat een goede zaak zijn, minister.
Er is een vraag die ik nog even in herinnering wil brengen, omdat een aantal collega's er ook naar verwezen. Er is het tekort aan verpleegkundigen dat we hebben. En we hebben dan ook onze hbo5-opleiding (hoger beroepsonderwijs) Verpleegkunde, de vroegere vierde graad Verpleegkunde. Dat is een profiel van leerlingen die typisch vanuit een personenzorgschool doorstromen richting hbo5. Ook daar is de Europese richtlijn van het aantal stage-uren op van toepassing. Gelukkig – en ik ben blij dat we dat in ons regeerakkoord hebben opgenomen – hebben we gezegd dat we de leerladder in de zorg, zoals die nu bestaat, met een volwaardig eigen profiel en takenpakket voor de hbo5 Verpleegkunde, opgemaakt met de vertegenwoordigers van hbo5 Verpleegkunde, gaan behouden. Dat is een eigen profiel, dat verankerd blijft. Dat dat op Vlaams niveau zo is, daar zijn we het allemaal over eens, maar het probleem ligt daar op federaal niveau, bij minister De Block. Is er op dat domein al enige vooruitgang?
Minister Weyts heeft het woord.
Het belangrijkste in dezen is: ik herhaal het engagement dat we als Vlaamse Regering in het regeerakkoord genomen hebben, dat we er alles aan doen om dat te honoreren. We bewandelen daarbij inderdaad twee sporen: een kortetermijnspoor, waarbij we snel kunnen schakelen, maar ook onmiddellijk een oplossing kunnen bieden voor de lange termijn en dus een structurele oplossing kunnen bieden.
Ik ken het basisinkomen, mijnheer Slagmulder. Daar is zelfs een politieke partij rond opgebouwd. Daarbij zouden studenten dan de facto werknemers worden. Ik heb al gezegd dat dat mij geen goed idee lijkt. Met betrekking tot het concept van een basisinkomen, in algemene termen dan, herinner ik mij een recente studie van Ive Marx, die opmerkte dat dat de ongelijkheid wel zou doen afnemen, maar de armoede zou doen stijgen, door de schrapping van enkele elementen uit de sociale zekerheid. Maar hier, specifiek ten aanzien van studie, zou je daar, gelet op de heel grote groep van knelpuntberoepen, heel veel middelen voor moeten voorzien. En ik weet niet of het rendement even groot zou zijn. Ik denk dat je daarmee mogelijk ook nogal arbeidsmarktverstorende effecten zou kunnen sorteren. Maar dat is een prima-faciereactie die ik u daaromtrent zou geven. Ik denk dat er andere middelen bestaan om die opleiding aantrekkelijk te maken. Het lijkt mij op zich al een goede doelstelling om de realisatie na te streven van de vergoeding, zoals we die opgenomen hebben in het engagement van de Vlaamse Regering. Dat is onze eerste opdracht.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik onthoud uw engagement voor de forfaitaire vergoeding op korte termijn, dus voor de studenten die nu in hun vierde jaar zitten, en voor een oplossing op lange termijn. Ik weet dat dit nu op papier zal staan. Ik verwacht ook dat u dat gaat uitvoeren en dat u zeker uw gezicht niet zult willen verliezen ten aanzien van de volgende studenten die in de opleiding Verpleegkunde starten of degenen die nu nog bezig zijn.
Het enige wat me nog een beetje bezorgd maakt, is dat u spreekt over een forfaitaire vergoeding, maar er geen bedrag op hebt gekleefd. Ik veronderstel dat u dat vandaag nog niet weet of het mij nog niet kunt meedelen. Ik hoop wel dat het geen vergoeding is waarmee je de studenten eigenlijk met een kluitje in het riet stuurt, maar dat het een vergoeding is die ook een waardering uitspreekt voor de opdrachten die zij in dat stagejaar doen. Ik kijk uit naar het verdere verloop van dit dossier.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Dat basisinkomen was een denkpiste en ik heb dat ook zo gezegd. Nu betalen wij politieagenten in opleiding omdat we veiligheid een primordiale bevoegdheid van de staat vinden. Is zorg in de huidige verzorgingsstaat ook niet even belangrijk? Het is een denkpiste die misschien interessant is om te onderzoeken.
Het Vlaams Belang is zeker en vast voorstander van de uitbreiding van de onkostenvergoeding. Heel wat studenten die het stagegedeelte van hun opleiding doen in een essentiële dienst of bedrijfstak, zoals geneeskunde en verzorging maar ook in logistiek enzovoort, blijven zich tijdens de coronacrisis inzetten voor hun medemens en de Vlaamse samenleving. Zeker de jongeren die nu in een rusthuis of ziekenhuis moeten werken, verdienen bij uitstek een pluim voor hun inzet, aangezien ze daar geen verloning voor krijgen. Ze doen vaak meer uren dan vereist volgens hun opleidingsfiche. Iets wat in bepaalde opleidingen nog voorkomt in coronatijden.
Het is misschien ook wenselijk om onze waardering voor de inzet van deze jongeren in onze economie en samenleving, ook in niet-coronatijden, niet enkel in woorden te laten blijken, maar ook om het gedane werk tijdens deze stages juridisch financieel te faciliteren. Deze regering heeft hier reeds een aanzet toe gegeven in het regeerakkoord. Er moet snel duidelijkheid worden verschaft en er moet effectief snel werk van worden gemaakt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.