Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, om de effectiviteit van het armoedebestrijdingsbeleid te meten, is er conform het regeerakkoord en de beleidsnota besloten om een nieuwe nominale armoede-indicator in het leven te roepen, die rekening houdt met alle tegemoetkomingen en sociale voordelen en kosten, zodat men naast het armoederisico ook de feitelijke armoede correct in kaart kan brengen en aanpakken. Daarnaast staat in het regeerakkoord en de beleidsnota eveneens te lezen dat er op een wetenschappelijke manier in een nieuwe set/verzameling van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren wordt voorzien, die ons beter in staat moet stellen om armoede in al haar aspecten beter te meten, met als uiteindelijke doel de genomen maatregelen beter te evalueren en hun effecten zowel op Vlaams als op lokaal niveau beter in beeld te brengen.
Minister, u verklaarde eind vorig jaar in de commissie in uw antwoord op mijn vraag om uitleg dat u hiervoor zou wachten op de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek dat door de voormalige coördinerend minister van Armoedebestrijding was opgestart bij de Universiteit Antwerpen, een wetenschappelijk onderzoek dat zoekt naar een Vlaamse indicatorenset om omgevingsfactoren en beleidsbeslissingen beter te kunnen evalueren. U verklaarde daarbij ook dat er in januari 2020 een tussentijds overleg met de onderzoekers zou plaatsvinden om na te gaan of en hoe de onderzoeksopdracht nog rekening kan houden met de specifieke passages uit het regeerakkoord en de beleidsnota.
Tegen deze achtergrond had ik u dan ook graag de volgende vragen gesteld. Kunt u naast de reikwijdte en de kostprijs ook de jongste stand van zaken van het onderzoek verder toelichten? Welke zijn de belangrijkste onderzoekers betrokken bij de studie? Wat werd er in het tussentijds overleg van januari van dit jaar beslist? Werd de onderzoeksopdracht uitgebreid?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Verheyen, het onderzoek werd ingediend door Bea Cantillon, Ive Marx, Bérénice Storms, Koen Decancq, Gerlinde Verbist en Sarah Marchal en wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband tussen het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck en het Centrum voor budgetadvies en -onderzoek (CEBUD). Voor dit onderzoek is 102.780 euro uitgetrokken op de begroting van de Vlaamse overheid. Het onderzoek is inderdaad gestart op 15 september en zal normaal achttien maanden in beslag nemen. Het einddoel van dat onderzoek is tot een set van beleids- en uitkomstindicatoren komen die beleidsanalytisch kunnen worden ingezet, meer bepaald om: het relevante beleid in Vlaanderen cijfermatig te vatten; het multidimensionale karakter van armoede en sociale uitsluiting in Vlaanderen te meten, gebruikmakend van de meest up-to-date wetenschappelijke instrumenten; de impact van het Vlaamse beleid op armoede in te schatten, gebruikmakend van gevalideerde simulatiemodellen die zullen worden aangepast aan de specifieke Vlaamse beleidssituatie.
Momenteel worden enkele relevante modellen uit het buitenland onderzocht en in kaart gebracht, evenals de simulatiemodellen die wij in België en Vlaanderen ter beschikking hebben, dit laatste om te bekijken welke van die modellen nu al dienstig zijn, dan wel welke aanpassingen nodig en mogelijk zijn.
Het tussentijdse overleg had als duidelijke conclusie dat de ontwikkeling van een nominale armoede-indicator zoals omschreven in het Vlaams regeerakkoord een andere doelstelling heeft en een volledig andere aanpak vergt dan wat met het lopende onderzoek wordt beoogd. Binnen de contouren van de regelgeving op de overheidsopdrachten kunnen we de huidige onderzoeksopdracht niet heroriënteren. Volgens die regelgeving moet een wijziging of een uitbreiding van die grootteorde het voorwerp uitmaken van een aparte procedure, waarin de mogelijkheid tot mededinging wordt gewaarborgd.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik had eigenlijk ook nog de vraag of deze opdracht verder zou kunnen worden uitgebreid om de armoede-effecten per beleidsniveau ten gevolge van de COVID-19-crisis nu verder te bestuderen. Dat zou echter ook niet haalbaar zijn, begrijp ik.
Minister Beke heeft het woord.
Neen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
In het regeerakkoord en de beleidsnota wordt er gesproken over een nieuwe set van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. Minister, kunt u zeggen welke extra en vooral nieuwe armoede-indicatoren hierin zijn opgenomen?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Uit het antwoord van de minister maak ik eigenlijk op dat bij een tussentijdse evaluatie vastgesteld wordt dat het onderzoek zoals het nu loopt, eigenlijk niet beantwoordt aan de verwachtingen die in het regeerakkoord stonden.
Minister, mijn vraag is dan of het totale onderzoeksbedrag dat geïnvesteerd is, opgemaakt is. Gaat het resterende bedrag dan geheroriënteerd worden? Of gaan men van nul beginnen en nieuwe middelen ter beschikking stellen en opnieuw een onderzoeksprogramma uitschrijven?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Het thema armoede is deze namiddag in deze vergadering al zeer uitgebreid aan bod gekomen, en het is ook wel belangrijk om goede armoede-indicatoren aan te geven, omdat we op termijn naar een goede monitoring zullen moeten gaan. Het is pas als we goede armoede-indicatoren hebben dat we kunnen nagaan of wat er gedaan wordt ook het gewenste effect heeft.
De resultaten van het onderzoek zijn dus zeker iets om naar uit te kijken. Maar, minister, klopt het dat ik uit de commissievergadering van december begrepen heb dat we de oplevering verwachten tegen maart 2021?
We hebben daarnet tijdens de voortgangsrapportage ook al heel wat zaken aan bod gebracht en positieve initiatieven die al genomen zijn naar coronatijden toe, ik denk dat dat niet meer herhaald moet worden. Maar vandaar heb ik nog een positieve ondersteunende oproep om het thema armoede toch wel als een blijvend en groot aandachtsthema te houden, en dat op alle domeinen. Ik denk dat het in de exitstrategie nog heel belangrijk gaat worden om op dat thema te blijven inzetten, vandaar dan ook mijn positieve ondersteunende oproep.
Minister Beke heeft het woord.
Dit onderzoek is opgestart nog voor deze Vlaamse Regering is aangetreden. Ik denk dat dit onderzoek nuttig en zinvol is en ons veel kan bijleren, maar het onderzoek gaat niet over het creëren van de absolute armoede-indicatoren – dat is iets anders, voor alle duidelijkheid.
Het thema in zijn globaliteit zal, zoals collega De Rudder gezegd heeft, wel nog verschillende keren aan bod komen. Ik verwijs ook naar de besprekingen die we gehad hebben bij het vorige punt daaromtrent.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik denk dat iedereen het wel met mij eens is dat armoedebestrijdingsbeleid ook wetenschappelijk gefundeerd moet zijn – vandaar ook deze vraag om uitleg –, in eerste instantie om de problematiek maatschappelijk meer kenbaar en toepasbaar te maken met cijfers, maar eveneens om in ons beleid sneller en gerichter te kunnen schakelen. Ik denk dat deze gezondheidscrisis dat wel blootgelegd heeft.
Het lijkt misschien wel een werk van lange adem, maar ik denk dat u het wel met mij eens bent, minister, dat we het de samenleving verschuldigd zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.