Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
De elektriciteits- en aardgasprijs is een belangrijke kostenfactor voor de Belgische en Vlaamse gezinnen en uiteraard voor hun koopkracht. In opdracht van de Federation of Belgian Industrial Energy Consumers (FEBELIEC) brengt Deloitte sinds 2013 de elektriciteitsprijzen en hun componenten in kaart voor de Belgische industrie om ze te vergelijken met de buurlanden. FEBELIEC liet op 22 april 2020 weten dat de elektriciteitsprijzen op zich, dus zonder taksen en netkosten, vandaag dichter in de buurt liggen van de buurlanden, onder meer door de stabielere nucleaire productie. Maar de Belgische en dus ook Vlaamse industriële verbruikers betalen nog steeds beduidend meer dan in de buurlanden.
De vier regulatoren lieten op 8 mei 2019 weten dat ze de procedure zouden opstarten die moest leiden tot een studie die als referentie kan dienen voor de discussies rond een mogelijke energienorm. Bij het uitwerken van een energienorm zouden de overheden zich dan kunnen baseren op de resultaten van deze studie. Via deze studie, die wordt uitgevoerd door een consultant, aangeduid op basis van een overheidsopdracht, zouden de regulatoren jaarlijks de evolutie van de energiefacturen voor elektriciteit en aardgas onderzoeken. Prijzen worden vergeleken tussen België, alsook voor de drie gewesten afzonderlijk, en de buurlanden voor de verschillende factuurcomponenten en dit voor zowel gezinnen als bedrijven van verschillende sectoren. De resultaten van de eerste studie werden verwacht in het voorjaar van 2020.
Minister, wat is de stand van zaken rond de aangekondigde studie die als referentie moest dienen en die reeds geruime tijd loopt? Wat is uw reactie op de recente analyse van Deloitte in opdracht van FEBELIEC waaruit blijkt dat de Belgische en dus ook Vlaamse industriële verbruikers dit jaar tussen de 8 en 29 procent meer betalen dan het gemiddelde van de vier onderzochte landen? Overweegt u de invoering van een Vlaamse energienorm als een onderdeel van het economisch herstelbeleid naar aanleiding van de coronacrisis? Indien niet, waarom niet? Indien wel, welke stappen zult u hiertoe ondernemen?
Minister Demir heeft het woord.
Deze prijsvergelijkingsstudie werd vorig jaar gegund door de vier regulatoren en wordt uitgevoerd door PwC. Het eerste studierapport zal zeer binnenkort worden opgeleverd, vermoedelijk deze of volgende week.
De studie van Deloitte is mij bekend. Ze richt zich enkel tot de grootste elektriciteitsverbruikers. De cijfers van plus 8 en plus 29 procent voor elektriciteit waar u naar verwijst, geven aan dat we voor een aantal componenten van de elektriciteitsfactuur niet competitief zijn. Enkele ondernemingen kunnen sinds 2018 een beroep doen op de supercapregeling, een aftopping op de Vlaamse groenestroomkost. Hiermee wordt geen rekening gehouden in de studie.
Ik wacht de resultaten af van de onafhankelijke PwC-studie, die een breder en vollediger beeld zal geven van de energiekost voor verschillende types verbruikers in België en in onze vier buurlanden: Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
In het Vlaamse regeerakkoord is opgenomen dat we de energienorm willen omzetten in effectieve maatregelen zodat we de ondernemingen met hun innovatieve slagkracht hier in Vlaanderen houden. Daarnaast is ook de betaalbaarheid van die factuur voor gezinnen een belangrijke beleidsdoelstelling. Mede op basis van het studierapport van PwC zal ik werken aan maatregelen om die factuur voor de gezinnen en de ondernemingen onder controle te houden voor wat betreft de componenten waar ik impact op heb. Zo verminderen we reeds de oversubsidiëring van hernieuwbare energie, kopen we een deel van de overschotten van de certificaten op en schakelen we steeds meer over op investeringssteun in plaats van certificaten. Het is ons streefdoel om ervoor te zorgen dat de meerkosten op de energiefactuur deze legislatuur zeker niet verder toenemen als gevolg van Vlaams beleid. Voor de componenten van de factuur die niet behoren tot mijn bevoegdheid, zal moeten worden samengewerkt met de federale overheid. Om daar stappen vooruit te zetten, wacht ik de vorming van een volwaardige Federale Regering af.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u wel. Ik ga graag onmiddellijk over naar mijn volgende vraag, want die gaat over de essentie van het klimaat- en energiebeleid.
Er zijn eerst nog commissieleden die willen reageren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, ik ben verheugd dat u het antwoord van onze minister zo goed en volledig vond dat u geen tweede tussenkomst meer wilde. Ik ben ook in volle afwachting van wat die studie zal opleveren, maar eigenlijk weten we allemaal een klein beetje op voorhand wat het zal zijn. Het zullen vooral de transportkosten zijn tussen de verschillende landen die het verschil maken, waarbij in Nederland, Duitsland en Frankrijk de transportkosten voor een stuk door de kleinere eindverbruiker betaald worden, of door de overheid als het ware niet aangerekend mogen worden.
Maar zoals de minister ook zei, zijn er al een aantal maatregelen getroffen om die grotere bedrijven binnen een bepaalde norm te houden. Het is ook zeer belangrijk om die norm te hebben zodat we kunnen kijken waar we moeten bijsturen, maar niet enkel voor de grote bedrijven, maar ook voor de middelgrote bedrijven en de kmo’s. Die zijn soms veel makkelijker onderhevig aan buitenlandse concurrentie als zij te maken hebben met te dure energieprijzen.
De heer Danen heeft het woord.
De prijzen zijn niet alleen voor de grootindustrie veel duurder dan in de ons omliggende landen. Onlangs zijn er een aantal maatregelen genomen: ik denk aan de supercap, aan kortingen op transportvergoedingen, aan de ‘carbon leakage’-toelagen die gegeven worden. Ik stel me de vraag of al dat soort subsidies of bijpassingen meegeteld worden. Ik heb de studie niet gelezen, maar ik stel me wel de vraag. Immers, als dat niet zo zou zijn, geeft het wel een vertekend beeld.
Maar ik wil vooral een pleidooi houden, zoals de heer Gryffroy, dat de kleine bedreigde kmo’s vaak onderhevig zijn aan heel hoge prijzen, zeker als je vergelijkt met onze buurlanden. Die prijs is vaak nog veel hoger dan voor grote bedrijven. En vooral natuurlijk de eindconsument: wij hebben hier in Vlaanderen een van de hoogste elektriciteitsprijzen van heel Europa, dat mogen we ook niet vergeten. Ik denk dat de CREG daar elk half jaar een analyse van maakt, en het is interessant om te kijken hoe we de prijs ook voor de eindconsument kunnen verlagen. De minister zegt altijd dat de prijs niet meer mag stijgen: dat zou er nog aan mankeren, het is al heel erg duur. Die zou eigenlijk moeten dalen. Ik zou er graag mee over nadenken hoe we dat kunnen realiseren.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Van Rooy, u denkt dat u met uw volgende vraag over een of andere film tot de essentie komt, maar ik vind deze vraag veel essentiëler. De prijszetting van de energie voor onze gezinnen en bedrijven is net iets belangrijker dan een of andere dwaze film. Uw vraag is pertinenter dan u zelf misschien vermoedt, in die zin dat we eigenlijk al een decretale regeling hebben rond de energienormen.
Het decreet bepaalt, minister, dat tegen 15 mei – binnen drie dagen – de studie van de regulatoren gepubliceerd moet worden. Minister, zult u die decretaal vastgelegde deadline halen en kunnen we dus op 15 mei de studie waarvan sprake nalezen? Welke concrete aanpassingen voorziet u eventueel? Het goede nieuws van de studie van FEBELIEC was dat er een positieve evolutie was over de concurrentiekracht van onze Vlaamse bedrijven, dat heel wat verbruiksprofielen een relatief positieve evolutie kennen als het gaat over competitiviteit en de energieprijzen op de markt. Maar er blijven nog een aantal profielen over die in vergelijking met de buurlanden, onder andere wegens de transportkosten – zoals collega Gryffroy zegt – nadelen ondervinden. Ik had graag eens gehoord waar u heel concreet aan denkt, aan maatregelen om de competitiviteit te verzekeren.
Ik sluit mij tot slot aan bij het terechte pleidooi van collega’s Danen en Gryffroy om zeker onze kmo’s en het Vlaamse kmo-weefsel, dat het de komende tijd in de economische crisis zeer zwaar te verduren zal krijgen, hier ook te ondersteunen, als het gaat over de energieprijs.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, dat zijn inderdaad een aantal bezorgdheden die ook de mijne zijn. Wat de deadline betreft, zou dat moeten lukken. Maar zoals u weet, is het een intergewestelijk rapport. Het hangt dus niet alleen van mij af.
De vraag om uitleg is afgehandeld.