Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik onthoud uit de vorige vraag dat we via dergelijke digitale systemen efficiënter kunnen vergaderen. Ik zal proberen dat ook om te zetten in de realiteit. Daarom zal ik mijn vraag om uitleg niet helemaal voorlezen, minister, u hebt ze ontvangen.
Wat is de essentie? Lokale besturen – dat is al ten overvloede gezegd – spelen een heel belangrijke rol in het aanpakken van deze coronacrisis, zowel in de fase van het monitoren en het beheersen van de corona-epidemie als in de volgende fase, de relance- en de exitstrategie.
Minister, we hebben begrepen dat u daar ook van overtuigd bent en dat u een coronagids hebt uitgevaardigd voor lokale besturen. Ik heb daarrond een paar opvolgingsvragen.
U zei dat die gids werd uitgestuurd en dat u wachtte op feedback. Hebt u die feedback ondertussen gekregen? Van wie zoal? Wat zijn de eerste bevindingen?
U zei dat het een dynamisch document, een dynamische gids zal zijn. Hoe ziet u dat juist evolueren? Zult u daar nieuwe versies van uitbrengen? Of hoe zal dat werken?
Er is ook gezegd dat deze gids kan helpen om de federale overheid te informeren over de rol van de lokale besturen in de aanpak van de coronacrisis. Hebt u al effectief teruggekoppeld naar het federale niveau en heeft dit al wat gevolg gekregen?
Ik eindig met een buitenbeentje in mijn vraagstellingen. Elke crisis is een opportuniteit. Dat is ook al aan bod gekomen tijdens de vraag van mevrouw Partyka over digitalisering. Ik denk dan niet alleen aan de digitalisering van gemeenteraden, maar ook aan de digitalisering van de dienstverlening van lokale besturen. In het verleden is er al heel wat rond gebeurd. Maar deze coronacrisis heeft bewezen dat we op dat vlak nog heel wat extra stappen zouden kunnen zetten. Zijn er al concrete stappen ondernomen om die digitalisering bij onze lokale besturen te bevorderen?
Alvast dank voor uw antwoord.
Minister Somers heeft het woord.
Collega Ongena, dit is een uitstekende en heel verstandige vraag. Ik probeer kort te antwoorden, in sneltreinvaart.
De coronagids is inderdaad verschenen. Twee organisaties hebben tot nu toe gereageerd. Fietsberaad Vlaanderen was opgezet met het luik rond het fietsbeleid in de coronagids. Ze hebben de suggestie gedaan om rond parkeerbeleid wat extra aandacht te voorzien. Ze wijzen er ook op dat sommige steden extra fietsstallingen aan handelszaken voorzien op de winkelassen, om de winkelstraat zelf vrij te houden. Onder andere Turnhout werd vermeld, collega Van Miert. Dat is een eerste reactie.
Een tweede reactie kwam van De Federatie, de belangenbehartiger van de sociaal-culturele verenigingen en amateurkunstenorganisaties. De Federatie heeft een eigen nota opgemaakt voor de lokale besturen met concrete suggesties en aanbevelingen over hoe ze kleine lokale verenigingen op hun grondgebied kunnen ondersteunen. Ze zijn tevreden met de suggestie van een activiteitenkalender voor het najaar. Ze hebben een bijkomende vraag om laagdrempelige steunmaatregelen voor lokale verenigingen op te nemen, wat we ook zullen doen.
Meer dan dertig besturen hebben gereageerd. Een tiental gemeenten hebben een soms indrukwekkend globaal relanceplan binnengebracht. De rest heeft deelplannen binnengebracht: veertien rond economie, twee rond levenskwaliteit, twee rond solidariteit, een rond zorg en gezondheid en vijf voorbeelden van een gewijzigde interne dienstverlening. De praktijkvoorbeelden worden ook op de website van Vlaanderen Helpt gedeeld.
Ik geloof heel sterk in dat instrument. Via Vlaanderen Helpt hebben zowat 153 besturen, meer dan de helft, hun goede voorbeelden gegeven. Dat heeft in totaal tot 1800 goede praktijkvoorbeelden geleid. We denken dat we nu op dezelfde weg zijn met het relanceplan.
De handreiking is een levend document. De input die we hebben gekregen, wordt gebundeld. Een nieuwe versie wordt binnenkort verspreid op Vlaanderen Helpt. De nieuwe toevoegingen zullen expliciet worden vermeld, zodat je niet alles opnieuw moet lezen.
De eerste bijwerking proberen we deze week nog rond te krijgen. Het belangrijkste blijft het delen op het platform van de goede voorbeelden die inspirerend kunnen werken. Het blijft een interactief gegeven.
U vraagt waar er impact is geweest. Wij kunnen daardoor verzuchtingen van lokale besturen naar boven brengen, en die doorspelen naar de Groep van Experts belast met de Exitstrategie (GEES) en de Nationale Veiligheidsraad.
Ik geef enkele voorbeelden. Een vraag waar de Nationale Veiligheidsraad rekening mee heeft gehouden, is de grootte van de contactbubbels voor opvang, de tweegezinsbubbel. Er waren vragen die we vanuit de Vlaamse Regering graag uitgeklaard zien, en waarvoor we zullen blijven aandringen bij de GEES, zoals het naar elkaar laten toegroeien van de veiligheidsvoorschriften in Onderwijs en Opgroeien. De collega’s Beke en Weyts hebben ter zake al een aantal belangrijke stappen gezet.
Het openstellen van de ambulante handel, daar wordt op dit moment ook hard aan gewerkt. Collega Crevits is daarmee bezig. We hebben daar ook de bezorgdheden en de vragen van de lokale besturen meegenomen.
Wat de zomerkampen en de massa-evenementen betreft: in de derde week van mei gaat er uitsluitsel komen rond de zomerkampen, denk ik.
En dan was er de vraag naar meer flexibiliteit voor het regelen van openingsuren, sluitingsdagen en koopzondagen. Dat was ook een punt waar we de komende weken nog verder moeten aan werken. Ons hoofduitgangspunt blijft dat we niet alles tot in detail regelen, maar dat we voldoende ruimte en autonomie laten voor de lokale besturen. Zo kunnen zij maatwerk leveren.
U vroeg ook naar de positieve neveneffecten van digitalisering. Lokale besturen zitten inderdaad in een ICT-drive, en ze zullen daar ook in de relance ongetwijfeld op voortbouwen.
Daarnaast gaan we via aanbevelingen verder proberen een kader te bieden via het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), bijvoorbeeld op het vlak van digitale raden. Maar we gaan ook wijzen op de risico’s. Er is het initiatief Vlaanderen Helemaal Digitaal van de Vlaamse Regering, waarbij we centrale digitale noden en behoeften koppelen aan een aanbod aan digitale tools. Ik geef een voorbeeld: de stad Gent maakt gebruik van die tool om sollicitanten online te screenen. Dat is een heel concreet voorbeeld van hoe dat op elkaar heeft ingewerkt.
De Vlaamse overheid biedt ook ICT-tools aan met de applicatie Mijn Burgerprofiel. Dat wordt ontwikkeld door de diensten van minister-president Jambon. Daarmee kunnen lokale besturen hun typische attentiediensten online aanbieden. Mijn Burgerprofiel is een instrument dat toelaat dat gemeentebesturen hun klassieke, typische attesten online aanbieden.
En los van de coronacrisis weet u dat wij in ons regeerakkoord heel veel aandacht hebben gegeven aan die digitaliseringsprocessen, denk maar aan het Smart Flanders-programma, waar we proberen te evolueren naar smart cities door kennisdeling te bevorderen en door standaarden te formuleren die de lokale besturen helpen om de juiste ICT-keuzes te maken. En vanuit de werking van ABB zetten we in op het vereenvoudigen richting de lokale besturen, door bijvoorbeeld in deze regeerperiode te evolueren naar een honderd procent digitale briefwisseling.
Tot slot: ondersteunende kaders zijn belangrijk, maar wat we zien is vooral dat de lokale besturen niet aan het wachten zijn. Ze zijn zelf voor honderd procent aan het innoveren en digitaliseren volgens eigen noden, met maatwerk en volgens hun eigen ambities. Ze doen dat vaak heel goed en effectief, en ik denk dat het vooral die goede voorbeelden zijn die we naar de oppervlakte moeten brengen. We moeten kijken hoe we dat kunnen verspreiden en waar nodig ondersteunen.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik ben natuurlijk verheugd dat er toch al wat feedback is gekomen. U zei dat er al een dertigtal besturen echt hebben gereageerd, en hun eigen plan hebben kenbaar gemaakt. Het is nochtans pas een week ver, dus dat belooft voor de komende dagen en weken. We zullen waarschijnlijk nog wat extra feedback krijgen.
Ik heb nog twee heel korte vragen of bedenkingen. Ten eerste vragen heel veel gemeenten of lokale besturen zich af wat zij kunnen doen richting de relance. We hebben al heel veel Vlaamse en federale maatregelen, en dan ligt er natuurlijk heel veel voor de hand. Denk aan een lokale handelsbon, het vrijstellen van belastingen en dergelijke meer. Er is heel veel mogelijk. Het is alleen een beetje de vraag wat nu de beste recepten zijn. Dat hangt natuurlijk voor een stuk van gemeente tot gemeente af, maar ik had de vraag ook al aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) gesteld. Ik denk dat je hen daar ook echt moet bij betrekken om na te gaan wat nu de maatregelen zijn die de meeste impact kunnen hebben op korte en op middellange termijn. Op die manier kun je als het ware een soort van top tien suggereren aan de lokale besturen. Zij kunnen dan uiteraard zelf beslissen welke maatregelen ze gaan nemen.
Zo'n relanceplan hangt samen met een andere belangrijke vraag, namelijk de budgettaire regels voor lokale besturen. Veel van die relanceplannen kosten natuurlijk veel geld. De lokale besturen zijn natuurlijk al ingekapseld in een budgettaire orthodoxie van de beleids- en beheerscyclus (BBC). U hebt aangegeven dat men daar wat soepeler mee zou omspringen. Hebt u er al zicht op wanneer lokale besturen meer duidelijkheid zullen krijgen over de budgettaire mogelijkheden om hun relanceplannen effectief te kunnen omzetten?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Uit de evaluatie van collega Ongena blijkt dat de lokale besturen heel sterk hebben gespeeld. Dat is heel duidelijk. Het is goed dat de minister zo’n platform heeft gecreëerd, want het is goed dat we van elkaar kunnen leren en zo de best practices kunnen uitwisselen. In onze driehonderd gemeenten moeten we niet elk voor onszelf het warm water uitvinden. Ik zie dus wel de voordelen van zo'n platform.
Dat platform moet niet alleen dienen om ideeën uit te wisselen en voor sommige besturen om van elkaar te leren. Het platform kan ook als een evaluatie-instrument worden gebruikt. Dat moet niet onmiddellijk – het is ook geen vraag, maar veeleer een suggestie voor u, minister. Het dient niet om goede en slechte punten uit te delen, absoluut niet, maar om te evalueren wat de meest effectieve maatregelen zijn. Dat kunnen we voor onszelf ook al uitmaken, maar het is ook goed om er objectief, vanuit een ander niveau, vanuit een helikopter, bij manier van spreken, de meest effectieve en efficiënte maatregelen uit te nemen.
Hoe gaan we daar budgettair mee om? In welke mate hangen maatregelen gesuggereerd door gemeenten af van de omvang, de bestuurskracht, de financiële capaciteit van de gemeente? We kunnen daar ook een leerproces van maken, om de gemeentebesturen te versterken. Daarover moeten we in alle openheid een gesprek kunnen hebben, niet om al of niet positieve punten uit te delen. De lokale besturen hebben in de voorbije weken en maanden heel wat gaten gevuld. Dat is heel goed, maar het ene bestuur is op sommige vlakken al wat alerter dan het andere.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden dat er al tamelijk veel reactie is gekomen op de coronagids met handvatten voor de lokale besturen. Het is een teken dat het een goed instrument is dat nog maar een week geleden werd gelanceerd.
Naar aanleiding van de gedachtewisseling die we hadden met het VVSG over de betrokkenheid van lokale besturen met de exitstrategie, heb ik nog een opvolgingsvraag. Minister-president Jambon heeft daarover vorige week in de plenaire vergadering uitdrukkelijk gezegd: ‘Er is heel veel overleg met lokale besturen. Zowel collega Crevits als collega Somers hebben daar overleg mee.’
Minister, kunt u toelichten hoe het overleg met de lokale besturen nu precies verloopt? Werden er al nieuwe maatregelen of initiatieven genomen of bijkomende stappen gezet sedert die gedachtewisseling met de VVSG, zodat die lokale besturen meer kunnen worden betrokken bij de voorbereidingen van de diverse fasen van de exitstrategie van de Nationale Veiligheidsraad?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u vergeet het soms wel eens, maar er zijn ook de provincies, uiteraard, en die hebben ook good practices. Het lijkt me dus misschien wel goed om ook die provincies mee te nemen als u een handreiking maakt. Die hebben ook een aantal zaken gedaan.
Daarnaast hebt u ook in de media aangegeven dat u het debat wilt aanwakkeren bij een heleboel belangenorganisaties en met die organisaties ook contact wilt opnemen. Hoe ziet u dat in zijn werk gaan? Er zijn nu immers al heel wat ministers die in contact zijn met belangenorganisaties. Hebt u daarover al specifieke afspraken gemaakt binnen de regering? Is dat al op de regeringsagenda gezet? Hebt u zelf ook specifieke belangenorganisaties op het oog?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Warnez, we hebben die handreiking ook opgestuurd naar een aantal belangenorganisaties die relevant zijn voor lokale besturen. De Fietsersbond is daar een van, net als kansarmoedeorganisaties en lokale middenstandsorganisaties. Die hebben we aangeschreven met de vraag om ons ook wat ideeën te geven, te reflecteren over die handreiking. Vanzelfsprekend hebben mijn collega-ministers, ieder binnen zijn vakdomein, heel intensieve en goede contacten met heel veel partners. Ze hebben dat ten aanzien van het Vlaamse beleidsniveau. Mijn verantwoordelijkheid is het ondersteunen van de lokale besturen. Ik heb niet aan de kansarmoedeorganisaties gevraagd wat voor relancebeleid ze voor Vlaanderen zien, want dan zou ik eigenlijk op het terrein van collega’s komen. Ik heb ook niet gevraagd aan de Fietsersbond welk beleid Vlaanderen zou moeten ontwikkelen nu we uit de exitstrategie komen, want dan kom ik op het terrein van de collega die verantwoordelijk is voor Mobiliteit, collega Peeters. Ik heb me heel uitdrukkelijk beperkt tot de vraag welke adviezen men heeft voor lokale besturen. Dat is de insteek geweest, en daarover heb ik daarjuist gezegd dat zowel de Fietsersbond als de federatie die verantwoordelijk is voor het socioculturele verenigingsleven op lokaal vlak adviezen heeft gegeven heel specifiek voor lokale besturen, om op die manier onze handreiking te versterken.
De suggestie over de provincie is een goede suggestie. Die zullen we meenemen.
Collega De Loor, we hebben bijna permanent contact met de VVSG. We hebben naar aanleiding van de opening van de winkels intensief contact gehad met de centrumsteden. Dat heeft collega Crevits trouwens georganiseerd. Ook mijn kabinet was daarbij betrokken. We hebben ook overlegd met de VVSG naar aanleiding van de discussie die er nu is omtrent de scholen en de vragen die we stellen aan lokale besturen om daar voluntaristisch aan mee te werken. Er is dus een permanente wisselwerking. De informatie die we krijgen van het terrein, zetten we ook in – ik heb dat daarjuist proberen uit te leggen – in de richting van de GEES en de Nationale Veiligheidsraad. Ik heb daarjuist een aantal voorbeelden gegeven van hoe die lokale bezorgdheden toch beginnen door te sijpelen naar het nationale niveau. Die handreiking is net het instrument waaruit wij bekommernissen kunnen puren die we nationaal inzetten. Ik denk dus dat dat op dit moment zijn nut aan het bewijzen is. Vanzelfsprekend kan dat altijd intensiever, maar daar zijn toch altijd wel wat grenzen aan.
De heer Van den Heuvel doet een goede suggestie, die heel dicht aanleunt bij die van de heer Ongena: laten we op een bepaald moment een goede evaluatie maken. Wat werkt er wel en wat niet, wat leren we hieruit, wat is nuttig voor de relance? Het idee van een top tien vind ik een goede suggestie. Die kun je immers pas samenstellen na een ernstige evaluatie. Het is nu misschien nog iets te vroeg. Maar door de interactie die nu bezig is, waarbij lokale besturen informatie met elkaar delen, zullen er op een bepaald moment tien of vijftien belangrijke vuistregels voor een sterk relancebeleid worden vastgelegd.
Ik probeer trouwens ook op het terrein te komen. Zo heb ik de eer en het genoegen gehad om onder meer in Puurs-Sint-Amands te gaan kijken hoe men daar bezig is om de relance voor te bereiden. Dat was een indrukwekkend verhaal, net als in Vilvoorde en Lier. Het indrukwekkendste voorbeeld was Mechelen. Neen, dat is natuurlijk een grapje, maar ook daar is hard gewerkt. Ik vind het wel belangrijk om op het terrein te gaan kijken wat er allemaal gebeurt. Dat moeten we blijven doen.
De laatste vraag ging over de BBC-opvolging. Op korte termijn stelt zich geen probleem. Daarvoor is BBC soepel genoeg, maar we moeten op een bepaald moment wel keuzes maken over welke speelruimte of ondersteuning we aan onze lokale besturen zullen geven. Eerlijk gezegd: de grote uitdaging is wanneer we dat zullen doen. Hoe langer je wacht, hoe beter het zicht op de echte schade die werd opgelopen. Als je echter te lang wacht, dan krijgen de lokale besturen te laat het kader waarin ze moeten werken. Sommige lokale besturen beginnen toch al in juli of augustus na te denken over hun begroting en meerjarenplanning. Nu is het natuurlijk veel te vroeg om een echt helder beeld te hebben van de schade die men op lange termijn heeft opgelopen door deze crisis. We proberen in de zomer, samen met de Vlaamse Regering, een goed beeld te krijgen van de financiële impact van de coronacrisis, wat de impact de volgende jaren nog zal zijn en welke bijsturingen we moeten voorzien voor onder meer de regels rond de BBC. Wanneer moet men opnieuw in evenwicht zijn? Geven we wat meer speelruimte aan de lokale besturen? Hiervoor is het echter allemaal nog wat te vroeg, mijnheer Ongena. We moeten nog even wachten voor we een echt zicht krijgen op de werkelijke impact van de crisis. Economisten verschillen hierover enorm van mening, en die visies moeten de volgende weken en maanden nog wat naar elkaar toe groeien.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik onthoud dat ik nog wat geduld moet oefenen, dus dat zal ik ook doen. Voorlopig ben ik helemaal voldaan. Bedankt.
Dat horen we graag, want geduld is een schone deugd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.