Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, de rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) is een belangrijke pijler van de gehandicaptenzorg. Rechtstreeks toegankelijke hulp wordt door heel wat mensen gebruikt. Mensen moeten hiervoor geen toeleidingsprocedure doorlopen, maar het zijn de voorzieningen zelf die de toegang tot hun diensten en hun aanbod bewaken.
In de beleidsnota werd aangekondigd dat er verder zou worden geïnvesteerd in de rechtstreeks toegankelijke hulp, maar dat we eerst zouden nagaan hoe we die rechtstreeks toegankelijke hulp kunnen optimaliseren. Dat is een logische volgorde. De noden zijn echter hoog en de middelen moeten dan ook zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Het is de bedoeling dat meer mensen op een goede manier snel toegang krijgen tot die hooggewaardeerde rechtstreeks toegankelijke zorg.
Die oefening kon tot nu toe niet worden gemaakt omdat we niet wisten wat het profiel was van de mensen die gebruikmaken van rechtstreeks toegankelijke hulp en welk type zorg zij nodig hebben.
Er werd een onderzoek aangekondigd. Samen met de centra algemeen welzijnwerk (CAW’s) werden de RTH-gebruikers in kaart gebracht. Parallel daarmee werd er een onderzoek gestart naar de besteding van de budgetten door budgethouders in de laagste categorie van de persoonsvolgende financiering. Op die manier konden we nagaan of een eventuele aansluiting bij de reguliere hulpverlening mogelijk is.
Beide onderzoeken zullen de nodige input moeten leveren voor het optimaliseren van onze RTH-voorzieningen en om te komen tot dat RTH-beleidsplan, dat nodig is om te bekijken hoe die extra middelen kunnen worden ingezet.
Minister, zijn de resultaten beschikbaar en kunt u ons daarvan een toelichting geven?
Wordt er nagegaan of mensen met een handicap of een vermoeden van handicap ook kunnen worden geholpen binnen de reguliere hulpverlening?
En ten slotte, hoe zullen we nu verder werk maken van dat beleidsplan RTH?
Minister Beke heeft het woord.
Het onderzoeksrapport naar de besteding van budgethouders in de laagste categorie van het persoonsvolgend budget en de mogelijkheden binnen RTH in combinatie met reguliere diensten werd wegens ziekte van een onderzoeker nog niet gefinaliseerd en is dus nog niet beschikbaar.
Het onderzoeksrapport van het onderzoek naar de plaats en werking van de RTH-diensten binnen de eerste lijn is wel beschikbaar. Het volledige rapport en een samenvatting zijn te downloaden via de website van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).
Uit het onderzoeksrapport blijkt dat zowel RTH-diensten, diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg als eerstelijnsdiensten en nuldelijnsdiensten elk een specifieke expertise en een unieke eigenheid hebben. De onderzoekers stellen vast dat het streven naar complementariteit hierin de rode draad vormt.
Ondersteuning bieden wordt niet opgevat als een of-ofverhaal, maar veeleer als een en-enverhaal, waarin verschillende diensten elkaar zouden moeten kunnen vinden en elkaar op een evenwichtige manier aanvullen. De onderzoekers stellen echter vast dat het evenwicht hierin soms zoek is.
Toch concluderen de onderzoekers dat zowel outreach, kennisdeling op cliëntniveau als intersectorale samenwerking een meerwaarde kunnen hebben binnen het streven naar een inclusieve samenleving en de realisatie van ondersteuning vanuit de concentrische cirkels.
Tot slot blijkt uit het onderzoeksrapport dat er een grijze zone is tussen het RTH-aanbod en het reguliere aanbod. De mogelijkheid om een proces aan te gaan met als doel personen met een handicap iets aan te leren waarbij gespecialiseerde kennis vereist is – RTH – versus het overnemen/uitvoeren van praktische taken met een focus op zelfzorg of thuiszorg en waarbij basiskennis met betrekking tot handicap volstaat, is volgens de onderzoekers een belangrijke onderscheidende factor.
In de beleidsnota gaf ik reeds aan dat we werk maken van een RTH-plan. Ik heb het VAPH gevraagd om een voorstel van beleidsplan RTH uit te werken waarbij we rekening houden met de aanbevelingen uit het rapport en bevindingen uit de praktijk.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat het rapport of het onderzoek naar de laagste budgetten van mensen op de wachtlijst momenteel on hold staat. Dat zal weer moeten worden opgepikt na een ziekte, een terugkomst of een vervanging van de betreffende onderzoeker. Dat moet dan worden gefinaliseerd.
Daarnaast is er het onderzoek naar de plaats en de werking van de rechtstreeks toegankelijke hulpdiensten binnen de reguliere hulpverlening. Dat levert een zinvolle input voor het beleidsplan waarnaar u verwijst.
We hadden ons voorgenomen een beleidsplan te maken om na te gaan hoe we de extra middelen kunnen inzetten. Wat is de timing om een voorstel uit te werken, om te kijken wanneer dat beleidsplan er kan komen? De rechtstreeks toegankelijke hulp is een zeer vlotte en nabije manier van hulpverlening. Extra middelen zijn daar echt welkom, zeker als je kijkt naar de informatie die op de website van het VAPH is terug te vinden. Ze bereiken minderjarigen en meerderjarigen, mensen op of naast de wachtlijsten en doen heel veel goede zaken. Die extra middelen zijn daar dus zeker welkom, en daarvoor is het beleidsplan nodig. Kunt u daar al een timing voor geven?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, naar mijn mening is er ook nog geen verdeling gebeurd tussen trap 1en trap 2. Die moet er nog komen zodat we nog meer zicht gaan krijgen op hoe die RTH wordt uitgerold in de komende jaren. Het is belangrijk om dat volgende zomer mee te nemen zodat dat plaatje rond is.
Naast de timing is het ook belangrijk te weten wie er rond de tafel zal zitten om dat beleidsplan mee uit te werken. Worden daar de vertegenwoordigers van de sector, de stakeholders ook bij betrokken? Als we het hebben over RTH, dan koppel ik daar meteen het vraaggestuurde aan. RTH is heel vaak aanbodgestuurd. Al vijf jaar ben ik vragende partij om dit meer vraaggestuurd te maken zodat we veel korter op de bal kunnen spelen, zodat we grote problemen kunnen vermijden. Komt hier nog een extra onderzoek naar om het vraaggestuurde mee in het bad te trekken?
Minister, in het onderzoek dat via het VAPH al te vinden is, komt ook naar voren dat er een hele wachtduur was. We spreken over rechtstreeks toegankelijke hulp. Dat zou op een heel snelle manier de mensen moeten kunnen helpen, maar daar zijn wachttijden van zeven maanden bij voor een verblijf en dertien maanden voor een dagopvang. Ik vraag me af of daaraan iets wordt gedaan.
De regionale verdeling van de RTH-punten kwam ook in dat onderzoek naar boven, en wel dat er nog altijd verschillen waren. Misschien moet dat nog verder worden meegenomen.
Er bestaat een groot verschil tussen de meerderjarige en minderjarige werking. Wordt dit ook verder bekeken?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw van der Vloet en mevrouw Jans hebben de vraag gesteld die ik ook wilde stellen, dus ik doe dat niet opnieuw.
Ik wil u wel vragen of de link naar het rapport van het VAPH bij het verslag van deze commissie kan worden gevoegd?
Minister Beke heeft het woord.
We zullen de link bezorgen.
U vraagt me naar de timing. Het voorstel is om dat na de zomer te doen. We willen nu een evaluatie maken van de RTH-regelgeving, mevrouw van der Vloet. Het RTH-beleidsplan zal nog op het bureau van het VAPH komen. We maken er dus werk van.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik heb geen verdere vragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.