Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de vernietiging van de Vlaamse hervorming van de rijopleiding door de Raad van State
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijn vraag gaat ook over een actueel feit, met name een beslissing van de Raad van State. Op 12 maart vernietigde de Raad van State het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juni 2017 inzake de scholingsvoorwaarden voor het verkrijgen van een rijbewijs. Dat besluit verplichtte onder meer een vormingsmoment voor begeleiders in de vrije opleiding en verlengde de minimumduur voor het doorlopen van de rijopleiding van drie naar negen maanden, een half jaar extra. De gemeenten mochten geen rijbewijs uitreiken, als aan deze voorwaarden niet voldaan was. Volgens de Raad van State overschreed de Vlaamse regering hiermee echter haar bevoegdheid, aangezien de uitreiking van het rijbewijs een federale bevoegdheid is.
Bovendien miskende het besluit, zegt diezelfde Raad van State in haar arrest, het vrije keuzerecht van een inwoner van het Vlaamse Gewest om eventueel een rijopleiding te volgen in een rijschool van een ander gewest en om zijn examen daar ook af te leggen.
Door de vernietiging van het besluit wordt de minimumtermijn voor het doorlopen van de rijopleiding teruggebracht naar drie maanden, een half jaar minder, en vervalt de verplichting voor begeleiders om het vormingsmoment te volgen.
Welke conclusies trekt u uit het arrest van de Raad van State? Dat is, denk ik, heel fundamenteel.
Hoe evalueert u de resultaten van de invoering van het verplichte vormingsmoment, een initiatief van uw voorganger, Ben Weyts, en de verlenging van de minimumduur van de rijopleiding? Zult u initiatieven nemen om een nieuw regelgevend kader te creëren voor deze maatregelen, ook in het licht van de bevoegdheden en competenties die in dit arrest aan de verschillende niveaus worden toegewezen.
Wat zijn de praktische gevolgen van dit arrest? Op welke manier werd hierover gecommuniceerd naar kandidaat-bestuurders, ministers?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Het is ondertussen bijna drie jaar geleden dat de hervormde rijopleiding in voege is getreden. Voor alle duidelijkheid, wij stonden en wij staan volledig achter de principes van die vernieuwing en ik wilde de drie cruciale veranderingen dan ook nog eens opsommen: het vormingsmoment voor de rijbegeleider, de minimumduur voor het doorlopen van de rijopleiding, die van drie naar negen maanden steeg, en het verplichte terugkommoment, dat tussen zes en negen maanden na het behalen van het rijbewijs B gevolgd moet worden.
Deze hervorming werd geregeld in twee verschillende ministeriële besluiten, een eerste van 9 juni 2017, over het vormingsmoment en de minimumduur, en een tweede van 28 september 2018, over het terugkommoment.
De Raad van State besliste om het eerste van die twee te vernietigen, omdat het raakt aan de federale bevoegdheid voor het uitreiken van het rijbewijs. En laat ons eerlijk zijn, deze beslissing kwam niet als een verrassing. De Raad van State formuleerde al grote opmerkingen in zijn advies op het ontwerpbesluit. Wij hebben hierover in de commissie en in de plenaire vergadering ook meermaals van gedachten gewisseld. Vooral het al dan niet voorleggen van het vormingsattest voor de begeleider bij het uitreiken van het voorlopig rijbewijs bij de gemeente, was stof voor discussie. Ik heb in een plenaire vergadering ooit eens de verschillende brieven van het federale en het Vlaamse niveau die toekwamen op het gemeentehuis, voorgelezen, want die volgden elkaar in sneltempo op en spraken elkaar ook telkens tegen, wat heel wat verwarring zaaide. De lokale besturen wisten niet meer wat ze moesten doen: van de ene moesten ze het attest opvragen, van de andere mochten ze het niet. In de plenaire vergadering van 4 oktober 2017 heb ik aan uw voorganger een oplossing gesuggereerd, namelijk het attest opvragen op het moment dat het rijexamen wordt afgelegd. Daarvoor is Vlaanderen wel bevoegd. Met die suggestie is toen niets gebeurd.
Ondertussen heeft het federale niveau wel gelijk gekregen en dat heeft niet alleen gevolgen voor de vorming van de begeleider, maar ook voor het optrekken van de minimale oefenduur van drie naar negen maanden. De begeleider van de kandidaat-bestuurder moet dus niet langer een vormingsmoment volgen, de kandidaat-bestuurder kan ook al na drie maanden zijn rijexamen afleggen.
Ik wil toch nog eens opnieuw verwijzen naar die ene commissievergadering, collega Rzoska, waarin wij met ons tweeën uren geluisterd hebben naar die Oostenrijkse verkeerspsycholoog die aantoonde dat Oostenrijk in dezen grote stappen vooruit had gezet en dat ervaring heel belangrijk is. Goed, dan stellen we nu vast dat dit toch wel een erg kwalijke evolutie is, want nu kan men inderdaad na drie maanden rijervaring al voor zijn rijexamen gaan. Het kan dat dit lukt, maar men heeft een pak minder rijervaring dan wanneer men negen maanden moet oefenen.
Minister, ziet u de mogelijkheid om op het moment dat men het rijexamen aflegt, waarvoor Vlaanderen bevoegd is, een vormingsattest van de rijbegeleider en een attest van de oefentermijn op te vragen?
Bent u van plan om, in functie van de verkeersveiligheid, het ministerieel besluit te laten aanpassen?
Wanneer mogen we deze aanpassing verwachten?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, ik zal eerst antwoorden op de vragen van de heer Keulen. Zoals de sprekers al hebben geduid, heeft het arrest van de Raad van State van 12 maart 2020 het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juni 2017 vernietigd.
De Raad van State heeft geen fundamentele opmerkingen geformuleerd op de in dit besluit opgenomen maatregelen, met name de oefentijd, het vormingsmoment voor de begeleiders en dergelijke, maar hij heeft wel kritiek geuit op de manier waarop de controle van deze maatregelen uitgewerkt werd. De Raad van State oordeelt dat er een bevoegdheidsoverschrijding is, dat hadden we niet mogen doen bij een Vlaams besluit, vandaar de vernietiging.
De Vlaamse Regering mag dus niet de lokale besturen verplichten om de uitreiking van een – voorlopig – rijbewijs te weigeren louter omdat niet voldaan is aan de scholingsvoorwaarde, namelijk de verplichte vorming van begeleiders in de rijopleiding met vrije begeleiding.
Kortom, sowieso blijven wij achter de hervorming staan die in de voorbije legislatuur is goedgekeurd. De heer Ceyssens heeft al gezegd dat de praktijkervaring en het vormingsmoment voor de begeleider essentieel blijven. Maar de Raad van State heeft het besluit als dusdanig vernietigd.
Zoals u weet, is er een evaluatiestudie besteld – dat kwam hier al aan bod. Er is een bestek opgemaakt en daaruit blijkt dat de studie – we hebben dat specifiek nagevraagd bij de administratie – twintig maanden zou duren. Dat is lang, we zouden het liefst zo snel mogelijk een grondige evaluatie willen hebben van de gewijzigde regelgeving, maar na terugkoppeling met de administratie bleek dat men daar een tijdspanne van twintig maanden voor moet uittrekken om een zo ruim mogelijke bevraging en analyse te kunnen maken.
Moeten we dan wachten op die evaluatie voor we een nieuwe regeling uitwerken? Dat lijkt me geen goed idee. Iedereen staat achter het verhaal van het vormingsmoment en van een voldoende lange periode van praktische rijervaring, van drie naar negen maanden. Ik dacht dat daar een groot draagvlak voor is. We moeten sneller nieuw regelgevend initiatief nemen.
Het arrest van de Raad van State van 12 maart 2020 was meteen van toepassing. Onmiddellijk daarna werd de regelgeving zoals wij die hadden, ons besluit van 2017, vernietigd.
Voor de rijscholen betekent het arrest dat er minder deelnemers zullen zijn voor de vormingsmomenten. Die begeleiders zelf moeten al geen vormingsmoment meer volgen. Een aantal rijscholen organiseren het vormingsmoment nu al niet meer, op basis van vrijwilligheid zullen niet meer zoveel mensen geneigd zijn om dat te gaan volgen.
Voor de examencentra betekent het arrest dat kandidaten zich vroeger in het leertraject kunnen aanbieden om het praktijkexamen af te leggen: in plaats van negen maanden is het nu drie maanden praktijkervaring. De kandidaat-bestuurder zou zich sneller kunnen aanbieden als hij denkt dat hij klaar is voor het examen.
Wat de communicatie naar de kandidaat-bestuurders betreft, is er vanuit het Departement MOW onmiddellijk na de uitspraak van de Raad van State een globale communicatie gedaan via de website. Bijkomend zijn nog verschillende mails vertrokken richting de erkende rijscholen en -instructeurs, de examencentra en de lokale besturen, uiteraard niet richting de kandidaat-bestuurders, aangezien we hen niet allemaal niet kennen. Zij kunnen zich richten tot de algemene informatie op de website.
Mijnheer Ceyssens, het is alleszins de bedoeling van het vormingsmoment dat de kandidaat in het stelsel van de vrije begeleiding tijdens zijn hele oefentraject begeleid wordt door een begeleider die gevormd is en op de hoogte van de hele regelgeving. Een controle van het begeleidersattest bij het praktijkexamen zoals u voorstelt, garandeert niet dat aan deze doelstelling tijdens de oefenritten effectief is voldaan, zodat dit niet zo’n goede oplossing is.
Er zou zeker een nog ruimere communicatie moeten worden gevoerd, zodat elke kandidaat en kandidaat-begeleider weet dat de begeleider van een kandidaat in de vrije begeleiding een vormingsmoment moet volgen zodat we ervan kunnen uitgaan dat het wel degelijk een begeleider is met kennis van zaken om de kandidaat goed te begeleiden.
De minimale oefenperiode kan bij het praktijkexamen gecontroleerd worden.
Hoe de controle van beide optimaal kan verlopen en wanneer die moet gebeuren, wordt op dit moment volop onderzocht door de administratie. We zoeken alleszins naar een snelle oplossing.
Mijnheer Ceyssens, een ‘aanpassing’ van het besluit is niet mogelijk omdat het globaal vernietigd is. We zouden een nieuwe regelgeving moeten invoeren, en een nieuw besluit van de Vlaamse Regering opmaken waarbij we goed rekening moeten houden met de bevoegdheidsverdeling en ons niet meer uitlaten over de federale bevoegdheid, met name specifieke voorwaarden koppelen aan de uitreiking van het rijbewijs. Daar moeten we afblijven.
De administratie heeft alleszins al opdracht gekregen om te zien hoe we hier weer een verbetering kunnen aanbrengen en hoe we er weer voor kunnen zorgen dat kandidaat-bestuurders een zo lang mogelijke praktijkervaring kunnen opdoen. We willen terug naar die negen maanden. Voor de begeleiders kunnen we een vormingsmoment mee opnemen. Opnieuw, de inhoud van die maatregelen die in de vorige legislatuur genomen zijn, daar staat iedereen achter, daar is een voldoende groot draagvlak voor. De wijze waarop hadden we anders moeten aanpakken. We kijken hoe we daar zo snel mogelijk reparatieregelgeving voor kunnen opmaken.
Ik heb nog geen timing, mijnheer Ceyssens. Alleszins is men daarmee bezig en probeert men er zo snel mogelijk mee naar buiten te komen.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, of er een samenloop is, weet ik niet, maar het arrest dateert van 12 maart, en we zijn toen meteen in coronacrisis gegaan. Dit is een soort corona-arrest.
In de commissie, minister, is eigenlijk kamerbreed de vaste wil aanwezig om de principes die goed waren in de aangepaste regeling van uw voorganger, minister Weyts, overeind te houden. Dat ging over de uitgebreide praktijkervaring en de vormingsmomenten voor de begeleider. Dat moeten we zien overeind te houden. We mogen het kind zeker niet met het badwater weggooien. We moeten vooral zorgen voor een juridisch sluitende oplossing. Dat is natuurlijk waar de geloofwaardigheid van een overheid altijd aan gebonden is. Dat is onze voorbeeldfunctie. De robuustheid van onze maatregelen moet altijd worden getoetst aan de regelgeving en wat de rechtbanken kunnen doorstaan.
Het is belangrijk om snel duidelijk te maken wat ‘op korte termijn’ inhoudt, wanneer dat is, welke termijn dat specifiek is.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp de redenering die hier werd voorgelegd niet. Waarom zou men niet kunnen controleren op het vormingsattest op het moment van het afleggen van het rijexamen? Dat kan mijn inziens perfect. De kandidaat-bestuurder die zijn theoretisch examen heeft gedaan, die gaat naar een gemeentebestuur voor zijn voorlopig rijbewijs en moet daar zijn begeleider laten registreren. Men kan perfect als voorwaarde inbouwen dat op het moment dat iemand zijn examen gaat afleggen, tegelijkertijd een vormingsattest van de begeleider moet worden voorgelegd dat minstens negen maanden oud is. Op die manier zijn alle garanties ingebouwd dat de begeleider inderdaad ook die vorming gevolgd heeft. Tegelijk ondervangt u het bevoegdheidsprobleem. Het federale niveau zegt dat een rijbewijs of voorlopig rijbewijs afleveren geen Vlaamse zaak is. U kunt het dan doen op het moment van het rijexamen. Dat is perfect mogelijk. Ik had dat drie jaar geleden ook al gesuggereerd. Dat had in dezen veel problemen kunnen voorkomen.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Zoals de heer Keulen zei: het arrest dateert van 12 maart. Ik heb over deze materie op 20 maart nog een schriftelijke vraag ingediend. U hebt daarop geantwoord op 21 april. Dat antwoord komt perfect overeen met het antwoord van vandaag. Ik kan u van geen enkele inconsequentie betichten.
Maar ik wil ook de eigen consequentie handhaven. Wij vragen inderdaad middelen, samen met de heren Ceyssens en Keulen, om zo snel mogelijk werk te maken van de aanpassing van de decreetgeving hieromtrent. We staan zeker achter het principe en blijven daarachter staan.
Minister, sta me toe om tegen u te zeggen dat de timing die u op het ogenblik hanteert, een klein beetje te vrijblijvend is. U gaat er toch geen twintig maanden op wachten tot de volledige studie achter de rug is. Ik begrijp dat het vandaag niet onmiddellijk kan gebeuren, maar ik zou u met aandrang willen vragen om hier werk van te maken. Elke persoon die de weg opkomt met minder ervaring, brengt in se een gevaar met zich mee, het is eigenlijk gevaarlijk om te wachten.
Het principe kan ik opnieuw alleen maar ondersteunen, zoals destijds ook uit mijn vraag bleek. Ik zou u willen vragen om daar zo spoedig mogelijk werk van te maken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega Keulen, boeiende geschiedschrijving rond corona ligt te wachten op toekomstige historici. Ze gaan waarschijnlijk over vijftig jaar dat arrest ontdekken en zeggen: ‘Daar is het toen begonnen’. Alle gekheid op een stokje.
Minister, ik sluit me graag aan bij de collega's. Dat zal u ook niet verwonderen, omdat het een kamerbreed goedgekeurde hervorming was. Ik treed de collega's Ceyssens en Keulen bij als ze zeggen dat we die ervaring met zijn allen hebben onderstreept. Collega Ceyssens en ikzelf hebben het Oostenrijkse voorbeeld zeer ruim toegelicht gekregen. Dat was heel inspirerend, omdat zij van de staart van het peloton naar de kop zijn gegaan op vlak van verkeersveiligheid, onder meer door deze hervorming en ook het terugkommoment en de vorming voor de begeleider. Ik heb zelf zo een vorming meegemaakt in functie van het behalen van het rijbewijs door mijn oudste zoon. Ook voor de begeleider is dat zeer boeiend en wordt je kennis rond het verkeersreglement opgefrist.
Ik weet niet waar juridisch het kalf precies gebonden ligt, maar misschien moeten we kijken als we decreetgevend werk moeten doen, of we als parlement niet op een of andere manier zelf moeten ingrijpen of niet snel een initiatief kunnen nemen. Ik zeg niet dat ik u wil passeren, minister, maar misschien moeten we het gewoon via het parlement doen. Het vacuüm waar we nu in zitten, zouden we zo kort mogelijk moeten houden. Er zou zo snel mogelijk helderheid moeten komen over alle betrokken actoren. Ik ben graag bereid, ook vanuit mijn fractie omdat we die hervorming echt van belang vonden, om daaraan bij te dragen.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende opmerkingen en suggesties. Mijnheer Rzoska, ik wil het parlementair initiatief zeker niet beknotten. Als het daarmee snel kan gaan, graag, want we zitten inderdaad nu in dat vacuüm. Iedereen blijft achter de principes staan die destijds zijn vastgelegd, namelijk langer praktijkervaring opdoen, van drie maanden naar negen maanden, alsook het vormingsmoment voor de begeleider en uiteraard ook het terugkommoment. We kijken hoe we zo snel mogelijk een en ander kunnen repareren.
Mijnheer Ceyssens, wat uw suggestie betreft: in eerste instantie leek me dat ook een goede suggestie om op het moment dat de jongere zich naar het examencentrum begeeft met zijn vrije begeleider, de vrije begeleider te laten tonen dat hij wel degelijk een vormingsmoment heeft meegemaakt en een vormingsattest kan voorleggen. Maar als iemand een aantal maanden begeleider was, naar het rijexamencentrum komt en dan blijkt het vormingsattest toch om een of andere reden niet te voldoen, gaat men dan zeggen dat men geen examen mag afleggen? Vanuit de administratie wordt nu gezegd dat dit geen goed idee lijkt. Dat neemt niet weg dat we toch zo snel mogelijk moeten zorgen hoe we een oplossing kunnen vinden. Het verhaal van het koppelen aan het rijbewijs, wat een federale bevoegdheid is, daar moeten we ons van weghouden. We moeten de principes dus alleszins zo snel mogelijk herinvoeren. Ik wil alle suggesties en alle mogelijke pistes mee in overweging nemen. Die zijn allemaal welkom. Maar men geeft me op dit ogenblik aan dat het verhaal om bij het rijexamen te laten attesteren dat ook de begeleider een vormingsmoment heeft gehad, niet zo goed is want dat brengt achteraf misschien wat problemen met zich mee.
We proberen er zo snel mogelijk werk van te maken. Mijnheer Lantmeeters, u zegt dat de timing te vrijblijvend is. We willen er snel werk van maken. Iedereen is het eens over een langere praktijkervaring. Iedereen is het eens over die negen maanden, over de meerwaarde van het terugkommoment en het feit dat de begeleider het best ook een attest voorlegt dat hij alle mogelijke bekwaamheid heeft om een goede begeleider te zijn. Die principes blijven we handhaven. Het is nu zaak om te kijken hoe we zo snel mogelijk naar een reparatie kunnen gaan.
Opnieuw, alle suggesties zijn welkom. Ik wil ook het voorstel van de heer Ceyssens nog eens voorleggen, maar in eerste instantie zegt men mij dat het moeilijk ligt vanwege de specifieke omstandigheden, zoals ik daarstraks gezegd heb. We onderzoeken een en ander, en ik probeer zo snel mogelijk met een voorstel te komen, of het kan eventueel via parlementaire weg.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik vind het antwoord van de minister duidelijk. Vooral de engagementen en het hoogdringende karakter spreken heel duidelijk uit haar tussenkomsten. Ik heb daar vertrouwen in.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik hoor u zeggen: ‘Men zegt mij dat dit niet zo'n goede oplossing is.’ Ik weet niet wie die ‘men’ is, maar die ‘men’ heeft exact hetzelfde tegen uw voorganger gezegd. Ik heb exact dezelfde uitleg van uw voorganger gekregen, met als gevolg dat we vandaag, zoals we hier in Limburg zeggen, ‘op het varken zitten’. Ik zie geen enkele reden om dit niet te kunnen toepassen. Als die info vooraf duidelijk is, dan weet men waaraan men zich te houden heeft. Iemand die negen maanden later op een rijexamen toekomt en dat attest niet kan voorleggen, kan geen examen afleggen en zal negen maanden moeten oefenen met dat attest. Ik denk dat rond dat attest alle duidelijke communicatie kan worden opgezet. Het kan niet dat iemand achteraf met excuses daaromtrent afkomt. We moeten zorgen dat iedereen goed geïnformeerd is. Dan lijkt mij dat perfect haalbaar en de snelste weg naar een oplossing, eerder dan nu een discussie te gaan organiseren met het federale niveau en na drie jaar weer in dezelfde situatie te belanden. Ik ben blij dat ik u heb horen zeggen dat u het nog eens wil bekijken. Dank u wel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.