Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Verheyden heeft het woord.
De elektrische deelstep heeft reeds in heel wat Vlaamse steden en gemeenten zijn intrede gedaan. De deelstep wordt gepromoot als een duurzaam en milieuvriendelijk alternatief voor andere vervoersmodi, maar die milieuvriendelijkheid komt op losse schroeven te staan. Volgens onderzoekers van de Brusselse universiteit ULB blijkt dat de elektrische deelstep vervuilender is dan andere transportmiddelen waarvoor hij een alternatief biedt, omdat zijn levensduur te beperkt is.
De ULB publiceerde die bevinding in een studie. De onderzoekers gingen het gebruik van de deelstep na in Brussel. Een elektrische deelstep stoot in het algemeen 131 gram CO2-equivalent uit per afgelegde kilometer. Die uitstoot is echter voor vierde vijfde het gevolg van de productiefase in China, zo blijkt uit de studie. In België is de uitstoot het resultaat van het plaatsen en ophalen en opladen van de steps.
De deelstep vervangt vooral het openbaar vervoer, maar ook de auto: een privéauto, deelauto, taxi of Uber. Die laatste is het meest belastend voor het klimaat, met 110 gram CO2-equivalent per kilometer. De deelstep vervuilt dus meer. De reden is de beperkte levensduur ervan. Om minder vervuilend te zijn dan andere transportmiddelen, zou de deelstep gemiddeld 9,5 maanden gebruikt moeten worden. In de praktijk blijkt dat de toestellen gemiddeld slechts 7,5 maanden meegaan.
In hun studie reiken de onderzoekers ook een aantal oplossingen aan. Om de levensduur te verlengen moeten er een aantal maatregelen genomen worden. De deelsteps moeten sterker worden, efficiënter onderhouden worden, ze moeten voorzichtiger gebruikt worden, het vandalisme moet verminderen – wat misschien niet zo gemakkelijk aan te pakken is en de weginfrastructuur moet worden verbeterd.
Minister, zult u minimumcriteria opleggen aan de fabrikanten en aanbieders van deelsteps inzake kwaliteitseisen, zodat men de levensduur van de elektrische steps kan verlengen?
Zullen er met de aanbieders van de elektrische deelsteps en met de lokale besturen afspraken gemaakt worden inzake het onderhoud van de deelsteps?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank voor uw vraag. Het reglement en de vergunningen voor deelsteps, en deelmobiliteit in het algemeen, wordt momenteel door de steden en gemeenten zelf geregeld. Dit betekent dat een stad of gemeente zelf bepaalt aan welke voorwaarden een aanbieder van gedeelde mobiliteit dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning binnen de stad of gemeente.
De Vlaamse overheid wil de lokale besturen hierin ondersteunen en in het kader hiervan worden verschillende mogelijke kwaliteitseisen gebundeld door de administratie. Dit wordt vervolgens aan de lokale besturen ter beschikking gesteld zodat zij als het ware een handvat of kader hebben om te kijken welke vormen van deelmobiliteit ze het best kunnen gebruiken en hebben dus een ietwat langere levensduur om dat milieubewust te kunnen doen. Binnen deze kwaliteitseisen die de administratie allemaal inzamelt, wordt momenteel verder onderzocht welke eisen er specifiek gesteld kunnen worden inzake slijtage en eventueel ook vandalisme, want dat is een heikel punt.
Verder heb ik ook begrepen dat er ondertussen nieuwe versies van de elektrische step ontwikkeld zijn die minder onderhevig zijn aan slijtage en vandalisme, waardoor de levensduur van de steps zou toenemen. Dit lijkt me een evolutie die zeker ook vanuit de sector zelf ondersteund wordt, omdat een langere levensduur van de elektrische steps ook voor de aanbieders van gedeelde mobiliteit een interessant en meer lucratief gegeven is.
Indien een vervoerregio bepaalt dat op bepaalde knooppunten binnen de vervoerregio deelsteps een onderdeel dienen uit te maken van het vervoer op maat, dan zullen bij het contracteren van de aanbieders ook specifieke kwaliteitseisen opgelegd worden. Dat is logisch en dat gaat iets ruimer dan alleen de lokale besturen. Dan kijkt men specifiek naar de vervoerregioraden en naar het vervoer op maat.
Er zullen met de aanbieders van de elektrische deelsteps en met de lokale besturen afspraken worden gemaakt inzake het onderhoud van de deelsteps. Ik moet opnieuw verwijzen naar de lokale besturen, die specifieke exploitatievoorwaarden uitschrijven om deelsteps of deelmobiliteit op hun grondgebied toe te laten. Zij maken hun eigen reglement op. Zij zorgen voor specifieke exploitatievoorwaarden. Daar kunnen zij zelf specifieke voorwaarden in opnemen inzake onderhoud, levensduur en dergelijke meer.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Mijn vraag is eigenlijk: zou het niet nuttig zijn dat de Vlaamse overheid ook minimumcriteria oplegt? Uiteraard moeten we de gemeenten niet te veel beperken, ze moeten een zekere vrijheid hebben om zelf te beslissen wat ze met hun deelsteps of andere vormen van mobiliteit willen. Maar is het in verband met die deelsteps toch niet nuttig om een aantal minimumcriteria op te leggen? Dan is men nog vrij om zelf te bepalen met wie en met wat men in zee gaat. We hebben het daarnet over het fijn stof gehad en CO2 speelt ook een belangrijke rol. Ik denk toch dat het belangrijk is dat we vanuit de overheid minimumcriteria opleggen aan de gemeenten zodat die daarop kunnen inspelen.
Ik heb nog een bijkomende vraag in verband met de weginfrastructuur. Dat was ook een van de knelpunten volgens de ULB-studie. Bent u bereid om ook de weginfrastructuur te verbeteren in functie van de deelsteps? Want het is evident dat een goede weginfrastructuur ook de levensduur van de huidige deelsteps verhoogt en bijgevolg een gunstig effect heeft op de milieuvriendelijkheid ervan.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Verheyden, dank u wel voor de bijkomende vraag. U vraagt of de Vlaamse overheid geen minimale criteria kan opleggen. Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken heeft dat inderdaad wel degelijk onderzocht en is gaan kijken of we een bepaald Vlaams label moeten opleggen. Men is in welbepaalde werkgroepen bezig om te kijken wat specifiek kan. Maar om zonder meer alle deelsystemen samen te nemen en om daar een kwaliteitskader voor uit te werken, dat is sowieso een heel pak moeilijker. We hebben de e-steps, de e-fietsen en dergelijke, maar om voor alles een groot globaal kwaliteitskader op te maken of daar een aantal minimumcriteria voor op te leggen, daarvan is men na heel wat overleg met de verschillende sectoren tot de conclusie gekomen dat dat moeilijk was.
Anderzijds kunnen de lokale besturen bij aanbestedingen het kwaliteitskader zo hoog mogelijk leggen, zo hoog als ze zelf willen. Maar dat vanuit Vlaanderen opleggen, lijkt moeilijk, zo zegt men vanuit de werkgroep. Men kan eventueel werken aan een soort Vlaams label en dat is men verder aan het onderzoeken. Maar op dit ogenblik zit het bij de lokale besturen om de deelmobiliteit op hun grondgebied al dan niet toe te laten en de erkennings- en toelatingsvoorwaarden te bepalen. Zij zullen sowieso focussen op de kwaliteit. Zoals ik daarstraks al heb gezegd, is het ook voor de sector meer lucratief wanneer de levensduur van de toestellen langer is en wanneer de toestellen ook minder onderhevig zijn aan vandalisme. Eigenlijk is dat een win-win voor iedereen. Ik hoop dat vanuit de sector zelf heel fel wordt gefocust op die bijkomende kwaliteitseisen. Maar om nu te gaan zeggen dat het daar en daar aan moet voldoen? Ik denk dat we de vrijheid moeten laten aan de lokale besturen en aan de sector, waarin onderling de nodige concurrentie aan de dag wordt gelegd.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, we leven op hoop. U bent aan het bekijken of een Vlaams label mogelijk kan zijn. Dat kunnen we enkel maar toejuichen want dat zal ook zijn nut hebben. Het kan misschien ook een nuttige oefening zijn om ook de andere verkeersmodi te bekijken wat hun vervuiling betreft. Dat is een oefening die op langere termijn moet gebeuren. Ik hoop dat men daar wat werk van kan maken. Iedereen, los van welk vervoermiddel hij ook gebruikt, kan zijn duit in het zakje doen wanneer het gaat over luchtkwaliteit en dergelijke. Maar ik heb begrepen dat we op hoop mogen leven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.