Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over het terugdraaien van de coronalockdown, en het betrekken en informeren van de lokale besturen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, we eindigen met het thema waarmee we deze middag gestart zijn. Maar ik vind het niet slecht om het er toch nog eens over te hebben, omdat het geen onbelangrijk thema is.
Opnieuw, zoals bij mijn eerste vraag daarnet: alles verandert snel. Vorige week woensdag heb ik deze vraag ingediend. En stiekem had ik gehoopt dat ze vandaag iets minder relevant zou zijn, omdat afgelopen vrijdag zou hebben aangetoond dat er wel een grote betrokkenheid is van de lokale besturen in die exitstrategie. Nu, ik ben daarin niet gerustgesteld, zeker niet als ik de toelichting in de gedachtewisseling van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) erbij neem. Het is mijn gevoel dat we hier echt gigantische kansen missen om een praktisch toepasbare en slimme exitstrategie uit te werken die de terreintoets doorstaat. Want voor mij zijn die lokale besturen niet enkel degenen die de voorbije weken op een goede manier en als best presterende overheidsniveau de coronamaatregelen hebben doorgevoerd, het zijn ook zij die vooraf mee kunnen inschatten wat de impact van bepaalde maatregelen op het terrein zou kunnen zijn. Ze staan dicht bij de bevolking, ze staan in de vuurlinie. En het is gebleken dat dat in de coronacrisis niet anders is.
Daarom blijf ik zoeken naar op welke manier we de lokale besturen daarin beter kunnen erkennen. Het is gemakkelijk om op hen te rekenen als flexibel bestuursniveau dat zijn verantwoordelijkheid ten volle opneemt, maar aan de andere kant bij essentiële beslissingen niet eens te investeren in overleg vooraf.
Ik was daarnet wat verbouwereerd door de feedback dat er vanuit het federale niveau eigenlijk op geen enkele proactieve manier betrokkenheid is. Ik heb gemerkt – en collega's hebben er terecht op gewezen – dat het misschien ook wel de opdracht is van de Vlaamse Regering, van de minister-president die in de Veiligheidsraad zit, maar ook van u als voogdijminister, om die zaken op de agenda te krijgen. Ik pleit voor wat minder terughoudendheid en voor het opnemen van verantwoordelijkheid. We hadden het er daarnet over, bij de mondmaskers. Maar ik denk dat dat ook algemeen geldt, om de belangen en de kennis, de praktijkervaring van de lokale besturen meer op de agenda te krijgen. Dat zal ook zorgen voor een sterker draagvlak bij de bevolking voor de maatregelen die worden genomen en voor een meer coherente uitrol op langere termijn van deze strategie. Want wat nu wel duidelijk is, is dat dit niet iets is dat helemaal voorbij zal zijn binnen twee of drie weken. Nee, dit wordt echt iets van lange duur. En dan kun je dit maar aanhouden als dit de praktijktoets doorstaat.
Minister, vindt u zelf dat de lokale besturen tot op heden voldoende en goed betrokken zijn bij de voorbereiding van de coronamaatregelen? Voor alle duidelijkheid: ik heb het dan vooral over de voorbereiding van de maatregelen.
Hoe worden de lokale besturen betrokken bij de uitwerking van een exitstrategie? Hoe is dat de voorbije weken gebeurd? Moet dat worden aangepast?
Hoe werkt u aan een zo ruim mogelijk draagvlak voor de genomen maatregelen bij de lokale besturen?
In welke mate acht u gedifferentieerde maatregelen per gemeente wenselijk of nuttig? Want ook dat is iets dat lokale besturen af en toe aangeven.
De heer De Loor heeft het woord.
Het is inderdaad tijdens de gedachtewisseling al uitgebreid aan bod gekomen: het terugdraaien van de maatregelen van de lockdown.
Wij zijn vooral bekommerd om een hoge graad van professionaliteit en participatie binnen deze aanpak. Dat moet ervoor zorgen dat die onduidelijkheid en die frustraties worden voorkomen. Zo kunnen we verwarring en interpretatieproblemen en uitschuivers vermijden, zoals we er de voorbije dagen en weken toch al een aantal hebben gezien.
De Veiligheidsraad heeft daar vorige week uitgebreid over samengezeten. Vorige week en ook de dagen daarvoor hebben een aantal burgemeesters en de VVSG aan de noodrem getrokken. Zij riepen op tot meer duidelijkheid en meer betrokkenheid.
Een bijkomend element in die discussie is een pleidooi van Koen Van Gerven in De Standaard. Hij pleit ervoor om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het terugdraaien van de lockdown volledig naar het lokale niveau te brengen. En de motivering die hij daarvoor opgeeft is dat de gemeenten het juiste niveau zijn, omdat gemeentelijke bestuurders hun bedrijven, winkels en instellingen doorgaans het beste kennen.
Zult u stappen ondernemen om de lokale besturen, maar ook de burgemeesters, nog meer te betrekken bij het uitvoeren van de exitstrategie? Want de uitleg en de toelichting die we daarnet hebben gekregen van de VVSG is absoluut niet geruststellend. Zo ja, hoe zal dit gebeuren?
Welke maatregelen zullen worden genomen om de communicatie richting de lokale besturen en de burgemeesters te optimaliseren?
Hoe staat u tegenover het standpunt en het pleidooi van Koen Van Gerven om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het terugdraaien van de lockdown volledig naar het lokale niveau te brengen?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de beide vraagstellers voor hun vraag. Zoals ze zelf ook al hebben opgemerkt, is dit natuurlijk voor een stuk een fase twee van het debat of de gedachtewisseling die we daarstraks ook al hadden bij de VVSG. Ik ga dus ook opletten dat ik niet in herhaling val.
Ik denk persoonlijk dat wat de lockdownfase betreft, de lokale besturen over het algemeen goed betrokken zijn geweest. Maar alles kan beter, laat ons daar niet flauw over doen. De manier waarop men heeft gecommuniceerd vanuit het Nationaal Crisiscentrum, met die frequently asked questions, waarbij gemeentebesturen op een interactieve manier vragen konden stellen die dan ook werden beantwoord, lijkt mij goed te zijn verlopen. Ik denk dat de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur voorbeeldig was.
Ik denk ook dat onze gouverneurs die rol als schakel, als knieschijf tussen federaal en Vlaams niveau enerzijds en lokaal niveau anderzijds goed hebben gespeeld. Ik heb verschillende keren die sessies kunnen meemaken waarbij gouverneurs burgemeesters informeren, en waarbij vragen terugkomen. Ik zie in mijn eigen provincie hoe er vragen worden gesteld en er antwoorden komen. Die worden dan doorgespeeld naar het hogere niveau. Die interactiviteit is daar toch aanwezig. We zitten tenslotte in een complexe samenleving. Het gaat er niet alleen over dat we in een complex land zitten, onze samenleving is nu ook eenmaal heel complex.
Ik denk dat er op dat punt wel goed is gewerkt. Ik denk dus niet dat we onszelf naar beneden moeten halen. Wat daar de voorbije maanden is gebeurd, is niet slecht.
Wat het tweede luik betreft, de exitstrategie, denk ik dat we waakzaam moeten zijn. Ik denk dat de rol van de lokale besturen daar misschien nog belangrijker gaat worden dan ze tot nu toe was. Daarom zijn wij nu bezig – ik heb ze hier eigenlijk bij mij – met een nog niet definitieve versie van een handreiking aan de lokale besturen: de lokale besturen als motor van het post-coronaherstel. Want ik geloof er heel sterk in dat de rol van die lokale besturen de komende weken en maanden nog belangrijker gaat worden.
Ik heb daarstraks al uitgelegd dat het relanceplan voor mij geen louter economisch plan is. Het is opgebouwd vanuit vier hoofdstukken: herstelmaatregelen, de levenskwaliteit, de economie, de solidariteit en de volksgezondheid. Dat zijn belangrijke elementen waarrond lokale besturen in de komende weken en maanden moeten werken. We gaan die handreiking zo snel mogelijk, binnen een paar dagen, bezorgen aan lokale besturen, aan algemeen directeurs, aan burgemeesters, aan de VVSG, aan kansarmoedeorganisaties, aan sociale partners en zelfstandigenorganisaties met de vraag om ons feedback te geven. Is het een goed plan? Is het een goede aanpak? Wat ontbreekt er nog in? Waar moeten we nog aan denken? Zijn er good practices? Op die manier kunnen we interactief komen tot een raamwerk, een handreiking voor lokale besturen.
Die handreiking kan ook worden gebruikt om aan de federale overheid te zeggen: dat is wat lokale besturen kunnen doen, willen doen, graag zouden doen, en op die en die domeinen hebben ze uw hulp nodig. Als je natuurlijk zegt dat er betrokkenheid moet zijn, dan moet er natuurlijk ook een signaal en een standpunt zijn. Soms is dat verschillend van gemeente tot gemeente, naargelang van een ideologische overtuiging, de omvang van de gemeente of specifieke problemen.
Die handreiking is voor mij een element, een interactief gebeuren waarbij we net dat doel willen bereiken, naast alle andere kanalen een extra kanaal om de exitstrategie die lokaal mee moet worden gedragen, vorm te geven. Vanzelfsprekend moet die vertrekken vanuit het kader dat door de Nationale Veiligheidsraad wordt geschetst. Daarbinnen werken we nu eenmaal, maar dat moet dan verder invulling krijgen.
Ik wil een voorbeeld geven van hoe we dat tot nu toe nog niet zo heel slecht hebben gedaan. Het gaat over de kinderopvang in de paasvakantie, hoe moeilijk dat ook was, want dat stelde natuurlijk veel praktische problemen. In alle eerlijkheid is dat eigenlijk wel goed verlopen. Dat was opnieuw dankzij de creativiteit en het dynamisme van onze lokale besturen. Er is een goede wisselwerking geweest tussen het onderwijsveld, de Vlaamse overheid en de lokale besturen.
De schakelzorgcentra, waar minister Beke mee bezig is, is een samenwerking tussen de gezondheidssector, zowel de Vlaamse als de federale, de ziekenhuizen, de artsenverenigingen, maar ook de lokale besturen. In nogal wat van die schakelzorgcentra die geactiveerd zijn, hebben ze het voortouw genomen. Dat is ook een voorbeeld van hoe dat goed werkt. Het is dus niet allemaal kommer en kwel, wel integendeel. Ik zie heel veel positieve elementen.
Het overleg dat deze middag heeft plaatsgevonden, terwijl wij aan het vergaderen waren, met de dertien centrumsteden, de algemeen directeurs, het kabinet van minister Crevits en mijn eigen kabinet, ging over de winkels die binnenkort opengaan. In uw stad of gemeente is er een winkelstraat, daar zal een volkstoeloop zijn, hebt u ideeën hoe u daarmee omgaat? Hoe gaat u dat organiseren? Hebt u een planning? Van collega Tommelein weet ik bijvoorbeeld dat hij in Oostende een speciaal coronamobiliteitsplan maakt om het winkelgebeuren daar in goede banen te leiden. Er zijn verschillende interactieve overlegmomenten bezig die helpen om heel wat betrokkenheid en engagement te organiseren.
Op dat punt kan natuurlijk alles altijd beter, maar de kanalen die we hebben ingesteld, zullen de komende maanden moeten blijven werken. De gouverneurs zullen hun zaken moeten blijven doen. Het Crisiscentrum van de Vlaamse Overheid (CCVO) zal nog een hele tijd zijn verantwoordelijkheid moeten opnemen. We gaan de FAQ’s blijven opvolgen en zullen antwoorden formuleren op de vragen. Elke dag zullen er nieuwe vragen zijn – we moeten niet denken dat het morgen opgelost is – maar daarmee gaan we verder.
Mijnheer De Loor, u stelde een vraag over het voorstel van Koen Van Gerven. Ik denk dat dat te ver doorgedacht is. Het is een goede gedachte-oefening, maar dat is niet de juiste aanpak. Het is niet zo dat gemeenten in Vlaanderen eilanden zijn die heel ver uit elkaar liggen, waarbij een lokale burgemeester kan beslissen dat bij hem de scholen of de winkels vandaag opengaan, terwijl ze in de buurgemeente een week later opengaan. Dat zou een kakofonie zijn omdat de mensen natuurlijk niet alleen in hun eigen gemeente leven. Ze werken bijvoorbeeld in de buurgemeente, ze winkelen in een derde gemeente, en hun kinderen gaan naar school in een vierde gemeente. Dat zou een kakofonie van jewelste zijn. Daar geloof ik dus niet in.
Ik geloof wel in maatwerk, dat binnen de algemene regels en aanpak er altijd een lokale ruimte zal zijn om te vertalen, om aan te passen, om in te vullen, om aan de slag te gaan. Daarom moeten we altijd wat vertrouwen hebben in de slagkracht van lokale besturen om daar op een verstandige manier mee om te gaan.
Dus neen, ik wil niet zo ver gaan als Koen Van Gerven. Daar ben ik het niet mee eens. We moeten binnen een federale en Vlaamse aanpak werken en die moet worden opgebouwd vanuit de realiteitszin, de ervaring en knowhow van de lokale besturen. Sommige zaken moeten we niet federaal en Vlaams regelen als ze – zelfs in deze periode – beter lokaal kunnen worden geregeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, u bent duidelijk. Ik vermoed dat onze inhoudelijk standpunten heel dicht bij elkaar liggen. De praktische uitvoering van het beleid op het terrein gebeurt inderdaad door de lokale besturen. Die kennen zelf het terrein het best. Ze moeten daar echt in betrokken worden om dat vorm te geven. Dat geldt nu voor de exitstrategie, dat gold voor alle lockdownmaatregelen en de corona-ingrepen. Ik ben het ermee eens dat we daar maximaal op moeten inzetten.
Ik besef ook dat het niet mogelijk is om met driehonderd besturen te overleggen en die allemaal aan één tafel te krijgen in de Veiligheidsraad en te zeggen hoe we het gaan doen. Dat zou te gek voor woorden zijn. Dat is niet mijn pleidooi.
Ik heb daarnet in de gedachtewisseling – een aantal collega’s hebben geprobeerd om dat zo te vertalen om dat niet te moeten steunen – niet gepleit om een bericht te sturen met de vraag om de VVSG aan tafel te zetten bij de Veiligheidsraad. Ik heb wel gepleit om een bericht te sturen naar de federale en de Vlaamse overheid om de VVSG actiever te betrekken als spreekbuis van die lokale besturen.
Er zit zeer veel maatwerk binnen die lokale besturen. Tegelijk horen we signalen dat dit toch wel gedeeld wordt door de lokale besturen. Er is bezorgdheid over de coördinatie die voor een stuk ontbrak – of ontbreekt op dit moment.
U zegt dat het de voorbije weken gewerkt heeft. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Ik wil hier niet de negativo zijn die alleen maar zegt wat er niet gewerkt heeft. De lokale besturen en de bredere overheid hebben bij momenten echt getoond dat we het kunnen, dat we kunnen maatregelen nemen, dat we het kunnen uitvoeren. Tegelijk was er chaos – we hadden het er net over – rond de mondmaskers. Er was chaos rond de beslissing om woonzorgcentra, ook publieke, open te stellen voor één bezoeker per bewoner. Er waren burgemeesters die zelfstandig beslisten – nog voor er een beslissing was van Vlaanderen – om die niet uit voeren. Er was chaos rond de aanpak van de containerparken, al is die wel rechtgezet, dat was een goede zaak. Er was chaos rond de GAS-boetes en rond de kinderopvangvragen. Een aantal zaken hebben aangetoond dat beslissingen nemen op Vlaams of federaal niveau zeer eenvoudig is, maar dat er vaak geen rekening mee gehouden wordt. Wat betekent dat dan voor de praktische uitvoering ervan?
Ik vind uw ‘handreiking’ een zeer goed initiatief. Het is belangrijk om dat te doen. Voor mij kan dat enkel werken als daarna gegarandeerd wordt dat u, en zeker minister-president Jambon die in de Veiligheidsraad zit, voldoende krachtig uw stem laat klinken. U moet het op de cruciale momenten aangeven, reactief, als er iets op tafel ligt dat niet interessant of niet slim is vanuit het oogpunt van de haalbaarheid voor de lokale besturen, of als iets niet wordt beslist en aangepast. En u moet zelf ook proactief dingen op tafel leggen, bijvoorbeeld inzake de mondmaskers. Misschien kon dat al eerder door de Veiligheidsraad zijn aangekondigd, namelijk: we moeten hier een beslissing over nemen, laat ons dit helder communiceren naar de lokale besturen. Een aantal zaken kwamen achteraf, op het moment dat de lokale besturen al stappen moesten ondernemen.
De belangrijkste vraag is: hoe kunnen we garanderen dat de terechte oefening van de handreiking en alle input van de lokale besturen op het moment zelf doorweegt bij het nemen van de beslissingen?
De heer De Loor heeft het woord.
Ik begin bij dat laatste. Ik zou de vraag van de heer Vaneeckhout willen ondersteunen om de stem die we vanuit Vlaanderen hebben in de Nationale Veiligheidsraad, daadkrachtiger te laten horen.
Minister, ik deel uw visie over het artikel en het standpunt van Koen Van Gerven. Ik vond het een heel boeiend stuk om te lezen en over na te denken. Het is de maximale invulling van lokale autonomie. Maar in dezen zal dat niet tot de meest gelukkige situaties leiden. Het zou de kakofonie opdrijven.
Ik wil nog een keer benadrukken dat die lokale besturen de voorbije dagen, weken en maanden keihard hebben gewerkt en bijzonder veel veerkracht aan de dag hebben gelegd. Daarvoor moeten we ze bewonderen en ondersteunen. Ik vind het dan ook positief dat u die handleiding over de rol van de lokale besturen als motor van het herstel op tafel zult leggen en hun die zult aanreiken. Ik ben ervan overtuigd dat die lokale besturen in dat herstel een cruciale rol zullen spelen.
Ik heb nog een bedenking. De exitstrategie en de fases die nu worden opgelegd, zijn van voorwaardelijke aard. Intussen weten we dat wat de Veiligheidsraad vorige vrijdag heeft beslist, voorwaardelijk is. Het aantal besmettingen moet voldoende blijven dalen. En dan zal er opnieuw een grote flexibiliteit nodig zijn van de lokale besturen om die maatregelen mee uit te voeren en op te volgen. Is daar al over nagedacht? Wordt daarvoor een plan van aanpak uitgewerkt? Want ook daarop moeten de lokale besturen maximaal voorbereid zijn.
De heer Vandeput heeft het woord.
Minister, deze vraag sluit naadloos aan op de gedachtewisseling die we eerder vandaag hebben gehad. Ik treed u bij wanneer u zegt dat we in deze federale fase respect moeten hebben voor de lijn van commando en die ook moeten volgen. Ik ben op andere niveaus actief geweest en heb heel dicht bij die Veiligheidsraad gestaan; ik weet hoe die werkt. Het heeft totaal geen zin om daar een Spaanse herberg van te maken waar iedereen zijn mening kan geven.
Sommige collega’s hadden het over de Vlaamse stem die binnen die Veiligheidsraad meer gehoord zou moeten worden. Ik nodig die collega’s uit om de beelden te herbekijken van de persconferentie van vorige vrijdag. Tijdens de slideshow zijn zes logo’s zichtbaar waarvan een het Vlaamse logo is. Misschien moet op een bepaald moment toch eens worden bekeken of die krachtverhoudingen binnen die Nationale Veiligheidsraad, wanneer het gaat over specifiek regionale bevoegdheden, wel in evenwicht zijn.
Minister, ik denk dat de Vlaamse Regering toont dat ze de zaken wil aanpakken en dat ze, na mijn aandringen destijds, nu ook informatie krijgt van binnen de Vlaamse administraties die in rechtstreeks contact stonden met de instellingen waar zij voogdij over hadden. Ik wil u nogmaals vragen om op elk moment op zijn minst de informatie te hebben over de communicatie tussen de Vlaamse overheidsadministraties, welke dat ook zijn, en degenen met wie zij in contact staan. Het lokale bestuur staat het dichtst bij de burger en krijgt ook die specifieke vragen van de burger.
In dat kader is het belangrijk dat er wordt geluisterd naar de gemeenten en dat de richtlijnen over de afbouw van de maatregelen, het exitscenario, duidelijk zijn. Dat moet verder gaan dan een slechte vertaling. Ofwel moet de regelgeving toegepast worden op het lokale niveau, waarbij die dan ook lokaal mag worden geïnterpreteerd, ofwel niet. Ik geef het voorbeeld van de niet-essentiële verplaatsingen. Ga als lokaal bestuur maar eens om met dat concept, probeer de politie maar eens te instrueren en invulling te geven aan de handhaving wanneer het gaat over niet-essentiële verplaatsingen. In dat kader kan ik alleen maar zeggen dat de lokale overheden vragende partij zijn voor een duidelijke regelgeving. Ze staan klaar om hun verantwoordelijkheid op te nemen, maar ze vragen vooral duidelijkheid over de regelgeving en de toepasbaarheid ervan, zodat ze wat binnen hun bevoegdheden valt ook effectief kunnen invullen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil alle interveniënten bedanken omdat we over de grenzen van meerderheid en oppositie in dezelfde richting kijken over hoe we aan zo’n exitstrategie moeten werken. Ik ben ook blij dat de heer De Loor wat afstand neemt van die interessante, boeiende gedachteoefening van Koen Van Gerven, die in de praktijk niet kan functioneren. We moeten eerder een evenwicht zoeken zoals we dat vandaag ook doen.
Ik ben het ook eens met de lofbetuigingen van de heer De Loor aan de lokale besturen. Ik denk dat ik dat hier zelf ook al heel regelmatig heb gedaan. Er wordt op lokaal vlak ongelooflijk hard gewerkt. Ik geef het heel concrete voorbeeld dat uit het domein van minister Weyts komt: de heropening van de scholen in Vlaanderen is een beslissing die we samen met de koepels hebben genomen. Dat betekent heel veel werk voor de koepels, maar ook voor het overgrote deel van onze lokale besturen. Ze moeten lokaal heel veel praktische oplossingen vinden. Het volgende debat dat zich aandient, gaat over de opvangmogelijkheden. Dat valt zowel onder mijn bevoegdheid als onder die van minister Weyts en minister Beke. Hoe organiseer je op een goede manier de kinderopvang vanaf het heropenen van de scholen? Dat vraagt opnieuw een enorm engagement van onze lokale besturen. Uw lofbetuigingen, collega De Loor, zijn op dat vlak volledig terecht.
Ik ben het ook eens met de heer Vandeput – en ik spreek nu als collega-burgemeester –dat de lokale overheden nood hebben aan zo duidelijk mogelijke regels. Langs de andere kant weten u en ik dat ons land complex is, net als onze samenleving. Het is niet altijd eenvoudig en haalbaar om heel simpele, eenduidige regels te hebben en soms is er wat interpretatieruimte. Het kan natuurlijk altijd eenvoudiger.
In de Nationale Veiligheidsraad ontmoet de federalist de confederalist en omgekeerd. In de samenstelling van de Nationale Veiligheidsraad moet de Vlaamse aanwezigheid wat sterker worden. Door ons specifieke federalisme is daar een Vlaming aanwezig en zitten daar al snel twee of drie Franstalige collega’s. We moeten dat in de toekomst herdenken en herbekijken. Toch is een Duitstalige geen Franstalige, mijnheer Vandeput. Dat onderscheid zult ook u moeten blijven maken.
Het gaat hier over gewesten en gemeenschappen. (Gelach)
Inderdaad, voorzitter. Ik zie bij de N-VA de vraag of de Duitstalige Gemeenschap bij de Franse Gemeenschap hoort … Neen, alle gekheid op een stokje, ik denk dat het een terechte opmerking van de heer Vandeput was dat we die samenstelling in de toekomst moeten herbekijken, maar dat is geen taak van onze commissie.
Ik ben blij met de opmerking van de heer Vaneeckhout, en ik ben blij dat u vanuit de oppositie altijd – of toch soms – een constructieve rol probeert te spelen in deze crisis, maar we moeten toch opletten voor negativiteit. U gaf zo’n vier voorbeelden over zaken die fout liepen. Ten eerste ging het bij de woonzorgcentra niet over een beslissing, maar over een voorstel van een nota die gelekt werd, terwijl er nog geen beslissing was genomen. Men heeft dat voorstel rechtgezet omdat er net vanuit het lokale niveau feedback werd gegeven. Daar vond men dat geen goed idee.
Tweede voorbeeld, GAS: een gemengde sanctie maken van die GAS-reglementering, waarbij het parket in beeld komt, dat zelf beslist wat het zal vervolgen en wat niet, en alleen die zaken die het niet vervolgt, toevertrouwt aan het lokale niveau. Bij ons, in mijn stad, loopt dat zeer goed. In Limburg – ik kijk naar collega Vandeput – heeft de gouverneur samen met het parket beslist om te zeggen: ‘Nee, wij gaan alles zelf vervolgen. Die GAS-reglementering bestaat, maar wij, als openbaar ministerie, zullen dat op onze schouders nemen.’ In mijn provincie heeft men daar anders over beslist. Dat is voor een stuk de lokale autonomie, die interactie. Dit instrument is op federaal niveau in stelling gebracht, in de logica die we moeten hebben. Ik heb daarover gisteren op de gemeenteraad nog een heel goed debat gevoerd. Voor mij hoeft dit niet zo worden geproblematiseerd.
Ten slotte, een laatste voorbeeld. U had het over de aanpak van de opvang in de paasvakantie. Ik denk dat we het erover eens zijn dat dat natuurlijk een uitdaging is en voor veel problemen zorgde, maar dat het goed verlopen is.
Er zullen ongetwijfeld dingen zijn die beter kunnen. Het is de rol en de plicht van de oppositie om die zaken die beter kunnen, in beeld te brengen. Daarin hebt u 100 procent gelijk. Nogmaals, ik vind dat u dat op een evenwichtige manier doet. Maar het is ook mijn taak om erop te wijzen dat er een aantal dingen zijn die toch ook wel hebben gefunctioneerd en goed lopen.
Mijn ambitie is alleszins om met die handreiking een eenduidigheid, inzicht te krijgen, ondersteuning te bieden en tegelijkertijd een signaalfunctie te kunnen zijn naar de Vlaamse en federale overheid van lokale besturen over wat er de volgende weken en maanden nodig is op dat vlak. Zodra die gelanceerd is, zullen we zeker nog de kans hebben om daarover verder van gedachten te wisselen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil een kleine nuance maken. U zegt dat er nooit een beslissing is genomen over bezoek in de woonzorgcentra. Ik zal u niet moeten herinneren aan het spektakel dat een of andere avond een drietal weken geleden heeft plaatsgevonden. Op 16 april – ik heb het even opgezocht – is op de Nationale Veiligheidsraad wel degelijk de beslissing genomen dat er per bewoner één bezoeker zou worden toegelaten. Na de Veiligheidsraad heeft minister-president Jambon zich uiteindelijk daarvan gedistantieerd. Minister Beke heeft toen gezegd dat er zou worden bekeken of dat wel uitvoerbaar was. Uiteindelijk heeft hij beslist om die beslissing te herroepen. Het zal een nuanceverschil geweest zijn in onze uiteenzetting. Maar er is daarover wel degelijk een formele beslissing geweest. En op dat moment hebben heel wat burgemeesters daarover hun onvrede geuit.
Ik wil graag twee voorbeelden die in de discussie aan bod gekomen zijn, gebruiken om te tonen wat mijn punt is. Ten eerste is er het voorbeeld van collega Vandeput rond essentiële verplaatsingen. Voor mij is dat iets waarover een lokaal bestuur op voorhand zou kunnen zeggen: ‘Lieve mensen, dit is niet interpreteerbaar. Verduidelijk dat, maak dat duidelijk. En vermijd zo een gigantische bron van discussies, waarbij politiemensen in de praktijk, op het veld onder druk komen te staan.’ Ten tweede is er de heropening van de scholen en de opvang. Uiteraard is dat een heel moeilijke oefening. Maar het zou toch interessant zijn geweest, indien, voordat die keuze – die op een bepaald moment moet worden genomen – werd gemaakt, de nuances in die keuze mee zouden zijn voorbereid door de lokale besturen. Want ik hoor nu toch heel wat vragen en problemen, vooral over de opvangcapaciteit. Als al het onderwijzend personeel opnieuw in de scholen staat, moet het lokale bestuur het maar weer oplossen, zodat alle mensen die intussen in de bedrijven en de winkels aan de slag zijn, hun kinderen kunnen afzetten aan de opvang, die op een veilige en goede manier wordt georganiseerd.
Minister, ik zal nooit diegene zijn die van deze gelegenheid wil gebruikmaken om te zeggen dat België of Vlaanderen een ‘failed state’ is. Er gebeuren ook zeer veel goede dingen. Er wordt gigantisch hard gewerkt, zowel door politici als door administraties, om ervoor te zorgen dat een aantal dingen goed verlopen. Maar er zijn ook pijnpunten. En die zullen we uiteraard blijven aankaarten, met de juiste nuance. Maar onze liefde voor en ons geloof in de lokale besturen, moet ook consequent zijn. Daarom doe ik de oproep om te garanderen dat de oefening die nu zal gebeuren, de juiste impact zal hebben. Uiteraard moet dat geen Spaanse herberg zijn en moeten al die mensen rond één tafel zitten. Dat heb ik ook duidelijk gezegd. Maar het zal toch wel echt structureel ingebed moeten zijn in de werkzaamheden van de Veiligheidsraad. Wat mij betreft mag het debat ook gaan over hoe we ervoor kunnen zorgen dat alle beleidsniveaus in dit land op een evenwichtige en goede manier vertegenwoordigd zijn in die Veiligheidsraad. Dat debat kunnen we zeker na deze crisis voeren.
Tot slot een oproep om misschien de handreiking ook te delen met de leden van deze commissie. Want ik denk dat het interessant is dat we er niet allemaal achter gaan zoeken of ernaar vragen. Het is misschien goed dat we die handreiking proactief ontvangen, om op die manier zelf onze rol als parlementslid te kunnen spelen, met de blik van de lokale besturen, die hier duidelijk door alle collega’s voldoende beleefd en ingebed is. Ik dank u.
De heer De Loor heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoorden, minister. Ik kom wel nog even terug op mijn vraag over de voorwaardelijke aard van die exitstrategie, omdat ik denk dat u daar niet op hebt geantwoord. Het zal dus afhangen van een voldoende aantal dalingen in besmettingen maar ook in ziekenhuisopnames. Ik denk dat het ook hier belangrijk is dat de lokale besturen maximaal worden betrokken, zodat ze voldoende flexibiliteit aan de dag kunnen leggen om die maatregelen uit te voeren en mee op te volgen.
Voor wat het heropenen van de scholen betreft heeft mijn fractieleider gisteren een voorstel gedaan om daar ook studenten lerarenopleiding bij te betrekken. Zo worden zij ook betrokken bij de opvang naast de lesuren, de preteaching. De lokale besturen krijgen dan ook een coördinerende rol, om ervoor te zorgen dat alles vlot verloopt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.