Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik zou u willen bevragen over het uitblijven van het stookoliefonds, een zaak die ons allemaal aanbelangt. Ook heel veel Vlamingen worden daardoor gevat. De kosten voor de sanering van een bodemverontreiniging die veroorzaakt werd door een lekkende stookolietank, overschrijden immers meestal de financiële draagkracht van de particuliere eigenaar. Bovendien wordt die schade meestal niet gedekt door de verzekering. In Vlaanderen zijn er zo’n 730.000 stookolietanks. Naar schatting zijn er problemen met zo’n 1 procent van de tanks, dus rond de 7000. Daarom werd er vanuit de verschillende gewesten werk gemaakt van een wettelijke regeling voor de oprichting van een fonds. Zo’n fonds heeft de bedoeling mensen financieel te ontzorgen in geval van een incident met een mazouttank dat aanleiding geeft tot bodemverontreiniging.
Op een schriftelijke vraag van mij antwoordde u mij op 14 februari jongstleden het volgende. “Hierbij is het aan de betrokken oliesector om zulk fonds op te richten dat voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. De oliesectorfederaties Informazout, de Belgische Petroleum Federatie en Brafco hebben de vzw Promaz opgericht. Promaz is gestart met de voorbereidingen om een erkenningsdossier als fonds voor de bodemsanering van gasolietanks in te dienen. De vzw moet het erkenningsdossier indienen bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie (IBC). Op vandaag is er nog geen erkenningsdossier ingediend. De IBC beschikt over een termijn van vier maanden om aan de vzw Promaz de erkenning te verlenen als ‘fonds voor de bodemsanering van gasolietanks voor verwarmingsdoeleinden’. Dit fonds treedt in werking op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad van het erkenningsbesluit. Vanaf die datum zal men zich pas effectief kunnen aanmelden bij het fonds.”
Om de getroffen eigenaars financieel te helpen bij de noodzakelijke sanering, keurde het Overlegcomité van de federale overheid en de gewesten eind 2018 een samenwerkingsakkoord goed rond de financiering van de sanering van stookolietanks. Een nog op te richten fonds moest dus de getroffen eigenaars helpen bij de financiering van de sanering. Het beheer van dat fonds werd toegewezen aan de vzw Promaz. Ik stel vast dat tot op de dag van vandaag dat fonds niet is opgericht. En dat is bijzonder jammer, omdat er nu kostbare tijd verloren gaat. Mensen die toch saneren, zijn onzeker over de terugbetaling van kosten. Mensen die wachten, krijgen in veel gevallen te maken met een grotere verontreinigingspluim. Zolang het fonds niet is opgericht, verliest iedereen. Actie is dus dringend vereist.
Ik heb daarbij de volgende vragen. Een door stookolie verontreinigde bodem heeft impact op de gezondheid en op de portemonnee van de burger. Het geld voor het fonds dat financieel moet ontzorgen, moet komen van de stookoliesector. De sector laat in De Tijd van 4 maart jongstleden weten dat hij voor zo’n fonds is, maar dat het fonds, zoals het nu voorligt, onbetaalbaar is. Weet u welke belemmeringen de oprichting van zo’n fonds tegenhouden? Wat kunt u doen om die belemmeringen weg te werken?
Blijkbaar was er vanuit de sector een voorstel om dat fonds te financieren. In De Tijd van 4 maart laat de sector optekenen dat de bevoegde ministers de sector terug naar de tekentafel stuurden. Wat is het probleem met het sectorvoorstel ter financiering van het fonds? Hoe kan dit worden opgelost?
Kunt u aangeven wanneer het fonds zal zijn opgericht en burgers bijgevolg hierop een beroep kunnen doen? Want, minister, ze rekenen hiervoor ook op u.
Minister Demir heeft het woord.
Nóg een probleemdossier, om het zo te zeggen. Het dossier gaat al heel lang mee, zo’n twintig jaar.
Pas als de vzw Promaz een effectieve erkenningsaanvraag heeft ingediend bij de IBC, kan de IBC een erkenning als stookoliefonds verlenen. Er is echter nog geen erkenningsaanvraag ingediend. Ik heb zelf nog samengezeten met de sector en het probleem aangekaart. De sector verwijst vooral naar de kostprijs van een dergelijk fonds en de onbetaalbaarheid ervan. De sector ziet zich ook geconfronteerd met een aantal onbekende parameters, want er is volgens hen weinig studiemateriaal over het aantal mogelijk te verwachten aanmeldingen. De vraag is dan hoe men dat zal bekostigen in zijn totaliteit, want het gaat hier toch over een bedrag van ongeveer 900 miljoen euro.
Ik zie twee mogelijkheden om die belemmeringen weg te werken. Ofwel moeten ze een nieuw voorstel opstellen en indienen, ofwel moeten ze een erkenningsdossier indienen dat een invulling geeft aan de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst. Er is in het verleden al veel studiewerk verricht. Er is inderdaad nog onduidelijkheid over het cijfermateriaal. Zij hebben zicht op die cijfers, want het gaat over hun markt van stookolietanks. Volgens hen zal het bedrag niet voldoende zijn voor de meldingen. Vooral dat is de grootste vrees. De vraag is dan: waar haal je dat geld? In het gesprek hebben ze de mogelijkheid aangegeven om iedereen die een stookolieketel heeft, een bijdrage van 5 euro te vragen aan het fonds, als een soort van solidariteitsmechanisme. In de uitfasering, waarvan ook sprake is in het regeerakkoord, zien zij echter verschillende onbekende factoren. Wat zal het ene met het andere te maken hebben? Daarom heeft men het dossier nog niet ingediend.
Ik heb hun gevraagd om daarin voortgang te maken. Het dossier zou deze week nog worden besproken op de raad van bestuur. Dit wordt dus vervolgd.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u hen gezien hebt en dat zij blijkbaar opnieuw zullen vergaderen. Maar de indicaties die ik hoor van de mensen die dat fonds moeten oprichten, van de sectorfederatie, van u en ook de zaken die ik daarover in De Tijd heb gelezen, stemmen me weinig hoopvol. De problemen die zij opwerpen, zie ik niet onmiddellijk opgelost worden. Er is geen zicht op de grootteorde, maar zij denken aan een grootteorde van 900 miljoen euro. Dan denk ik, wat is het nu? Waarschijnlijk denken zij daarbij aan een maximumgrens. Ik zie dit niet snel worden opgelost.
Ik vind wel dat zij hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen, want de sector heeft stookolie jarenlang voorgesteld alsof het de zuinigste, gezondste, efficiëntste en meest comfortabele manier van verwarmen zou zijn. Nu, dat zal misschien gedurende een korte tijd zo zijn geweest – dat wil ik in het midden laten –, maar als je zaken voorstelt en het achteraf helemaal niet blijkt te kloppen, moet je wel je verantwoordelijkheid nemen. Dat die tanks problematisch zijn, is geen nieuw gegeven. Dat is iets wat de sector al jaren weet en waar ze waarschijnlijk een tijdje over gezwegen hebben, omdat ze dachten dat het niet oplosbaar was. Maar nu is het gedaan met kakelen, nu moet de kip wel eieren leggen. Ik vind het vooral ook problematisch, omdat een aantal van uw voorgangers, onder andere mevrouw Schauvliege, maar ook Kris Peeters aan de overkant, relatief euforisch waren over het gegeven dat het fonds opgericht zou worden. Als het daar dan niet van komt, is dat wel bijzonder jammer.
Minister, ik zou u toch twee dingen willen vragen. Ten eerste om er bij hen op aan te dringen en misschien ook de vraag te stellen om wat straffer uit de hoek te komen. Kunt u hun een deadline opleggen? We kunnen immers niet blijven wachten. Ik stel ook vast dat de ombudsman zelf ook geconfronteerd is met heel wat klachten en dat hij ook oproept om daar wat sterker in te zijn of om daar wat de zweep op te leggen. Misschien is het ook een suggestie om eens samen te zitten met de verzekeringssector en na te gaan wat daar mogelijk is. Ik heb begrepen dat dit soort verontreiniging wel in een aantal polissen zit, maar in een aantal polissen niet. Misschien is daar iets mogelijk om een stukje van het probleem te helpen oplossen, maar ik blijf erbij dat de sector zijn verantwoordelijkheid in dezen niet kan ontlopen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik had één specifiek vraagje. Is de financiering dan sowieso een federale bevoegdheid?
Minister Demir heeft het woord.
De financiering is inderdaad federaal voorzien, maar in de gesprekken die ik had, werd aangegeven dat dat sowieso niet voldoende zou zijn.
Ik vind ook dat de sector in dezen een verantwoordelijkheid heeft. Mensen hebben al zolang een stookolieketel. Als er dan iets gebeurt, vind ik ook wel dat het fonds in werking moet treden. Het klopt dat men daar in het verleden zeer voluntaristisch over heeft gecommuniceerd. Wij krijgen heel veel mails, brieven en telefoons van mensen die zeggen dat ze een gigantische kost hebben en zich afvragen wie dat gaat betalen. Zij denken dat dat fonds al bestaat en dat ze daarvan geld gaan krijgen. Wij proberen heel correct te antwoorden dat dat er helemaal nog niet is. Het is heel vervelend dat er in het verleden de indruk gewekt is dat er een berg geld is waarop iedereen die een probleem heef, aanspraak kan maken. Mensen denken dat effectief. Vaak gaat dat ook echt over grote bedragen die mensen niet kunnen betalen.
Er is in het verleden ook met de verzekeringen gesproken. Niet alle verzekeringen willen dat doen. Dommige doen dat wel via een brandpolis, maar dan heb je ook een heel hoog plafond. Daar zit dan ook een moeilijkheid. Ik denk in dezen echt wel dat de sector zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Het probleem is dat ik op Vlaams niveau niet echt een stok achter de deur heb om die mannen met het mes op de keel, manu militari, dat dossier te laten indienen. Dat is bijna onmogelijk. Dus zij moeten dat doen, maar dat is al een getalm geweest van hier tot Tokyo. Dat is vooral heel vervelend voor de klanten die jaarlijks brandstof afnemen en die jaarlijks die factuur betalen, want vaak gaat het over mensen die al gedurende een heel lange periode zo’n stookolieketel hebben. En nu zegt men: ‘Ja, sorry.’ Ik vind dat gewoon niet kunnen en ik hoop nog altijd dat de sector zijn verantwoordelijkheid neemt en dat de sector zijn klanten niet in de steek laat.
De heer Danen heeft het woord.
Door te wachten zal het probleem niet kleiner worden. Integendeel, het wordt groter. Ik begrijp dus niet goed dat ze daar zo lang mee talmen. We weten al twintig jaar dat het er zit aan te komen. Nu kan het gebeuren: alle wettelijke belemmeringen zijn weggewerkt. Nu moeten ze echt wel over de brug komen. Er moet echt wel iets komen.
Minister, u zegt dat u hen niet het mes op de keel kunt zetten, maar ik zou u toch willen vragen om eens te onderzoeken of u toch geen instrumenten kunt inzetten om ergens een deadline op te leggen of om bepaalde zaken in de wetgeving in te schrijven, misschien in overleg met de collega’s van de andere gewesten en de federale overheid, zodat ze toch over de brug moeten komen. Het kan immers niet dat de sector zijn verantwoordelijkheid blijft ontlopen. Nogmaals, door te wachten wordt het probleem groter, niet kleiner, wordt het nog veel duurder. In sommige gevallen heeft het geen enkele zin om te wachten. Ik denk dat het moment is aangebroken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.