Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, recent kondigde u aan dat u met de drinkwatermaatschappijen rond de tafel zou gaan zitten om de verschillen tussen de tarieven voor drinkwater zo veel mogelijk weg te werken. De oorzaak van dat prijsverschil zit onder andere bij de acht verschillende drinkwatermaatschappijen die deels een ander beleid voeren. Bovendien heeft ook de gemeente waar men woont, wel degelijk een invloed op de waterfactuur.
Sinds 2005 is de factuur meer dan verdubbeld. Dat bleek twee jaar geleden uit een studie van de Universiteit Hasselt op vraag van Vlaamse Rioleringen (VLARIO). Opvallend: de drinkwaterprijs steeg maar met een kwart. De grootste stijgingen zaten bij de gemeentelijke saneringsbijdrage, omdat bij de reorganisatie van de sector in 2005 de gemeenten tijd nodig hadden om hun tarieven te bepalen, en daarnaast ook bij de zuivering. De prijs van een drinkwaterfactuur kan tot 140 euro verschillen, afhankelijk van de woonplaats en dit terwijl het om dezelfde dienstverlening gaat. Een grondige doorlichting van de drinkwaterfactuur is dus inderdaad wenselijk.
Maar er worden ook vragen gesteld. Zo klinkt het bij experts dat men de verschillende watermaatschappijen niet zomaar over één kam kan scheren. Sommige maatschappijen maken meer kosten om voldoende drinkwater te produceren. Andere zitten om historische redenen dan weer met een oude infrastructuur, waardoor dure renovaties zich opdringen.
Minister, welke maatregelen wilt u nemen om de drinkwatertarieven op elkaar af te stemmen? Wat is het standpunt van de drinkwatermaatschappijen zelf? Zal het wegwerken van de prijsverschillen ertoe leiden dat de laagste tarieven uiteindelijk zullen stijgen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, dank u voor de vraag. Ik denk dat het altijd nuttig is om eens een hoorzitting te organiseren met de verschillende drinkwatermaatschappijen. Dan zult u het volledige spectrum kunnen zien, want het is redelijk ingewikkeld. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de structuur zoals die vandaag in Vlaanderen bestaat.
De integrale waterfactuur bestaat uit een drinkwatercomponent en een gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringscomponent.
Een groot deel van de tarieven die de integrale waterfactuur bepalen, zijn uniform over Vlaanderen. Zo is er maar één tarief voor de bovengemeentelijke saneringscomponent en werd in 2019 in 80 procent van de gemeenten het decretaal vastgelegde maximumtarief voor de gemeentelijke saneringscomponent toegepast. Dit bedraagt 1,4 keer het tarief van de bovengemeentelijke bijdrage. De saneringscomponenten waren in 2019 samen goed voor 56 procent van een gemiddelde integrale waterfactuur. Er zijn ook de vaste vergoedingen en de sociale correcties.
De tarieven voor de berekening van de drinkwatercomponent variëren naargelang de watermaatschappij, die van de gemeentelijke saneringscomponent naargelang de rioolbeheerder. De verscheidenheid in tarieven tussen de verschillende watermaatschappijen en rioolbeheerders is het gevolg van de verschillen in kosten die onder meer het gevolg zijn van verschillende waterbronnen, een verschillende noodzaak aan investeringen en de verschillende kenmerken van de distributiegebieden.
De drinkwatertarieven zijn niet vrij, maar worden gereguleerd. Elke watermaatschappij heeft er een. De tariefreguleringsmethode zet de watermaatschappijen aan tot transparante, onderbouwde en voorspelbare tarieven. De economische toezichthouder houdt toezicht op de tarieven voor de gemeentelijke en bovengemeentelijke sanering.
Het drinkwatertarief komt voort uit het tariefpad van elke watermaatschappij dat vorige legislatuur werd vastgelegd in een tariefplan voor de periode 2017-2022. De tariefplannen werden voor consultatie voorgelegd, gereviseerd en door de vennoten en de WaterRegulator goedgekeurd. Het tariefpad is kostendekkend. De kosten zijn verschillend voor iedere watermaatschappij, waardoor ook de tariefpaden en de tarieven verschillend zijn. De bepalende kostencomponenten zijn voornamelijk de loonkost, de kosten voor het uitvoeren en financieren van de investeringen in de drinkwaterinfrastructuur en de kosten voor de inkoop en de productie van het drinkwater. Of een drinkwaterbedrijf zelf productiecapaciteit heeft dan wel vrijwel alles moet aankopen, maakt natuurlijk een groot verschil, net zoals het gemiddeld aantal aansluitingen per kilometer leiding.
Het uniformiseren van de tarieven van de integrale waterfactuur over Vlaanderen grijpt in de financiering van de waterketen en kan dus eigenlijk niet los worden bekeken van de organisatie van de drinkwater- en afvalwateroperatoren waarvan sprake in het regeerakkoord.
Deze oefening werd recent opgestart, waarbij zowel aan de watersector als aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) gevraagd werd om op korte termijn voorstellen aan te brengen en een plan van aanpak voor te stellen.
Wat is het standpunt van de drinkwatermaatschappijen? Ik moet eerlijk zeggen dat dat afhangt van met wie je rond de tafel zit – maar ik zal mij hier misschien toch maar houden aan het voorbereide antwoord. Bij dat plan van aanpak en de concretisering ervan zullen we ook de drinkwatermaatschappijen betrekken zodat ze ook hun inbreng kunnen doen en we tot een afgestemd eindresultaat kunnen komen.
Zal het wegwerken van de prijsverschillen ertoe leiden dat de laagste tarieven zullen stijgen? Als we willen komen naar een tarief dat even hoog – of beter: even laag – is in heel Vlaanderen, is het logisch dat we het geheel eens bekijken.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, het is een hele boterham. Maar ik stel vast dat we nog verwijderd zijn van de doelstelling die u hebt. Het staat eigenlijk nog in de kinderschoenen. Ik kan mij best voorstellen dat niet elke maatschappij staat te springen om die tarieven gelijk te stellen. U zegt dat we moeten ingrijpen in die organisatie. Dat is duidelijk.
Mijn bijkomende vraag sluit daarbij aan. Zoals gezegd, telt Vlaanderen acht drinkwatermaatschappijen. Minister, uw idee rond het gelijktrekken van die tarifering: is dat een voorbode om uiteindelijk te komen tot een fusie tussen die acht drinkwatermaatschappijen? Ik verwijs daarvoor naar het verhaal Fluvius, waarbij men Eandis en Infrax heeft laten bijeenvloeien tot één grote maatschappij. Minister, speelt u ook met dat idee?
Minister Demir heeft het woord.
Ik heb daar uiteraard mijn eigen mening over. Maar om op dit moment geen conflicten te veroorzaken, zal ik hierop een diplomatisch antwoord geven. Als je wilt komen tot één tarief voor heel Vlaanderen, heb je eigenlijk één organisatie nodig.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid en duidelijk antwoord. Ik stel vast dat dit nog in de kinderschoenen staat en dat we nog heel wat voor de boeg hebben.
Ik hoop alleen – en daar was u ook wel duidelijk in – dat het optrekken van die laagste tarieven niet te zwaar zal zijn voor de mensen die nu van dat tarief kunnen genieten. Het is inderdaad interessant om die hogere tarieven te laten zakken. Dat is voor alle consumenten goed. Maar ook met betrekking tot die watermaatschappijen die nu al een laag tarief hanteren, zie ik in de gemeenteraad heel veel dossiers van mensen die problemen hebben om hun factuur te betalen, zelfs met die laagste tarieven. We moeten daar in de toekomst oog voor hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.