Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Dochy heeft het woord.
Poly- en perfluoralkylstoffen (pfas) zijn door de mens gemaakte producten die van nature niet in het milieu voorkomen. Ze worden gebruikt in allerlei producten omdat ze water, vet en vuil afstoten. Door het gebruik van deze producten, door fabrieksemissies, incidenten en zelfs bij het blussen van branden, zijn pfas in het milieu terechtgekomen. Pfas breken niet af, kunnen zich makkelijk verspreiden in het milieu en kunnen ophopen in dieren, planten en het menselijk lichaam. Deze chemicaliën worden ook wel eens de ‘forever chemicaliën’ genoemd.
In een motie van het Europees Parlement is ook uitdrukkelijk geopperd om zo snel mogelijk werk te maken van het kaderen en verminderen van de stoffen – pfas – met een impact op het menselijk lichaam, met als doel tegen 2030 een vermindering te bereiken. De wetenschap is natuurlijk in ontwikkeling en er komen regelmatig nieuwe onderzoeksresultaten ter beschikking. Zo beoordeelt de Europese Voedselautoriteit op dit moment de risico’s van blootstelling aan een aantal pfas die in het voedsel kunnen zitten.
In de zomer van 2019 werd in Nederland op basis van het voorzorgsprincipe een strenge norm aangehouden voor substantiële hoeveelheden die zich in de grond kunnen bevinden. Dit zorgde voor heel wat opschudding bij baggeraars en grondverwerkers, die deze nieuwe opgelegde norm niet konden hanteren of respecteren. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu heeft ondertussen tijdelijke achtergrondwaarden afgeleid voor twee soorten pfas in de Nederlandse bodem: de perfluoroctaansulfonaten (pfos) en perfluoroctaanzuur (pfoa).
Voor de pfos adviseert het Rijksinstituut een tijdelijke achtergrondwaarde van 0,9 microgram per kilogram grond en voor pfoa 0,8 microgram per kilogram grond. Op basis van dit advies kan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat besluiten een nieuwe tijdelijke norm vast te stellen voor pfas in grond en bagger die haalbaar is voor de baggeraars en grondverwerkers. De nieuwe norm werd door de kamer vastgesteld op 0,8 microgram per kilogram voor pfas.
Er werd in België in 2018 een studie door de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) uitgevoerd naar de aanwezigheid van pfas in grondwater, bodem en waterbodem ter hoogte van risicoactiviteiten in Vlaanderen. Er komen enkele interessante aanbevelingen naar boven, maar vooral de noodzaak naar een verder, breder en groter onderzoek kwam naar boven.
Eind februari ging de film Dark Waters in België in première. Deze film vertelt het verhaal van Robert Bilott, die eind jaren 90 een juridische strijd aanspant tegen het chemiebedrijf DuPont. Aanleiding is een uit Parkersburg, West Virginia in Amerika, afkomstige landbouwer die ervan overtuigd is dat zijn vee sterft door lozingen van gif door de nabijgelegen fabriek van DuPont. De film riep reeds vragen op over de risico’s van pfas en andere chemische stoffen voor de gezondheid en het milieu in Nederland en over de vergelijkbaarheid van de situaties in de Verenigde Staten en Nederland.
Minister, wat is de gehanteerde norm voor pfas in Vlaanderen? Zijn er uitgebreide studies opgestart of wanneer zal een vervolgstudie worden geïnitieerd? Is er verder zicht op de evolutie? Kunnen realistische en haalbare normeringen worden opgesteld om wantoestanden zoals in Nederland te vermijden?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Dochy, in Vlaanderen werken we nu met toetsingswaarden die richtinggevend zijn. Voor pfos is dat 8 microgram per kilogram grond voor vrij gebruik als bodem en 70 microgram per kilogram grond voor bouwkundig bodemgebruik. Voor de andere pfas-verbindingen wordt een toetsing gevolgd, waarbij de som van de gemeten pfas wordt getoetst aan de norm voor pfos.
Zijn er uitgebreide studies opgestart of wanneer zal een vervolgstudie worden geïnitieerd? Wij werken momenteel aan een Vlaams pfas-actieplan met daarin acties omtrent pfas in het milieu.
Verschillende acties voorzien in een samenwerking tussen de betrokken agentschappen –de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en de OVAM – en het Departement Omgeving. De uitgewerkte acties omvatten alle aspecten van het Vlaamse milieubeleid. Zo zijn er acties inzake monitoring van het leefmilieu en biomonitoring, acties ten aanzien van de bodem en pfas-gerelateerde vervuiling, acties gericht op emissies in water, acties omtrent het garanderen van veilig drinkwater, acties gericht op specifieke vergunde inrichtingen, inclusief de controle ervan, en ook diverse acties om zicht te krijgen op de gezondheidseffecten en het beperken van humane blootstelling aan pfas. De OVAM begeleidt momenteel ook een meetcampagne voor het afleiden van achtergrondconcentraties van pfas in de bodem en een opdracht voor het afleiden van bodemsaneringsnormen voor pfos en pfoa in bodem en grondwater.
De wetenschappelijke kennis over pfas is volop in evolutie, ook internationaal. Bijvoorbeeld over toxicologie en over het gedrag van de stoffen in bodem en grondwater gebeurt er wereldwijd al veel onderzoek. Om betrouwbare en meer definitieve normen af te kunnen leiden, is die wetenschappelijke kennis wel nodig. Bij het afleiden van normen wordt rekening gehouden met de haalbaarheid. Op die manier worden problemen vermeden zoals die zich in Nederland hebben kunnen voordoen.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik heb inderdaad gezien dat de OVAM sinds een vijftal dagen de ontwerprichtlijn dienaangaande wat prominenter op de website heeft geplaatst. Dat is positief. Open communicatie is in dezen natuurlijk heel belangrijk.
Minister, u spreekt over een actieplan. Hebt u zicht op de timing waarbinnen dat zou kunnen worden gerealiseerd?
Minister Demir heeft het woord.
We hebben nog geen zicht op de timing. De adviseur zegt dat het over een zeer serieuze wetenschappelijke onderbouw moet gaan. We gaan nu dus nog niet zeggen tegen wanneer het zal zijn. Misschien hebben we daar binnenkort meer zicht op.
De heer Danen heeft het woord.
Dit is natuurlijk een belangrijke problematiek. In 2018, zoals de vraagsteller terecht zegt, heeft de OVAM een studie gedaan, waarin een aantal aanbevelingen zitten, onder andere om toetsingswaarden op te stellen. U hebt geantwoord dat die er ondertussen zijn. Ik neem aan dat die ook evolutief zijn, ook naargelang wat Europa daarover te zeggen heeft.
Er wordt ook aanbevolen om meer routinematig te gaan bepalen wat de waardes zijn en om ook naar de achtergrondwaardes te kijken. Ook daar hebt u op geantwoord, maar ik vind het toch belangrijk om te weten welke waardes van dit soort stoffen in onze omgeving aanwezig zijn. Zoals gezegd, zijn die persistent, bioaccumulatief en toxisch. Die drie dingen samen maken dat dit soort verbindingen niet afbreken. Dat is des te erger, omdat ze natuurlijk ook toxisch zijn. En het worden er alsmaar meer.
Ik heb in die studie ook gelezen dat men vooral een aantal risicoplaatsen heeft bemonsterd. Is men geneigd om een aantal vaste meetpunten te plaatsen op bepaalde plekken in Vlaanderen? Zoals gezegd, is het bioaccumulatief. En dus is het goed om daar een soort tendens van te weten.
Ik heb in de studie ook gemerkt dat vooral brandweeroefenplaatsen een belangrijke hotspot van vervuiling zijn. Allicht heeft men dat heel lang niet geweten. Nu weten we het wel. Zijn er specifieke maatregelen bedacht om ervoor te zorgen dat die brandweeroefenplaatsen minder toxisch worden? Vroeger waren veel brandweerkazernes dicht bij de stad of in de binnenstad gevestigd. Men heeft daar allicht veel geoefend. Ondertussen is er op die plekken allicht bebouwing en bewoning. Het zou toch bijzonder jammer zijn als we daar mensen laten wonen, kinderen laten spelen en mensen groenten laten telen, op plekken die eigenlijk zwaar vervuild, maar waarvan we het eigenlijk niet weten.
Minister Demir heeft het woord.
Ik kan wel meedelen dat er blijkbaar geen vaste meetmomenten zijn en dat de OVAM op dit moment de meetcampagne voor het afleiden van de achtergrondconcentraties in de bodem aan het begeleiden is. Wat de specifieke maatregelen betreft, kan ik nog niet antwoorden. Daar moet ik me voor informeren.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik ben blij dat er aandacht is voor deze problematiek en dat uit voorzorg de ontwerprichtlijn bij de OVAM reeds bestaat. Het is ook heel belangrijk dat u zaken baseert op een goede wetenschappelijke onderbouwing. Het is logisch dat er voldoende tijd wordt genomen om dit te doen. Ik neem aan dat u vanuit de administratie en uw kabinet het Europees verhaal goed opvolgt, want ook daar is er beweging omtrent deze problematiek. Dank in elk geval voor de opvolging van dit verhaal.
De vraag om uitleg is afgehandeld.