Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de centra voor verslavingszorg trekken aan de alarmbel. De middelen zouden immers al tien jaar niet worden geïndexeerd. Het perspectief op die indexatie, dat nog door de vorige regering werd beloofd, wordt niet waargemaakt, en tot slot is er de punctuele besparing van 1,3 procent.
Er is wel degelijk wat ruimte voor die sector, maar die ruimte – tenzij wij ons vergissen – gaat helemaal naar nieuwe instellingen die bedoeld zijn om blinde vlekken in Vlaanderen weg te nemen. Het is zeer nobel om die blinde vlekken weg te nemen – daarvoor vindt u zeker steun bij ons –, maar het betekent wel dat die extra middelen op geen enkele manier ervoor kunnen zorgen dat de basiszorg die de huidige bestaande centra al die jaren bieden, niet verder aftakelt. Tien jaar lang niet indexeren, en ook nog eens een besparing, zorgt voor een probleem met de goede werking van die centra.
Minister, beaamt u dat de goede werking in het gedrang dreigt te komen door het niet inlossen van de belofte om opnieuw te indexeren en bovendien nog eens een besparing te doen?
Is er in de meerjarenbegroting iets van extra middelen voorzien dat de bestaande instellingen voor verslavingszorg toch enige ademruimte kan geven?
Zo neen, bent u bereid op zoek te gaan naar beleidsruimte om simpelweg ervoor te zorgen dat de centra opnieuw dezelfde werkingsmiddelen hebben als voordien en zij geen bijzondere besparing moeten verteren?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de bewering dat de centra voor verslavingszorg al jaren geen indexering hebben gekregen, zoals het recent in de media is verschenen, moet worden genuanceerd. De subsidies voor de verslavingszorgcentra, die in het kader van de zesde staatshervorming een Vlaamse bevoegdheid werden, werden in het verleden steeds geïndexeerd voor de personeelskosten en een deel van de werkingskosten. Daarbij heeft Vlaanderen het financieringssysteem van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) overgenomen zonder wijzigingen. Deze conventies waren zo sinds 2015 een uitzondering ten opzichte van de andere Vlaamse sectoren, omdat daar de werkingsmiddelen niet geïndexeerd werden.
Het klopt dat voor de centra voor verslavingszorg, naar analogie met andere voorzieningen in de welzijns- en gezondheidssector, een lineaire besparing geldt van 1,3 procent. Eveneens naar analogie met andere voorzieningen binnen het beleidsdomein, zullen de indexeerbare werkingskosten van de verslavingszorgcentra vanaf 2020 niet worden geïndexeerd.
Ik begrijp de bezorgdheden die dit met zich meebrengt wat betreft het garanderen van een goede werking. We zijn daarover met de verslavingszorgcentra in gesprek om te bekijken hoe we hen kunnen ondersteunen in het realiseren van een effectieve en kwalitatieve werking. Dat heeft niet enkel te maken met de huidige besparingsmaatregelen. De verslavingszorgcentra krijgen een financiering via een revalidatieovereenkomst, nog opgesteld met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), die op verschillende vlakken niet overeenstemt met wat er vandaag vereist wordt van een kwalitatieve zorgverlening. Aanpassingen aan die overeenkomst zijn nodig en worden momenteel door de sector voorbereid. Die aanpassingen moeten zorgen voor een meer geïntegreerde en herstelgerichte verslavingszorg in Vlaanderen, onder andere door administratieve bepalingen te vereenvoudigen en meer flexibiliteit te creëren. Dit moet de centra bijvoorbeeld meer ruimte geven om ondersteuning te bieden aan de context van de zorggebruiker, om outreachend te werken waar nodig, om een goede continuïteit te bieden bij de overgang naar een andere zorgvorm, enzovoort.
De totale welzijnsbegroting zal de komende jaren stijgen met 2 miljard euro. Dit komt neer op 1,2 miljard euro boven op de middelen voor de indexering. Dit budget zal niet enkel worden ingezet voor nieuw beleid, maar er zal ook ruimte zijn om de bestaande initiatieven, waaronder die binnen de verslavingszorg, verder te ondersteunen.
Voor nieuwe initiatieven en uitbreiding in de geestelijke gezondheid zullen we de volgende jaren extra middelen voorzien. Hoe deze verdeeld zullen worden en specifiek voor welke sectoren, is nog niet uitgemaakt. Een versterking van de ambulante verslavingszorg is in elk geval voorzien in de beleidsnota en zal de lijn voortzetten van de uitbreidingen die in 2019 zijn gerealiseerd. Ik som ze even op: de uitbreiding van het medisch-sociaal opvangcentrum (MSOC) in Vlaams-Brabant voor 95.000 euro vanaf 1 september 2019, het drugsexpertiseteam in de Westhoek voor 168.000 euro vanaf 1 januari 2020, de ambulante antenne in de regio Ninove-Zottegem voor 168.000 euro, de ambulante antenne in de Rupelstreek voor 168.000 euro. Deze uitbreidingen werden voorzien in VIA5 (Vlaams intersectoraal akkoord). Daarnaast is er 1,5 miljoen euro voor de opstart van een nieuw residentieel verslavingszorgcentrum in de Kempen. Het centrum zou gefaseerd opstarten vanaf het najaar 2020.
Daarnaast stellen zich in deze sector ook noden op vlak van infrastructuur. We bekijken samen met het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) via welk systeem we bouw- of verbouwingsdossiers in de verslavingszorg financieel kunnen ondersteunen. En er zijn noden op vlak van digitalisering en het gebruik van een elektronisch medisch dossier. Ook dat gegeven zijn we momenteel in overleg met de sector aan het bestuderen. Voor een kwalitatieve zorgverlening en voor het toekomstig gebruik van BelRAI is een modern elektronisch patiëntendossier onontbeerlijk.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb twee heel concrete vragen. U zegt dat er wat aanpassingen gaan gebeuren aan het kader zelf, waardoor bijvoorbeeld meer outreachend gewerkt kan worden. Inhoudelijk lijkt mij dat interessant. Ik vroeg mij af of dat betekent dat de nieuwe afspraken ook een impact kunnen hebben op de financiering in beide richtingen, of staat dat los van die financiering?
En u zegt dat die extra middelen ervoor zorgen dat u de bestaande initiatieven verder zult ondersteunen. Bedoelt u met ‘verder ondersteunen’ hetzelfde blijven geven als ze nu krijgen, of bedoelt u opnieuw wat meer geven?
De heer De Reuse heeft het woord.
De verslavingsproblematiek, het drugsgebruik, en de daaraan gekoppelde criminaliteit: het moet aangepakt worden met een tweesporenbeleid. Enerzijds het repressieve voor de criminaliteit die ermee gepaard gaat, maar natuurlijk ook de preventie en de zorg voor de drugsgebruiker, en dat is inderdaad ook heel belangrijk. Heel wat steden en gemeenten rekenen daarvoor ook op u. Vooral steden worden daarmee heel veel geconfronteerd, en zij leunen nogal op die centra waar men de verslaafden opvangt en de nodige zorg geeft.
U brengt dan wel een nuance aan in verband met de indexering, maar het was niettemin een afspraak die gemaakt was bij de overname van de bevoegdheden. Als u terugkeert op die afspraken en u zich verbergt achter het parlement, denk ik niet dat dat een teken van vertrouwen is dat gewekt wordt bij de sector, als u inderdaad zegt dat u de subsidies met 1,3 procent vermindert. Dat is een beleidskeuze die u maakt, maar als u terugkomt op een gemaakte afspraak, lijkt me dat toch niet zo kies van u. Zeker daarom wil ik vragen om die mensen te geven wat is afgesproken. Zij hebben dat geld nodig en het wordt ook goed aangewend.
U kunt dat misschien samen met de minister van Justitie, Zuhal Demir, bekijken, want preventie en zorg hebben sowieso ook gevolgen voor haar beleid.
Minister Beke heeft het woord.
We zijn in overleg om na te gaan hoe we in de toekomst die extra middelen op de meest zinvolle manier kunnen inzetten, maar daar kan ik op dit moment niet op vooruitlopen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik begrijp dat u nog niet weet of u opnieuw meer middelen zult geven of niet.
Ik heb daar ideeën over, maar we hebben daar nog geen beslissing over genomen en zijn daarover nog in overleg.
Het is goed dat u overleg pleegt. Op zich is dat goed. U mag trouwens altijd uw ideeën delen zonder dat er al een beslissing is gevallen. Dat staat een minister helemaal vrij. U weet dat. Ik zou misschien uw ideeën kunnen ondersteunen, ook vanuit de oppositie. Ik zou dat zeker doen als het goede ideeën zijn.
Wat u regelmatig doet wanneer ik vraag naar de invulling van beleidsruimte of naar besparingen, is zeggen dat u in gesprek bent met de organisaties, maar eigenlijk krijg ik elke keer dat antwoord. Ik krijg nooit het resultaat van die gesprekken te horen wanneer ik een opvolgvraag stel. U bent telkens aan het spreken, maar er komt natuurlijk ook een moment van actie. Ik zal bij elke vraag waarin ik informeerde hoe het zit en waarop u antwoordde dat u in gesprek bent, om de zoveel tijd nog eens vragen of het gesprek uiteindelijk tot een conclusie heeft geleid. Op deze manier is het moeilijk, want u deelt niet mee wat uw inzichten zijn. U zegt alleen dat u in gesprek bent, maar ik weet niet waarover. Het zou interessant zijn indien er een werkelijke gedachtewisseling kan zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.