Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Op 1 januari 2021 treedt de nieuwe woningkwaliteitsnormering in werking. Vanuit de studentenhuisvestingssector komen er een aantal signalen dat er enkele regels zeer specifiek voor hen problematisch kunnen zijn. In Leuven zouden op basis van gegevens van de KU Leuven een kleine tweeduizend koten kunnen verdwijnen door twee elementen, en dat in een steeds krapper wordende huisvestingsmarkt.
Minister, ik wil graag een aantal situaties aan u voorleggen. Een eerste situatie betreft de kamers met hoogslapers, waarmee men 2 vierkante meter oppervlakte kan winnen, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat er een vaste trap moet zijn, terwijl die uitzondering rond de 2 vierkante meter net bedoeld was voor vrij kleine kamers, waar dus ook geen ruimte is om een vaste, schuine trap te plaatsen. Het lijkt een klein element, maar door de nieuwe aanpak voor inbreuken die tot onmiddellijke ongeschiktheid zou leiden, is de sanctie onverbiddelijk. Volgens de databank van de KU Leuven zou dit in maar liefst 1700 gevallen problematisch kunnen zijn. Het gaat voor alle duidelijkheid over comfortabele en veilige kamers, die op dit moment op de markt zijn en die bezocht worden door kandidaat-huurders die aangeven daar te willen wonen.
Daarnaast zal de eis dat er een wastafel op de kamer moet zijn, de zogenaamde kotmadam- of hospitaformule sterk bemoeilijken. Wederom gaat het vooral om het feit dat er niet meer met een aantal strafpunten wordt gewerkt, maar met een sanctie van ongeschiktheid of onbewoonbaarheid. De KU Leuven schat dat het voor hen rond de 300 woningen gaat, ondanks dat er een perfect functionerende gedeelde badkamer is. De kotmadamformule heeft nochtans vooral voordelen: het zorgt ervoor dat leegstaande kamers ingevuld worden en het maakt voor kandidaat-kopers de aankoop van een woning in de vaak dure studentensteden betaalbaarder. Ik vind het ook een sympathieke formule, die voor sommige ouders wellicht een ietwat vertrouwenwekkendere overgang lijkt naar de studententijd. Het moet gezegd dat het voornamelijk gaat over kamers die vaak ietwat goedkoper zijn. Het zou jammer zijn om deze voordelen te verliezen.
De vraag leeft meer algemeen dat de studentenhuisvesting, die toch een specifieke aanpak vergt – getuige ook de opname van een apart luik rond studentenhuisvesting in de nieuwe Vlaamse huurwetgeving –, te weinig betrokken is bij de opmaak van de technische verslagen en de huidige opmaak van het handboek bij die technische verslagen. De regelgeving rond de technische verslagen is al helemaal afgewerkt en men is al bezig het technisch handboek te finaliseren.
Minister, bent u zich bewust van de bovenstaande problemen?
Bent u ertoe bereid om met de studentenhuisvestingssector in gesprek te gaan en te vermijden dat goedbedoelde bepalingen in het Woningkwaliteitsbesluit en de bijhorende technische verslagen een negatief effect zouden hebben op het aanbod van studentenhuisvesting en bijgevolg ook op de betaalbaarheid ervan?
Zal de sector studentenhuisvesting nog betrokken kunnen worden bij de opmaak van het handboek bij de technische verslagen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Jans, ik dank u voor uw vraag. Vooraf wil ik zeggen dat ik geschrokken ben door de communicatie hieromtrent, zowel wat de inhoud betreft – want daar zitten enkele onjuistheden in waar ik straks op terugkom – als wat de timing betreft. Ik had uw communicatie daarover gezien, van zaterdag als ik me niet vergis. Maandag reageerde de KU Leuven dan zelf. Ik heb pas dinsdagnamiddag om 17 uur een brief gekregen met een vraag om overleg en een lijst van opmerkingen. Ik heb geantwoord dat ik de krant al had gelezen en dat het niet nodig was om dat op papier te zetten. De volgorde heeft mij dus verrast, al heb ik daar niet al te veel problemen mee.
Een tweede punt is de discussie over de kwaliteit en de vraag of er een invloed zal zijn op het aanbod. Die discussie loopt al zeer lang. Ik zal straks ook op een paar punten aangeven dat veel van wat er gevraagd wordt, al 20 jaar wordt gevraagd. Men kan echt niet zeggen dat op zowat 23 jaar geen mogelijkheid is geweest om zich aan te passen. Ik ben ook blij – en ik ben blij dat ook de schepen van Leuven dat wel degelijk heeft laten blijken en een zeer duidelijk signaal heeft gegeven – dat men er de voorkeur aan geeft om de zorg voor de kwaliteit absoluut niet uit het oog te verliezen. Dat is toch wel prioritair. En ik ben het daarmee eens, zeker als we weten wat er de laatste jaren is gebeurd, ook in de studentensteden trouwens. Ik denk aan de brand met een dodelijk slachtoffer een paar jaar geleden en de huisjesmelkerij van de vader en zoon Appeltans, die kamers met schimmel verhuurden. We gaan dat allemaal voor alle duidelijkheid niet toelaten. Wij blijven wel degelijk inzetten op kwaliteit.
In antwoord op uw vragen haal ik een aantal heel gedetailleerde punten aan. Zijn we ons bewust van de bovenstaande problematieken? De door u gesignaleerde punten zijn ons inderdaad bekend. De sector heeft ze tijdens het overleg met het agentschap Wonen-Vlaanderen aangehaald. We gaan er kort op in. Maar er is dus wel degelijk overleg geweest en de sector is wel degelijk betrokken geweest. Dat is dus al een eerste punt dat niet helemaal juist is.
Wat de verplichting betreft om een wastafel te voorzien in elke studentenkamer, wil ik er eerst en vooral op wijzen dat deze verplichting helemaal niet nieuw is. Ze bestaat al sinds de start van het Kamerdecreet in 1997. Er is dus al sinds 1997 een verplichting om een wastafel op de kamer te hebben. Als student huurde ik trouwens zelf een huis en in onderling akkoord verhuurde ik andere kamers in onderverhuur. Ik heb dus een klein beetje ervaring in het verhuren van koten als student. Wij moesten toen ook zorgen dat er een wastafel aanwezig was; dat was toen al het geval. Dat moest toen zelfs ook al met warm water zijn, als ik het mij goed herinner.
Men is dus in feite al meer dan twintig jaar verplicht om hieraan te voldoen. Het klopt wel dat de woningcontroleur op heden slechts negen strafpunten toekent als er geen wastafel aanwezig is. Dat betekent dat het ontbreken ervan op zich niet tot een ongeschiktheidsverklaring leidt, want de grens voor ongeschiktheid is vijftien punten. Vanaf 1 januari 2021 zal dat volgens de nieuwe beoordelingsmethodiek wel het geval zijn. Het ontbreken van een wastafel op de kamer zal dan immers een gebrek van categorie II zijn en één gebrek van categorie II volstaat voor een ongeschiktverklaring. Maar om nu te komen zeggen dat men niet de tijd heeft gehad om dat aan te passen, terwijl het eigenlijk al verplicht is sinds 1997, dat lijkt mij er ver over.
Dit komt voort uit de principiële keuzes die aan de basis liggen van de optimalisaties in de regelgeving en die gestoeld zijn op een grondige wetenschappelijke evaluatie. Het eerste punt is een principiële keuze die we hebben gemaakt bij die regelgeving en de kwaliteitsevaluatie. Eerst en vooral is er de gelijkschakeling van de administratieve en strafrechtelijke procedure. Dat vind ik persoonlijk heel belangrijk. Het is op heden wel een misdrijf om een kamer te verhuren zonder wastafel, want de strafbaarstelling start vanaf één strafpunt. Het is op dit moment dus al strafbaar gesteld. Tegelijk ligt het aantal strafpunten voor dit gebrek – negen punten – te laag voor een ongeschiktverklaring. Je hebt hier dus eigenlijk een vrij vreemde situatie, waarbij de administratieve regelgeving soepeler is dan de strafrechtelijke regelgeving. Dat wil zeggen dat verhuurders van kamers zonder wastafel nu en de voorbije jaren wel strafrechtelijk kunnen worden gevolgd, terwijl de kamers niet ongeschikt kunnen worden verklaard, tenzij er nog een paar andere kleine gebreken zijn. We richten ons hier nu enkel op het ontbreken van een wastafel, maar als dat in combinatie is met andere zaken, is een ongeschiktverklaring wel mogelijk.
Die onwenselijke en onduidelijke situatie wordt nu rechtgezet, met respect voor het standstillbeginsel, dat bepaalt dat het bestaand beschermingsniveau niet op onredelijke wijze mag worden aangetast. Gelet op het feit dat deze vereiste al sinds 1997 bestaat en men dus meer dan twintig jaar de tijd heeft gehad om zich ernaar te conformeren en het bijgevolg behoort tot het basiscomfort van de student, is ervoor gekozen om het ontbreken van een wastafel als een gebrek van categorie II te beschouwen. Puur persoonlijk vind ik ook dat een wastafel op de kamer een minimum is. Of het koud of warm water moet zijn, daarover kunnen we discussiëren, maar een wastafel lijkt mij wel het minimum.
De ongeschiktverklaring mag niet langer afhankelijk zijn van de toevallige samenloop van een ernstig gebrek met enkele kleinere gebreken. Gebreken die ernstig zijn moeten ook op zich tot een ongeschiktverklaring kunnen leiden.
Er moet ook voldoende nuancering in de quotering zitten. De afwezigheid van een wastafel op de kamer wordt alleen beschouwd als een gebrek van categorie II, als er in de kamer ook geen gootsteen aanwezig is. Er is dus wel nog nuance mogelijk bij de kwalificatie. Het ontbreken van warm water is dan weer slechts een gebrek van categorie I. Dat kan dus op zich niet leiden tot een ongeschiktverklaring.
Het tweede punt dat u aanhaalt, is de beoordeling van een hoogslaper. In de regelgeving is een afwijking voorzien op de oppervlaktenorm van 12 vierkante meter voor kamers die uitgerust zijn met een hoogslaper. Deze afwijking bestaat al jaren. De nieuwe technische verslagen wijzigen hier niets aan, maar in functie van de opmaak van een nieuw handboek bij die technische verslagen wil het agentschap de richtlijnen voor de beoordeling van hoogslapers verder verfijnen. Dat handboek is nog in opmaak en het agentschap houdt bij het uitwerken ervan rekening met de signalen van op het terrein, maar het is wel duidelijk dat de toegang tot dergelijke hoogslaper veilig moet zijn. Dat kan door een veilige trap te voorzien, maar vaak kan een stevige leuning ook volstaan. We vragen hier dus vanaf 2021, net zoals nu, enkel het minimum, namelijk dat het veilig is. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet over een meubel met onderaan een bureau en bovenaan een bed. Het gaat echt over een soort mezzanine, een hoogslaper, en daar moet een veilige toegang toe zijn, bijvoorbeeld een vaste ladder met een stevige leuning. Voor mensen die slaapwandelen is dat trouwens heel nuttig.
Zijn we bereid om met de sector in gesprek te gaan? De studentensteden Gent, Leuven en Antwerpen zijn van bij de aanvang ervan bij dit dossier betrokken geweest. Vandaar ook de reactie van de schepen uit Leuven, die wel degelijk de klemtoon legt op de kwaliteit. Het is natuurlijk haar bevoegdheid en ik kan het enkel maar onderstrepen. Ze zijn uitgenodigd voor de focusgroepen bij het wetenschappelijk onderzoek van het Steunpunt Wonen, dat aan de basis ligt van deze wijzigingen, en ze zitten reeds in de contactgroep voor het uitwerken van het nieuw technisch handboek. Met die contactgroep is er intens overleg over de opmaak van dat technisch handboek. We gaan ervan uit dat zij de bekommernissen over studentenhuisvesting inbrengen.
Op 12 februari 2020 is er een overlegplatform studentenhuisvesting doorgegaan over de nieuwe technische verslagen. Ook langs die weg heeft de sector zijn opmerkingen kunnen doorgeven. Het agentschap zal de aangebrachte punten nader onderzoeken en na een positieve evaluatie in het technisch handboek verwerken.
Het nieuwe systeem is nu aangepast, maar we weten dat instellingen die aan studentenhuisvesting doen, zich wel degelijk richten op het systeem voor het toekennen van strafpunten bij de bouw van die nieuwe huisvesting. Ik geef een voorbeeld. Iemand die nieuwe studentenhuisvesting wil bouwen, weet dat je voor het ontbreken van warm water drie strafpunten krijgt. Dat is niet genoeg voor een ongeschiktverklaring, maar toch doet men een verbouwing of nieuwbouw zonder warm water, omdat men ervan uitgaat dat men maar drie strafpunten krijgt. Als men zich daar op die manier op gaat richten, is dat natuurlijk een moeilijk gegeven. Wij willen woonkwaliteit prioriteit geven en willen dat eigenaars en verhuurders ook zorgen voor de woonkwaliteit bij een verbouwing of nieuwbouw. Maar als zij het zo aanpakken, kunnen wij niet anders dan het evaluatiesysteem bijsturen, zodat zij verplicht zijn om bij nieuwbouw of verbouwing te zorgen voor de juiste woonkwaliteit.
Het zal altijd een beetje een discussie zijn en dat geldt trouwens niet enkel voor studentenhuisvesting. Het geldt ook voor de privémarkt. Er is nu nieuwe regelgeving over isolatie, omdat we stap voor stap proberen om de woonkwaliteit op te krikken. Telkens krijgen we dan het verwijt dat er heel veel woningen niet meer verhuurd zullen kunnen worden. 23 jaar voor een lavabo, meer tijd kan je toch niet geven om te voldoen aan woonkwaliteit? Achteraf zeggen dat er een tekort zal zijn, lijkt me niet helemaal terecht. Veiligheid voor hoogslapers, dat lijkt me toch logisch. Er is voldoende nuancering in die regelgeving en de evaluatie voor een quotering. Veiligheid lijkt me het minimum dat we kunnen vragen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik heb nog een aantal bijkomende vragen, eerst en vooral wat de communicatie betreft. De agenda van onze commissie wordt een heel aantal dagen voor de commissie bekendgemaakt. Onze vragen staan daarop geagendeerd. En wanneer ik vragen krijg over de vragen die ik hier aan u stel, in dit publieke debat, dan geef ik daar ook altijd toelichting bij. Dat lijkt mij logisch.
Uw antwoord in verband met de lavabo op de kamer verbaast mij wat. U bent bijzonder duidelijk. De wetgeving is mij vanzelfsprekend helemaal bekend. Het ontbreken van een lavabo op de kamer leidt nu tot een aantal strafpunten. In de nieuwe woningkwaliteitsnormering zal dat leiden tot de ongeschiktheid van die kamer. Zeer specifiek verwijs ik naar de hospitaformule in de studentenstad Gent of naar de kotmadamformule in de studentenstad Leuven, waarbij je respectievelijk één en tussen een en drie kamers kunt verhuren. Het gaat om kamers, zeer kleinschalig, die aan zeer strenge regels zijn onderworpen. Mensen in een grotere woning krijgen, wanneer ze een gemeenschappelijke badkamer hebben en één of meer kamers op overschot, de kans om die als kotmadam te verhuren aan studenten. Wanneer u voet bij stuk houdt en zegt: ‘Wat zegt u nu? U wilt terug naar de middeleeuwen. U wilt die lavabo weg’, dan verdwijnt de kotmadamformule.
Op dit moment zijn de voorwaarden zeer strikt. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de hospitaformule in Gent. Elk jaar opnieuw gaan heel wat studenten die kamers bekijken, met hun ouders of alleen. Zij kiezen bewust voor die kamer, in die hospitaformule, in die kotmadamformule. Het gaat over honderden kamers en vaak gaat het ook over kamers – en dat is mijn hoofdbekommernis in dit verhaal – die een tikkeltje goedkoper zijn dan de rest, die betaalbaarder zijn dan de rest. Ik zou het vreemd vinden dat die zouden verdwijnen, want stad Gent promoot actief de hospitaformule en de stad Leuven promoot actief het kotmadamverhaal. Waarom doen zij dat? Omdat die koten, die specifieke studentenkamers, onderhevig zijn aan alle regels die in de Wooncode voorzien zijn. Er zijn degelijke contacten, er is veiligheid en comfort. Het zou toch vreemd zijn om nu te zeggen dat die lavabo op de kamer tot ongeschiktheid zou leiden. En natuurlijk moet die er wel zijn in nieuwbouw, daarover wil ik heel duidelijk zijn.
Minister, hoe kunnen we deze regel combineren met het laten voortbestaan van de kotmadamformule en de hospitaformule, die nu tot ieders tevredenheid bestaat en die op die krappe markt tot een oplossing leidt?
In het hoogslaperverhaal was er tot nu toe op dezelfde manier een oplossing met de strafpunten. U zegt dat het ook een fikse leuning mag zijn. Ik lees in het technisch handboek dat het inderdaad een vast deel moet zijn van de woonentiteit. Een ladder naar de hoogslaper is niet voldoende. Het moet een vaste trap zijn, met een helling van 45 graden als richtnorm. Dan denk ik dat die kamers ook van de markt zullen verdwijnen. Het gaat hier over 1700 kamers, enkel en alleen in Leuven.
Minister, tot slot heb ik een bijkomende vraag over het overleg waarnaar u verwijst. Het is net op die vergadering van 12 februari 2020 dat de huisvestingsdiensten van de universiteiten tot de vaststelling kwamen dat de regelgeving rond de nieuwe technische verslagen al helemaal afgewerkt was en dat men al bezig is met het finaliseren van het technisch handboek. Ik verwijs naar een schrijven dat aan u is gericht, vanuit de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Zij willen samen in overleg gaan en ik ondersteun hun vraag.
En dan hebben we het nog niet gehad over de kleinere zaken. Zo zien we problemen bij de plafondhoogte. Nu kom je soms tot situaties waarbij de mensen de laminaat van de grond trekken, de vloerisolatie eruit halen en de kamer zo 3 centimeter hoger maken, maar minder kwalitatief aanbieden.
Minister, een open overleg met de studentenhuisvesting kan volgens mij tot oplossingen leiden. U vindt in ons – dat spreekt voor zich – een bondgenoot, als het aankomt op veiligheid en comfort. Maar als de kotmadamformule en de hospitaformule moeten verdwijnen, dan denk ik dat er niet alleen veel goedkopere en gegeerde kamers van de markt zullen verdwijnen, maar ook dat de resterende kamers duurder zullen worden. En dat zou ik een bijzonder jammer gevolg vinden. Want veiligheid en comfort gaan er dan niet op vooruit en er verdwijnt tegelijkertijd een segment dat heel erg typisch is voor onze Vlaamse studentensteden.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, uiteraard moet de woonkwaliteit worden gegarandeerd, want dat is heel belangrijk. Het is goed dat er steeds meer aandacht naartoe gaat. Het is goed dat er veel overleg is gebeurd. Dat is belangrijk en dat kan in de toekomst altijd worden geïntensifieerd.
U zegt ook dat de regelgeving die we maken, belangrijk is, ook voor nieuwbouw, omdat daar rekening mee wordt gehouden. Het is een goede zaak dat de regelgeving daarvoor heel streng is. Het is belangrijk dat er rekening wordt gehouden met heel wat koten die ouder zijn en natuurlijk niet volgens de regelgeving zijn gebouwd.
De aanwezigheid van een lavabo is heel belangrijk. Ik werd gecontacteerd door mensen die kleine studio's verhuren in Leuven, studio's van een bepaalde grootte die perfect in orde zijn, maar waarvan de badkamer enkele centimeters te laag is. De badkamer is volwaardig – het gaat dus niet over een lavabo –, maar is enkele centimeters te laag. Ik spreek over een hoogte van 2,15 meter, wat toch een mooie hoogte is. Volgens de regelgeving inzake nieuwbouw moet dat blijkbaar 2,20 meter zijn. Omdat de badkamer niet hoog genoeg is, krijgen die mensen onmiddellijk vijftien strafpunten, niet negen, maar vijftien. Dat is enkel en alleen op basis van de manier waarop die woning of koten zijn gebouwd. Het verdict: ongeschikt, kan niet meer worden verhuurd.
Minister, voldoende nuancering in de quotering is belangrijk. Dat hebt u daarnet ook letterlijk gezegd. Net als u ga ik af op de berichten die ik via de media verneem. Daar lees ik dat de heer Clonen van de huisvestingsdienst van de KU Leuven zelf zegt dat de nieuwe woonnormen niet het probleem zijn. Het is goed dat die er zijn om de kwaliteit te verbeteren en te garanderen, maar blijkbaar heeft hij het over de manier van quoteren. Als u daarnet zegt dat voldoende nuancering in de quotering belangrijk is, dan heb ik de indruk dat er een discrepantie is met wat de heer Clonen van de huisvestingsdienst zelf ervaart.
Het puntensysteem, met het punt dat ik daarnet heb aangehaald, moet toch wel worden herbekeken. Het is belangrijk om de veiligheid en de woonkwaliteit te garanderen, maar een evaluatie en verbetering zijn nodig.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
De collega's halen hier goede punten aan. Zelf wil ik toch nog benadrukken dat we positieve zaken zien in die nieuwe regelgeving en dat de woonkwaliteit van studentenkamers naar omhoog moet. Het is goed dat daarvoor initiatieven worden genomen. Het is niet onbelangrijk om dat verhaal positief genoeg te houden.
Minister, dat wil natuurlijk zeggen dat u absoluut de dialoog moet aangaan met de lokale besturen en met de sector van de studentenhuisvesting. Er zijn vele bezorgdheden op het terrein. Neem die alsjeblieft mee in de verdere uitwerking van het wetgevend initiatief.
Daarnaast is het van vitaal belang dat er genoeg tijd is om de vastgestelde gebreken die er nu zijn en die tot ongeschiktheid of onbewoonbaarheid zouden leiden, weg te werken. Op die manier kan de kwaliteit stijgen en hoeft het aanbod niet te slinken. Voor de schrik om een tekort te hebben, moeten we wel degelijk begrip hebben. Vandaar mijn oproep aan u om overleg te blijven hebben en de sector van de studentenhuisvesting en de lokale besturen nauw te blijven betrekken, zodat die twee vitale spelers echt mee zijn in het verhaal.
Mevrouw Jans had het over de schrik dat de kotmadam- en hospitaformule zou verdwijnen. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn van de nieuwe wetgeving. Als ik het goed begrijp, gaat het bij de kotmadam- en hospitaformule om een tijdelijke vergunning. Kunt u daarvoor geen aparte maatregel nemen, bijvoorbeeld op vraag van lokale besturen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik dank u voor uw opmerkingen. Eerst en vooral wil ik zeggen: het overleg loopt. U vraagt om inspraak en ik heb al duidelijk aangegeven dat de belanghebbenden erbij betrokken worden.
Mevrouw De Vroe, u spreekt in uw voorbeeld van een studio. Dat is een zelfstandige woning en valt hier niet onder, maar onder een andere regelgeving, ook al wordt ze gehuurd door een student. Daar is niets aan veranderd. Hier gaat het over de quotering van kamerverhuur. De toepasselijke regelgeving wordt bepaald door de kenmerken van de woning zelf en is niet afhankelijk van wie ze bewoont. Die fout mag u niet maken.
Mevrouw Moerenhout, u zei het ook al, het gaat niet om nieuwe regelgeving. De regels bestaan al. De vereisten, zoals de strafbaarstelling in verband met de wastafel, zijn al sinds 1997 ongewijzigd. Er zijn al heel veel mensen die zich sindsdien wel aan de regels geconformeerd hebben en die wel de aanpassingen gedaan hebben, ook in kotmadam- of hospitaformules. Nu zouden die plotseling benadeeld worden, omdat anderen zich in 23 jaar tijd nog niet aan de regels hebben aangepast. Sta mij toe om dat onrechtvaardig en oneerlijk te vinden. Ik ben het helemaal eens met de mensen die de kotmadam- of hospitaformule sympathiek vinden, maar dat betekent niet dat ze niet hoeven te voldoen aan de regelgeving.
Het technisch handboek is nog in opmaak. De opmerking over de hoogslaper werd gemaakt. We zijn daar nu nog mee bezig en het overleg loopt nog. De hoogslaper is al een uitzondering op de oppervlaktenorm. Het is al een afwijking die wordt toegestaan, volgens mij zeer terecht.
U geeft het voorbeeld in verband met de vloeren – dat heb ik in het advies van de VLHORA en de VLIR ook gelezen –, waarbij muren moeten worden uitgebroken en plinten moeten worden afgebroken om die minimale hoogte te bereiken. Welnu, dat is nu eenmaal de regelgeving. Dat vind ik op zich niet zo problematisch, zolang de woonkwaliteit wel gewaarborgd blijft. Dat is onze voornaamste opmerking. Als een vloer moet worden uitgebroken om de noodzakelijke hoogte te kunnen hebben, dan is dat zo. Die hoogte werd niet zonder reden vastgelegd, want ze zorgt voor meer brandveiligheid en dergelijke meer. De brandweer geeft daarin advies. Wie gaat hier pleiten om de brandveiligheid niet te verzekeren? Ik zou het graag horen, maar daar doe ik niet aan mee. Wij denken dat het wel belangrijk is om dat wel te doen.
Inzake die oppervlaktenorm hebben we ook de opmerking gekregen dat er muren moeten worden uitgebroken. Is dat dan zo’n probleem, als dat gebeurt om te voldoen aan de oppervlaktenorm? Verhuurders ontvangen daar ook een vergoeding voor. Dat is trouwens ook het geval voor die kotmadamformule, mevrouw Jans, voor het plaatsen van een wastafel. Dan is het niet onlogisch dat we vragen om aan de minimumkwaliteitsnormen te voldoen. Op 23 jaar heeft men toch wel de tijd gehad om een deel van de ontvangsten te gebruiken om aan de normen te voldoen. Ik ben het dus niet met die opmerkingen eens en dat ligt voornamelijk aan het feit dat wij die woningkwaliteit en die veiligheid vooropstellen en willen garanderen voor studenten.
Er is gezegd dat het vooral om de goedkoopste kamers gaat. De regelgeving die we opleggen met betrekking tot woningkwaliteit in het algemeen, niet alleen voor studentenkamers, is in de eerste plaats in het voordeel van de meest kwetsbare huurders. Het is in het onderste segment, het segment van de goedkoopste kamers, dat zich de grootste problemen voordoen, niet alleen bij studentekamers, maar evengoed op de privéhuurmarkt. Het is net voor hen dat we het doen. Voor anderen, die zich wat meer kunnen permitteren, zal het geen probleem zijn om een kamer met een wastafel met warmwateraansluiting te betalen. Die zullen dat wel kunnen. Maar als we willen dat het onderste segment van de huurmarkt, ook in de studentenkamers, zich dat ook kunnen permitteren, zullen we dat moeten opleggen via de regelgeving, want het is net voor hen dat we dit doen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik hoor dat het overleg lopende is. Ik wil, zoals verschillende van mijn collega’s, vragen om dat te intensifiëren. Die concrete vraag ligt voor en ik denk dat het zeer zinvol zou zijn om dat te doen.
Wat u zegt over de woningkwaliteit, daar wil ik heel duidelijk over zijn, want dat spreekt voor zich: het is ontzettend belangrijk om ervoor te zorgen dat woningkwaliteit goed gemeten wordt, goed gecontroleerd wordt en dat er consequent gesanctioneerd wordt. Op comfort en veiligheid willen wij niet inboeten.
Wat hier concreet voorligt, is een typische Vlaamse studentenstadsituatie waarbij we – ik vind dat een geweldig leuke, sympathieke oplossing – zoeken naar de benutting van al die plekken in een stad. Er zijn de hospita- en kotmadamformules, waarbij mensen met een te groot huis, als de kinderen uit huis zijn, één of een aantal kamers verhuren. Dat is qua comfort en veiligheid in orde, maar er staat op die kamers soms geen lavabo, omdat er een gemeenschappelijke badkamer is. Dat staat allemaal in de voorwaarden van de stad Gent en van de stad Leuven.
Als we woningkwaliteit gaan controleren, is dat om ervoor te zorgen dat iedereen op een fatsoenlijke manier aan een woning kan raken. Daarom vind ik dat van die lavaboregel zo jammer. Een hoogslaper is in aantal eigenlijk een groter probleem, want het gaat over bijna tweeduizend kamers. De hospita-kotmadamformule laat geen uitzondering toe voor enkel en alleen die gevallen die we kennen, want we kennen die woningen in Leuven en in Gent. Als ze aan alle voorwaarden voldeden inzake comfort en veiligheid en er een juridisch fatsoenlijk contract is, dan konden we toelaten dat er geen lavabo is. Dat was het handige met de huidige wetgeving, ook al waren er juridische tekortkomingen, zoals u duidelijk hebt aangehaald. Men kon een aantal strafpunten toekennen, maar in de toekomstige wetgeving is dat niet meer met zes of negen strafpunten; dan is het gewoon: categorie II, ongeschikt.
Zo verdwijnen er kamers van de markt. De kotmadamformule wordt zo onmogelijk en dat vind ik een ontzettend jammer gevolg van een goedbedoelde intentie om de woningkwaliteit te meten. Als een van de punten om de studentenkamers beter te reguleren als gevolg heeft dat de kotmadamformule morgen kan inpakken in Leuven, vind ik dat bijzonder jammer.
Vandaar opnieuw mijn pleidooi: kijk naar de mogelijke oplossingen. De studentenhuisvestingsdiensten van de betrokken steden beschikken over ontzettend veel informatie. Ze willen ook meedenken. Minister, laat dat overleg intensief doorlopen om ervoor te zorgen dat de hospita- en kotmadamformule blijven bestaan in onze studentensteden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.