Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in de vorige legislatuur is er hard gewerkt aan een resolutie over de waterproblematiek. Er is ook een verenigde commissie geweest over deze problematiek. Er is dus al heel wat aan gewerkt en er is al heel wat gebeurd, maar de klimaatverandering doet de risico's op wateroverlast toenemen. We hebben het recent nog mogen meemaken met de hevige regenval.
De investeringen van het afgelopen decennium hebben in ieder geval hun nut al meermaals bewezen, maar we kunnen met z'n allen vaststellen dat er nog heel wat werk aan de winkel is.
Preventie is een belangrijke pijler bij de beheersing van de wateroverlastproblematiek. Inzake preventie zijn er al belangrijke stappen gezet. Maar het is cruciaal om water voldoende ruimte te geven. De lokale besturen zijn natuurlijk een heel belangrijke partner in de strijd tegen de problematiek van wateroverlast.
In de rioleringen zijn er grote investeringen nodig: voor een verhoging van de rioleringsgraad, maar ook voor het onderhoud. In Vlaanderen ligt er 40.000 kilometer riolering. Het beheer en onderhoud is niet altijd evident. Vaak is het te laat en ontstaat er een nieuw zinkgat in de weg.
In de vorige regeerperiode keurde het parlement een motie goed waarin wordt gevraagd dat de saneringsbijdragen die geïnd worden via de waterfactuur en de middelen die de Vlaamse overheid toewijst voor sanering, effectief worden gebruikt voor de taken rond afvalwater. Dat is niet steeds het geval. Vandaag duurt het vaak ook nog te lang om nodige werken te starten en kennen we lange doorlooptijden.
Minister, op welke manier wordt natuur gebruikt om wateroverlast in Vlaanderen tegen te gaan?
Op welke manier worden burgers en besturen gesensibiliseerd rond het aangepast beheer van tuinen, bermen, parken en openbaar groen?
Waterrobuust bouwen of verbouwen is een van de belangrijkste en meest effectieve maatregelen om bij overstroming schade aan gebouwen te voorkomen en te beperken. Hoe staat u ten aanzien van het waterrobuust bouwen? Hoe evalueert u het NAV-project (Netwerk Architecten Vlaanderen) ‘Consulent Waterbewust bouwen’?
Hoe evalueert u de werking van het Rubiconfonds?
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van het Actieplan Droogte en Wateroverlast 2019-2021? Op welke manier worden hierbij natuuroplossingen ingezet?
Een hemelwaterplan is heel belangrijk. Het kan de potentiële problemen in kaart brengen en een langetermijnvisie uitwerken om de leefomgeving in harmonie te brengen met water. Plant u bijkomende maatregelen om lokale besturen en de rioolbeheerders nog meer aan te moedigen om hiervan werk te maken?
Op welke manier zorgt u ervoor dat al de middelen die geïnd worden via de saneringsbijdragen toekomstgericht effectief zullen worden gebruikt om de rioleringsdoelstellingen te realiseren?
Hoe wilt u het onderhoud en inspectie van de rioleringen in Vlaanderen optimaliseren om bijvoorbeeld zinkgaten toekomstgericht te vermijden?
Minister Demir heeft het woord.
Open ruimte en zeker ook natuur- en bosgebieden zijn zeer belangrijk in het voorkomen van overstromingsschade, in eerste instantie voor het bufferen en de infiltratie van hemelwater zodat piekdebieten afwaarts maximaal worden voorkomen. Ook de vrijwaring van natuurlijke valleigebieden waarbij deze ingeschakeld worden voor de natuurlijke berging van overstromingswater is belangrijk. Door een natuurgericht beheer van waterlopen kan dit fenomeen worden versterkt. In het regeerakkoord is de verdere uitbouw van groenblauwe netwerken voorzien om ook in andere stroomgebieden dergelijke aanpak op kleinere of grotere schaal vorm te geven.
Op welke manier worden burgers en besturen gesensibiliseerd? Er wordt heel wat informatie uitgewerkt in brochures. Een van de meest succesvolle publicaties is de Waterwegwijzer bouwen en verbouwen.
Ook in het kader van de verdere uitrol van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen zal de nodige aandacht worden besteed aan de sensibilisering rond groenblauwe netwerken en een breder ruimtelijk en biodiversiteitsbeleid.
Ik heb aan de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) gevraagd een klimaatadaptatietool in cocreatie uit te werken om zo nog meer informatie aan te reiken aan lokale besturen over hoe zij op hun grondgebied maatregelen kunnen nemen in relatie tot hitte, overstromingen, droogte enzovoort om de omgeving klimaatrobuuster te maken.
Het waterrobuust bouwen en verbouwen is belangrijk in de aanpak van overstromingsrisico’s. De bescherming die we met protectieve maatregelen, zoals de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden en de realisatie van dijken, kunnen bieden, zijn eindig en daarnaast zeker niet overal toepasbaar.
Uit de analyse van de overstromingsrisicobeheerplannen is gebleken dat om naar een duurzame verlaging van het overstromingsrisico te gaan, het preventieve beleid het belangrijkste spoor is. Ik wil er dan ook op wijzen dat hiervoor al verschillende acties ondernomen zijn, onder meer via de signaalgebieden, de verscherpte watertoets enzoverder.
Het project ‘Consulent Waterbewust bouwen’ is positief verlopen en heeft zeker rond de toepassing van bronbeleid een belangrijke meerwaarde gehad na de wijziging van de regelgeving in 2014. Het samenwerken met de sector heeft hier voor een betere en versnelde implementatie gezorgd. Aan de andere kant moet ik echter wel vaststellen dat ondanks deze samenwerking nog steeds heel veel architecten bij hun ontwerp de overstromingskaarten niet of onvoldoende gecontroleerd hebben en er bijgevolg te weinig robuuste ontwerpen worden voorzien. Dit is en blijft een belangrijk aandachtspunt hoewel onze brochures vooral gericht zijn naar architecten.
Zoals ik ook reeds in een eerdere commissievergadering heb aangegeven, past de aanduiding van watergevoelige gebieden, de signaalgebieden, en het vastleggen van bewarende maatregelen in het streven naar een robuust watersysteem. Ook de middelen van het Rubiconfonds is een van de begeleidende maatregelen om die doelstelling te ondersteunen.
De middelen uit het Rubiconfonds zijn in elk geval een positief element in mijn beleid en zullen ook verder worden ingezet voor de watergevoelige openruimtegebieden.
Het Actieplan Droogte en Wateroverlast 2019-2021 vormt een kortlopend actieplan als aanvulling bij de stroomgebiedbeheerplannen 2016-2021 en in aanloop naar de stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027. Met dit actieplan willen we quick wins realiseren voor de nodige juridische, maatschappelijke en technologische omkadering van de structurele aanpak in de stroomgebiedbeheerplannen. Er zijn ook initiatieven opgenomen die de inzet van natuuroplossingen in de aanpak van wateroverlast kunnen faciliteren. Voorbeelden zijn het klimaatbufferprogramma dat voorziet in grootschalige natuurgebieden en groenblauwe netwerken ter bescherming tegen wateroverlast alsook initiatieven die ontharding stimuleren.
De stand van uitvoering van het Actieplan Droogte en Wateroverlast wordt opgevolgd in het kader van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma, dat telkens wordt opgemaakt tegen juni van het daaropvolgende jaar.
Via de Coördinatiecommissie Integraal waterbeleid (CIW) zet ik verder in op de promotie en de meerwaarde van een hemelwaterplan. Dit gebeurt door toelichting te geven op studiedagen, op regelmatige basis een moment voor kennisdeling te voorzien en door ook de scope van een hemelwaterplan verder te verruimen. Ook in de bilaterale contacten die mijn administratie heeft met gemeenten en gemeentelijke rioolbeheerders wordt gewezen op het belang van een hemelwaterplan.
Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat al de middelen die geïnd worden via de saneringsbijdragen gebruikt worden om de rioleringsdoelstellingen te realiseren? De VMM volgt dit enerzijds op via de jaarlijkse rapportering door de rioolbeheerders en doet anderzijds een bijkomende bevraging bij de rioolbeheerders. De VMM heeft de rioolbeheerders en de gemeenten op hun verantwoordelijkheden gewezen. Momenteel wordt onderzocht of er bijkomende instrumenten of acties nodig zijn.
Hoe wil ik het onderhoud en de inspectie van de rioleringen in Vlaanderen optimaliseren om bijvoorbeeld zinkgaten te vermijden? In het regeerakkoord is voorzien dat Aquafin, in samenspraak met de verschillende rioolbeheerders, het assetmanagement van de riolerings- en hemelwaternetwerken zou coördineren. Ik heb ook een gesprek gehad. Aquafin werkt momenteel in overleg met de verschillende betrokkenen een voorstel uit. Ik ben in blijde verwachting om dat voorstel van dichtbij te zien.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben vorige legislatuur naar een studienamiddag over de rol van de lokale besturen omtrent de wateroverlastproblematiek geweest in Lamot in Mechelen. Ik vond dat een heel goede namiddag voor de lokale besturen. Ook de brochure waar u melding van hebt gemaakt, is effectief een goede brochure.
Ik kan in de praktijk enkel vaststellen dat dikwijls oude verkavelingen in dergelijke overstromingsgevoelige gebieden zijn gelegen. Op het ogenblik dat de vergunningen worden afgeleverd, zien we in de praktijk soms ophogingen, maar ik kan alleen maar vaststellen dat er effectief nog werk aan de winkel is.
Minister, ik raad u aan om hier ten aanzien van de lokale besturen toekomstgericht nog meer op in te zetten. U moet nog eens duiden hoe belangrijk het is echt op te leggen dat klimaatrobuust moet worden gebouwd op de percelen waarvan we weten dat ze in een overstromingsgevoelig gebied liggen. We moeten mensen niet verbieden daar te bouwen, iets waarvoor tijdens de vorige legislatuur stemmen zijn opgegaan, maar we moeten opleggen dat er klimaatrobuust wordt gebouwd. Om de mensen die daar willen bouwen van bij het begin te beschermen, moeten preventieve maatregelen worden genomen.
Het klopt dat heel wat architecten die de opdracht krijgen voor die locaties een plan uit te tekenen niet altijd op de hoogte zijn van kleine ingrepen en maatregelen, zoals 30 centimeter hoger bouwen of voorzien in schotten om het huis op te bouwen. Ze zijn hiervan onvoldoende op de hoogte. Het is dan ook terecht dat er ten aanzien van de architectenverenigingen en de lokale besturen meer aandacht naar preventieve sensibilisering gaat.
Wat de droogteproblematiek betreft, denk ik dat er heel wat werk aan de winkel is. We hebben het meestal over wateroverlast omdat dit natuurlijk heel zichtbaar is. Als mensen in hun woning met hun laarzen in het water staan, zijn dat beelden die in het netvlies worden gegrift. De droogtes zijn minstens even belangrijk en er is dan ook heel wat werk aan de winkel. Ik moet eerlijk zeggen dat de landbouwsector hier heel problematisch over denkt en ik kijk dan ook uit naar de bijkomende maatregelen die u toekomstgericht zult nemen.
De saneringsbijdragen vormen een problematiek die al heel lang meegaat. Tijdens de vorige legislatuur hebben we een actualiteitsdebat gehouden en is tijdens de plenaire vergadering een motie ingediend. Het is belangrijk dat de gelden die voor rioleringen worden betaald ook effectief enkel en alleen voor de rioleringen en het onderhoud van rioleringen worden gebruikt. U hebt verwezen naar een instrument waaraan u werkt, maar om zinkgaten en dergelijke in de toekomst te vermijden, is het belangrijk dat dit zo snel mogelijk gebeurt. We weten allemaal dat heel wat gemeentebesturen wat op de rem hebben gestaan met betrekking tot de aanleg van nieuwe rioleringen en het onderhoud van rioleringen, wat natuurlijk heel wat financiële inspanningen vraagt. Ik vind dat hierop effectief goed mag worden gecontroleerd.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, de droogte en de wateroverlast zijn twee zijden van dezelfde medaille. Dat zijn problemen die nu en dan voorkomen en we moeten natuurlijk opletten dat we niet te veel one-shots uitvoeren. Als het droog is, doen we snel iets aan de droogte en als het nat is, doen we snel iets aan de overstromingen en de wateroverlast. Ik heb echter begrepen dat de voorbije jaren heel wat stappen vooruit zijn gezet en dat is op zich een goed gegeven.
Het is belangrijk dat de overheid goed communiceert, ook over problemen waarvan de mensen denken dat ze niet bestaan. Ik geef een voorbeeld. Het is de voorbije maanden erg nat geweest. Als ik met mensen in mijn omgeving spreek, bijvoorbeeld op café of zo, zeggen ze dat de watervoorraden nu wel volop zullen zijn aangevuld. Dat is nog altijd niet het geval, maar dat valt moeilijk te geloven. Intuïtief voelt dat onnatuurlijk aan. Het is belangrijk het hele jaar door regelmatig over dergelijke zaken te communiceren, want anders zullen we ongewenste effecten krijgen. Minister, afgaand op uw antwoord, merk ik dat u de problematiek heel ernstig neemt, en ik ben natuurlijk blij dat vast te stellen.
U spreekt over het belang van hemelwaterplannen. Ik begrijp dat niet elke gemeente zo'n hemelwaterplan heeft. Het zou goed zijn mocht dat wel het geval zijn. U zegt dat u hen wil stimuleren en aanzetten om dit te doen. Maar een plan hebben is één zaak, een goed plan hebben is een andere zaak. Ik heb de indruk dat veel gemeenten heel erg inzetten op riolering en dergelijke maar minder op het vasthouden van water. Nochtans is het vasthouden van water een heel belangrijk instrument in het kader van het waterbeleid. Hoe kunt u de kwaliteit van hemelwaterplannen monitoren? Is daar een instrument voor? Als dat niet zo is, bent u bereid om daaraan te werken?
Dan wil ik het ook even hebben over de saneringsbijdrages, waarvan vermoed wordt dat de gemeenten die niet allemaal inzetten waarvoor ze dienen. Waarschijnlijk is dat ook zo. Het zal moeilijk zijn om die bedragen effectief hard te oormerken. Ik heb begrepen dat de VMM daar toch een zicht op probeert te krijgen. Ik neem aan dat ze af en toe ook rapporteren aan uw kabinet. Zijn daar cijfers van? Kunt u daar iets meer over vertellen? Ik vind dat interessant om te weten omdat het toch wel heel cruciaal is. De politiek heeft soms de neiging om op korte termijn dingen te doen omdat die heel zichtbaar zijn. Rioleringswerken zijn vaak langetermijnmaatregelen die nodig zijn maar waar vaak op wordt ingeschoten. Het is belangrijk dat het geld wordt gebruikt waarvoor het dient. Hebt u zicht op cijfers die aantonen of de middelen al dan niet worden aangewend waarvoor ze dienen, namelijk rioleringsprojecten?
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Zoals de heer Danen al zei, toont u daar enige bezorgdheid over.
Droogte en wateroverlast zijn aan elkaar gekoppeld. Mevrouw De Vroe geeft aan dat het mogelijk moet blijven om te bouwen in gebieden waar er wateroverlast zou kunnen zijn. De natuur is echter niet tegen te houden. We hebben periodes dat het misschien wat droger is en dat ook bronnen droogvallen. Daar wordt dan ook minder op gelet en minder rekening mee gehouden in bouwplannen. Ik vind dat we sowieso niet moeten bouwen op watergevoelige gebieden en ook niet die mogelijkheid moeten geven. Er kan afgedamd worden, maar de natuur is niet tegen te houden. Als de natuur zijn weg vindt, dan gaat het alle kanten uit en weet je op voorhand niet waar er al dan niet ingegrepen moet worden.
Het klopt dat gemeenten niet zo veel oog hebben voor droogte en het opvangen van water. In voorbereiding op het Instrumentendecreet hebt u aangegeven dat gemeenten een belangrijke pion zijn om dat door te voeren. In welke mate zult u steden en gemeenten controleren op het feit dat ze akkoord gaan dat watergevoelige gebieden verkaveld en bebouwd worden? De gemeenten hebben natuurlijk voordeel bij meer bebouwing. Ze hebben daar onroerende voorheffing en belastingen van. Ze zullen dus eerder geneigd zijn om iets toe te geven dan iets te verbieden.
De laatste tijd gebeurt er meer inbreiding, wat goed is. Dat houdt ook in dat er een groot probleem kan ontstaan met oudere rioleringen op het eind van het traject, verschillende kilometers van het project dat ontwikkeld zal worden. We merken ook dat gemeenten die rioleringen aanleggen, niet ontkoppelen. Ze leggen dus geen dubbel systeem aan omdat ze de financiën niet hebben. U hebt met de regering een fijne bijdrage geleverd aan het begin van de legislatuur door gemeenten, ook op het platteland, wat extra financiën toe te kennen, maar dit is onvoldoende om extra riolering of verbetering van de riolering te bewerkstelligen. Wat zult u doen ten aanzien van gemeenten om daar voldoende zicht op te krijgen en op die manier problemen in de toekomst te vermijden?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Het hemelwaterplan is belangrijk. Overlast en tekort gaan hand in hand. De cijfers die ik daaromtrent opvroeg, wijzen dat ook uit. Ik maak me daar toch wat zorgen over. 53 gemeenten vinden het niet nodig om een basishemelwaterplan op te stellen. U gaf al aan dat er effectief ingezet wordt op het duidelijk maken van het belang van die hemelwaterplannen. Dat is een stap om die gemeenten al te counteren. Maar wordt er voor degenen die wel een hemelwaterplan hebben, hetzij een basishemelwaterplan, hetzij in detail, ook voorzien dat er afstemming is tussen de gemeenten? De maatregelen die de ene gemeente neemt, kunnen immers een impact hebben op de buurgemeenten of zelfs verder gelegen gemeenten. Op welke manier wordt daar opvolging aan gegeven? En in welke mate wordt er opgevolgd of de opgestelde hemelwaterplannen voldoende efficiënt zijn?
Minister Demir heeft het woord.
Ik heb bij mijn aantreden al aangegeven dat water een heel belangrijk onderdeel is van het beleid, naast afval toch een van de belangrijkste. Ik vind dat daar in het verleden te weinig aandacht op gevestigd werd. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor droogte. We hebben de afgelopen drie jaar drie heel zware droogtes gehad. Dat heeft natuurlijk ook deels te maken met de klimaatverandering. Ik zie op het veld, of het nu gaat over de waterbedrijven of de anderen, dat er eigenlijk nog te weinig nagedacht is over hoe we op lange termijn omgaan met droogtes en met pieken. Maar we hebben een goed regeerakkoord. Ik ben zeker van plan om, als het over water gaat, de lat heel hoog te leggen.
Collega Danen, ik ben het ermee eens dat het nog niet goed zit met de hemelwaterplannen. Iedereen probeert natuurlijk zijn best te doen bij de lokale besturen. We zijn ze nu aan het bekijken en evalueren. En we gaan bijsturen waar dat nodig is. Die oefening loopt op dit moment.
Wat de saneringsbijdragen en zo meer betreft, kan ik de exacte cijfers op dit moment nog niet meegeven. Er is een ontwerprapport, dat nog in bespreking is met de gemeenten. De indicaties die we daar zien over de verhouding van de saneringsbijdrage tot de rioleringen, wijzen op een positieve trend. Ik kan de exacte cijfers nog niet meegeven, omdat het over een ontwerprapport gaat. Zodra dat definitief is, wil ik daar zeker op antwoorden.
Collega Pieters, ik stel voor dat u uw vraag over de financiering van de lokale besturen aan de bevoegde minister stelt.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik wil nog even reageren op collega Pieters. Ik heb inderdaad gezegd dat het moet kunnen, bouwen in gevoelige gebieden. Ik verwijs graag naar de resolutie van juli 2011, waar ik daarnet ook al kort naar verwees, waarbij wij als oppositiepartij initiatiefnemer waren om een verenigde commissie omtrent de wateroverlastproblematiek in het leven te roepen. Op 7 juli is daar een resolutie uit voortgekomen met een hele resem maatregelen waarvan we vonden dat de Vlaamse overheid die diende te nemen. Ik wil u suggereren om dat zeker eens door te nemen.
De waterproblematiek is uiteraard een heel brede problematiek: het eerst vasthouden, dan bergen en dan afvoeren. Ondertussen is er heel wat gebeurd. De minister heeft daarnet verwezen naar de signaalgebieden enzovoort. Dat zijn de ruimtes waarin we moeten bufferen en ruimte geven aan water. Als ik zeg dat er nog moet kunnen worden gebouwd op een waterrobuuste manier, is dat uiteraard in gebieden waar er nu al bewoning is en waar er percelen zijn. Daar moet dat zeker kunnen. Ruimte aan water geven, is heel belangrijk. In de resolutie van 7 juli 2011 valt de brede scope van de maatregelen die we hebben meegegeven, volledig te lezen.
Minister, ik denk dat er nog heel wat werk aan de winkel is wat dat betreft. Ik heb de resolutie ook nog even doorgenomen. Ik zou het heel fijn vinden mocht u als minister van Milieu even de tijd nemen om deze problematiek door te nemen, want van de vorige minister kregen we op regelmatige basis een evaluatie van de stappen die vooruit gezet werden. Het zou eigenlijk wel interessant zijn om te zien wat de stand van zaken is sinds de laatste evaluatie die we kregen, betreffende de uitvoering van die resolutie.
Collega De Vroe, ik denk dat dat laatste een goed idee is. Het sluit trouwens aan bij de plannen die we heel in het begin van de legislatuur gemaakt hadden om rond een aantal thema’s commissievergaderingen te houden, zodat we niet elke week over dezelfde thema’s een klein stukje van de puzzel belichten en beantwoord zien. Dat lijkt inderdaad ook een van de thema’s die we zouden kunnen aansnijden. Maar ik denk dat we over die thema’s eerst eens moeten overleggen met het kabinet en dan met het Bureau.
Op 24 maart komt er een aankondiging van de minister over haar bosaanpak. Laten we dan bekijken wat we nog kunnen uitzetten en dan wat dieper op de inhoud werken, zonder altijd opnieuw op hetzelfde te moeten terugkomen en op onvolledige antwoorden, gelet op de vooruitgang van de werkzaamheden op het kabinet. Dat gaat de minister ook toelaten om te werken, in plaats van altijd opnieuw gedeeltelijke antwoorden te moeten formuleren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.