Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over faciliterende maatregelen om hooggeschoolde buitenlandse arbeidskrachten aan te trekken
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Mijn vraag gaat over het aantrekken van buitenlandse werknemers en mensen in onderzoek en ontwikkeling. Dat is een zeer actueel thema. Ik zit op dat vlak letterlijk en figuurlijk op dezelfde lijn als collega De Vreese.
We hebben er in het verleden ook al vragen over gesteld. In november 2019 hadden we het over het standpunt van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) over dit onderwerp. Ook in Groot-Brittannië en andere Europese landen worden plannen gemaakt om op dat vlak soepel en snel in te spelen op de noden van de arbeidsmarkt. Hoogopgeleide buitenlandse werknemers dragen in belangrijke mate bij aan onze kenniseconomie. In onze huidige kennismaatschappij is het van groot belang voor onze kennisinstellingen en bedrijven om snel te kunnen schakelen bij het aantrekken van onderzoekers, maar ook van ander hooggekwalificeerd personeel. Vertragingen door administratieve lasten of regelgevende hindernissen ondermijnen uiteraard de slagkracht van de bedrijven en de onderzoeksinstellingen. De arbeidskrapte op onze arbeidsmarkt maakte deze nood nog urgenter.
De Europese Unie maakt het met een aantal richtlijnen mogelijk om kennismigratie zo flexibel en gemakkelijk mogelijk te laten verlopen, en dat met de bedoeling om haar lidstaten zo competitief mogelijk te maken in de huidige wereldeconomie. Ook in de standpuntnota van de VLIR werden een aantal opties aangekaart om de mobiliteit van studenten en onderzoekers uit derde landen te vergemakkelijken. Dat is voor hen een absolute prioriteit. De doorlooptijd en behandeltijd van de procedures, bijvoorbeeld van de verblijfsvergunning, moet volgens hen korter. Een zo groot mogelijke administratieve vereenvoudiging is daarom van belang. In dezelfde lijn uitte ook de werkgeversorganisatie Voka haar bezorgdheden. Voka wijst er ook op dat onze buurlanden er vandaag veel sneller in slagen om buitenlandse werknemers aan het werk te zetten.
Minister, rekening houdend met het feit dat de materie natuurlijk ook gedeeltelijk federale materie is, heb ik een aantal vragen voor u. Kunt u ons aangeven welke stappen er sinds de vorige keer dat we hierover spraken in de commissie, in november 2019, zijn gezet? Kunt u meer detail geven over het overleg dat heeft plaatsgevonden tussen het Vlaamse en het federale bestuursniveau? We hoorden zowel u als uw collega De Block toch al het een en ander verklaren.
Op welke manier werden de bedrijfswereld en de academische instellingen hierbij betrokken? Wat zijn de resultaten van dat overleg? Voka pleit voor een fast track voor de aanstelling van buitenlandse werknemers en onderzoekers. Bent u dat idee genegen? Op welke basis en onder welke voorwaarden zou zo’n fast track vorm moeten krijgen? Welk type werknemer, onderzoeker of student zou voor zo’n versnelde behandeling in aanmerking kunnen komen? Beschikt de Vlaamse administratie momenteel over de capaciteit om zo’n fast track te organiseren? Langs Vlaamse kant werden vooral stappen gezet op het vlak van digitalisering van de administratieve procedures. Welke stappen zijn er reeds gezet en welk werk moet er in dezen nog bijkomend verricht worden?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, mijn vragen liggen een beetje in dezelfde lijn. Op 31 januari 2020 verlieten de Britten de Europese Unie en startte de overgangsperiode. Tijdens die overgangsperiode blijft veel ongeveer hetzelfde, ook al zien we dat de Britten ook zeer ambitieus zijn en dat ze al verdere stappen zetten, zeker op het vlak van arbeidsmigratie en het aantrekken van ‘high profiles’. We moeten dus voorbereid zijn op de gevolgen van die brexit.
Het Verenigd Koninkrijk zal dus inzetten op ‘high profiles’, om wetenschappers aan te trekken met een snelle visumprocedure. De Britse regering lanceerde onlangs de ‘global talent visa’. Die visa moeten ervoor zorgen dat internationale academici en wiskundigen zich gemakkelijker in het Verenigd Koninkrijk kunnen vestigen. Premier Johnson beloofde de academici een snelle visumprocedure en beklemtoonde dat er geen limiet op het aantal visa zal staan. Zo wil de Britse regering de braindrain tegengaan.
In ons regeerakkoord en in uw beleidsnota staat dat we buitenlandse hooggeschoolden willen aantrekken voor vacatures die we voorlopig niet zelf kunnen invullen met Vlaams talent. De doorlooptijden van de gecombineerde vergunning of ‘single permit’, die normaal een snelle procedure zou moeten garanderen voor het afleveren van werkvergunningen voor buitenlands talent, duren te lang. Daardoor dreigen we goed opgeleide profielen uit het buitenland te verliezen. In afwachting van een structurele oplossing, zoals het elektronische platform, moeten we maximaal inzetten op pragmatische oplossingen en het digitale loket, om die procedure op korte termijn te versnellen. Uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt dat daar volop op zal worden ingezet. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Op federaal niveau zal ook minister De Block daar volop op inzetten. We moeten echt voorkomen dat we de zogenaamde ‘war for talent’ verliezen.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat we hooggeschoold buitenlands talent maximaal kunnen aantrekken in deze nieuwe, concurrentiële situatie? Zal het nieuwe beleid van het Verenigd Koninkrijk een impact hebben op onze markt? Wat is de laatste stand van zaken van de uitrol van het interfederale akkoord? Kunt u een timing geven van wanneer de versnelde start van tewerkstelling van kracht wordt?
We kunnen ook van onze buren leren. We hebben gezien dat Nederland inzet op een ‘fast track’. Ze werken daarbij met erkende ondernemingen, de ‘referenten’. De klantvriendelijkheid staat daarbij voorop. Ze werken daar met zogenaamde expatloketten. Zo zetten ze in op een vermindering van administratieve rompslomp voor de bedrijven en worden de arbeidsvergunningen sneller afgeleverd. Bent u bereid om die manier van werken te implementeren? Ik ben daar alvast een grote voorstander van.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank u voor uw vragen. Ik wist ook dat ze eraan zouden komen na een persmoment op een 'weekdagse' ochtend …(Opmerkingen van Robrecht Bothuyne)
U was heel snel met uw reactie, en dan kan men zich afvragen wie nu de eerste was, maar het voornaamste is dat we allemaal aan hetzelfde zeel trekken.
Zoals u terecht aanhaalt, ben ik niet autonoom bevoegd voor de gecombineerde vergunning. Het woord zegt het zelf, het gaat hierbij om een ‘gecombineerde bevoegdheid’. Vlaanderen is bevoegd voor de toelating tot tewerkstelling, de federale overheid voor de toegang tot het grondgebied. Hiervoor is minister De Block bevoegd.
We hebben het in deze commissie al verschillende keren over arbeidsmigratie en kennismigratie gehad. Uit het grote aantal schriftelijke vragen blijkt de grote interesse in het dossier. Daar ben ik blij om, ook al betekent het voor mij veel werk. In 2019 werden meer dan 10.000 aanvragen ingediend om een gecombineerde vergunning te verkrijgen. Dit toont aan hoe belangrijk arbeidsmigranten voor onze economie zijn.
Maar er zijn, terecht, wel wat zorgen, meer bepaald over de tijd die een aanvraagprocedure in beslag neemt. Daarom heb ik, mee op aangeven van Voka, onmiddellijk het initiatief genomen om verschillende belanghebbenden samen te brengen. Dit doen we in het belang van onze bedrijven. Naast Voka waren ook Agoria, Federgon, Fragomen, SD Worx, Janssen Pharmaceutica, imec, House of HR en de VLIR aanwezig.
Op basis van de bezorgdheden die mij ter ore kwamen, heb ik in december een aantal beleidsvoorstellen geformuleerd ten aanzien van minister De Block, meer concreet om de doorlooptijden in te korten voor een aantal categorieën werknemers.
Wie een verlengingsaanvraag indient voor dezelfde werkgever mag beginnen of blijven werken zodra het Vlaams Gewest groen licht geeft voor het luik tewerkstelling. Dit geldt natuurlijk enkel indien de werknemer zich legaal op het grondgebied bevindt. Er moet dus niet langer gewacht worden op groen licht van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Die brengt achteraf een advies uit. Indien dit negatief is, moet de tewerkstelling uiteraard stopgezet worden. Hetzelfde geldt voor wie een verlengingsaanvraag indient bij een andere werkgever.
Minister De Block heeft ingestemd met die twee voorstellen en ze zijn sinds vorige week volledig operationeel. Deze pragmatische oplossing is zeer belangrijk, gezien de hernieuwingsaanvragen momenteel 55 procent uitmaken van de dossiers economische migratie. Dat is dus geen kleine aanpassing, we krijgen een versnelling in meer dan de helft van de dossiers. Voor deze dossiers zou de behandelingstermijn verminderen tot een drietal weken. Wetende dat vanaf vier en een halve maand voordat de gecombineerde vergunning vervalt, een verlengingsaanvraag ingediend mag worden, zou het mogelijk moeten zijn om niet langer een onderbreking te hebben in de tewerkstelling. Dit was tot nu toe nog te vaak het geval. Dat probleem lossen we hiermee alvast op.
Een derde voorstel ging over de statuutswijzigingen. Dit gaat bijvoorbeeld over studenten die na het afstuderen aan het werk gaan. Ook voor deze groep stelde ik voor dat men aan de slag kan zodra de toelating tot arbeid in orde is.
De vierde groep zijn de visumvrijgestelden. Personen uit landen als de Verenigde Staten en Japan hebben geen visum nodig om naar hier te komen. Ook voor deze groep stelde ik voor dat men aan de slag kan zodra de toelating tot arbeid in orde is.
Het kabinet van minister De Block gaf aan hier principieel mee akkoord te zijn. Ik wacht nu op een omzetting van dit voorstel. Naar aanleiding van de media-aandacht voor het dossier heb ik begrepen dat minister De Block het economisch migratiebeleid aantrekkelijker wil maken voor buitenlands toptalent. Ik ga er dus van uit dat zij dit snel wil omzetten. Proactief bereidt mijn dienst Economische Migratie de ICT-systemen hier alvast op voor.
Wat de capaciteit betreft, hebben we momenteel in Vlaanderen al een fast track voor gespecialiseerde technici. Dat gebeurt bijvoorbeeld in het kader van nationale veiligheid, zoals het onderhoud van kerncentrales. Ook voor sporters en seizoenarbeiders geldt een fast track. Dat betekent dat dossiers binnen drie werkdagen volledig zijn behandeld door mijn dienst Economische Migratie en de Dienst Vreemdelingenzaken.
In Nederland wordt gewerkt met een verplichte erkenning, het ‘referentschap’, voor ondernemingen die buitenlands hoogopgeleid talent willen aantrekken. Op zich ben ik dat idee van referentschap wel genegen. We zijn met onze administratie aan het bekijken onder welke voorwaarden we zo’n systeem zouden kunnen opzetten, maar voor mij is er maar een doel, namelijk tijdwinst. Als dat systeem opzetten niets oplevert, dan moeten we daar natuurlijk niet aan beginnen. Het mag zeker geen tijdverlies opleveren, ook niet voor onze administratie.
Het systeem van de gastovereenkomst dat momenteel geldt voor de onderzoekers, kan als inspiratie dienen. Wat is dat? Onderzoekers kunnen een gastovereenkomst afsluiten met een erkende wetenschappelijke instelling. Doordat die overeenkomst wordt afgesloten met een erkende wetenschappelijke instelling, moet er geen gecombineerde vergunning meer worden aangevraagd. Dat zal in de toekomst wel moeten, maar dat hangt dan ook weer af van een Europese richtlijn die blijkbaar door collega De Block moet worden omgezet.
Het idee van referentiebedrijven is wat mij betreft dus een goed idee. De controle door Vlaanderen en de federale overheid kan dan ex post gebeuren. Maar nogmaals, we zijn aan het bekijken in welke mate het ons tijdswinst oplevert.
Ik ben uiteraard voor ‘fast’, ik kan ook heel ‘fast’ spreken, maar als je weet dat een kleine 9000 van de aanvragen aanvragen zijn voor hoogopgeleiden, ofwel 35 per dag, dan moet je ook beseffen dat we die niet allemaal op 2 à 3 dagen kunnen behandelen. Dat van die referenten lijkt dus eigenlijk het beste denkspoor. We kunnen op dit ogenblik niet iedereen in een fast track krijgen, maar ik hoop jullie er wel van te overtuigen dat we echt aan het bekijken zijn wat wel al mogelijk is.
De jongste maanden is er ook hard gewerkt aan een Vlaams elektronisch platform. Dat weten jullie. In januari en februari is met enkele werkgevers een elektronische aanvraagprocedure getest. In de loop van de maand maart zullen we alle aanvragen al elektronisch kunnen laten indienen. Papier is daar dus al verleden tijd. De hernieuwingsaanvragen kunnen vanaf dan ook rechtstreeks worden ingediend via het elektronisch WSE-loket (Werk en Sociale Economie). Dat betekent een administratieve verlichting, zowel voor de werkgever als voor de administratie.
Werkgevers zullen ook automatisch een mail ontvangen vierenhalve maand voor het vervallen van de gecombineerde vergunning. Dat is wel van belang. Dat is dus een service aan bedrijven die we leveren. Zo wordt voldoende tijd gegeven om die verlengingsaanvraag in te dienen. Gisteren heeft de dienst Economische Migratie van het Departement Werk en Sociale Economie de grootste aanvragers van gecombineerde vergunningen over al die nieuwigheden geïnformeerd.
Ondertussen wordt er ook gewerkt aan het overkoepelende interfederale Limosaplatform. Via dat platform zullen alle aanvragen in de toekomst kunnen worden ingediend. Op dat platform zullen ook de gewesten en de federale overheid kunnen aanloggen. Daardoor zullen informatiestromen tussen de diverse diensten sneller en eenvoudiger kunnen verlopen. Daarnaast is er ook de website van de dienst Economische Migratie, die volledig vernieuwd is. Het loont de moeite om die eens te bekijken. Er is daar een simulator gemaakt waardoor werkgevers op relatief eenvoudige wijze kunnen zien of er een gecombineerde vergunning moet worden aangevraagd, en zo ja, aan welke voorwaarden de werknemer dan moet voldoen.
Dan was er de vraag over de impact van en de vergelijking met het beleid van het Verenigd Koninkrijk. Ik heb die Britse beleidsnota toch eens grondig laten nalezen, en stel vast dat de krachtlijnen van het huidige Vlaamse en het toekomstige Britse beleid inzake economische migratie toch veel gelijkenissen vertonen. Zowel Vlaanderen als het Verenigd Koninkrijk trekken hooggeschoolde profielen aan op basis van een bepaald salarisbarema en middengeschoolde profielen voor specifieke knelpuntberoepen. Kortgeschoolden kunnen op uitzonderlijke basis toegang krijgen. In Vlaanderen gaat het dan bijvoorbeeld om seizoenarbeiders als er onvoldoende arbeidskrachten op de Europese arbeidsmarkt kunnen worden gevonden. In het Verenigd Koninkrijk krijgen buitenlandse seizoenarbeiders toegang op basis van quota. Die gelijklopende krachtlijnen tonen ook aan dat de ‘race for talent’ zowel binnen als buiten de Europese Unie geldt. Veel hangt nu echter af van het akkoord dat al dan niet kan worden gesloten tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Het zal jullie niet verbazen dat we dat met zeer veel aandacht en engagement volgen, en niet alleen dat, dat we proberen daar ook een beetje impact op te hebben.
De heer Bothuyne heeft het woord.
We evolueren alleszins in de goede richting wat dit betreft. Ik denk dat we blij mogen zijn met de stappen die zijn gezet, bijvoorbeeld inzake het platform. Ook de samenwerking tussen Vlaanderen en de federale minister is in dezen, denk ik, op dit moment voorbeeldig.
Dat neemt niet weg dat er nog wel wat stappen te zetten zijn. Een fast track van drie dagen voor alle dossiers is misschien moeilijk te realiseren, maar vier dagen is wat mij betreft ook goed. We moeten proberen te streven naar zo snel mogelijk. In die zin is het Nederlandse voorbeeld heel nuttig en haalbaar om te implementeren in Vlaanderen en België, rekening houdend met onze regelgeving en bevoegdheidsverdeling. Ik hoop dat dit verder bekeken kan worden. Welke timing kan er op dat studiewerk gekleefd worden? Wanneer kunnen we dus op een nuttige manier een nieuwe vraag stellen?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, wat de Nederlanders kunnen, moeten wij zeker ook kunnen en moeten we zelfs beter kunnen. Ik zie dat u zeer ambitieus en actief bent op dat vlak. Ook van minister De Block heb ik gehoord dat zij zeer ambitieus is. De Dienst Vreemdelingenzaken komt van een wachttijd van zes tot acht weken naar een termijn van twee tot drie weken. Laatst verklaarde de minister in de pers dat zij werk wil maken van binnen enkele werkdagen. Ik kan u nu niet vragen of dat ondertussen al zo is, want dat zal via het federale niveau moeten gebeuren.
Ondertussen heb ik van de Nederlandse collega's gehoord dat zij hun systeem van referenten hebben geëvalueerd. Dat is ook interessant om te bekijken. Ze zijn zeer ambitieus. In de evaluatie staat dat referenten en advocaten de procedure als overwegend positief zien, als een eenvoudige en snelle procedure op grond waarvan zij de migranten kunnen aantrekken die ze nodig hebben. Het zou zeker interessant zijn om de evaluatie van de wet Modern Migratiebeleid te bekijken.
Dus: soepele regels, korte en snelle procedures met de nodige aandacht voor een veiligheidsscreening. We moeten snel gaan, maar we moeten er ook voor zorgen dat er kwaliteit zit in de procedures. Ik kan dat enkel en alleen maar toejuichen.
De heer Ongena heeft het woord.
Het is belangrijk dat de toegangsprocedures zo kort mogelijk worden gehouden. Minister, het is goed dat u daar al suggesties voor hebt gedaan en dat dit blijkbaar goed wordt opgevolgd door de regering in lopende zaken op federaal niveau.
Vlaanderen heeft wel de erkenning van de buitenlandse diploma's volledig in de hand, wat hieraan gekoppeld is. Dat is belangrijk en we hebben het er al vaak over gehad. Er is ook al een grote weg afgelegd: de erkenning gaat al een pak sneller dan vroeger. Ik verwijs naar de discussies die we hier in het verleden al hebben gevoerd en vraag u om te blijven zoeken naar hoe die erkenning versneld kan worden, want dat hangt samen met dit onderwerp.
Minister Crevits zegt het woord.
Het Nederlandse voorbeeld waarnaar u verwijst, is inderdaad inspirerend. Ik wil toch ook wel met enige trots melden dat de Nederlanders ook naar ons kijken, bijvoorbeeld naar hoe we omgaan met knelpuntberoepen. Het is een wisselwerking en het is goed om over elkaars muurtje te kijken.
Mevrouw De Vreese, de Dienst Vreemdelingenzaken heeft inderdaad een versnelling doorgevoerd, maar wij hebben dat ook gedaan. We zitten nu op zes weken. Er worden bij ons ook wel hevige inspanningen geleverd om sneller te gaan. Het is mijn bedoeling om een besluit aan de Vlaamse Regering voor te leggen dat de knelpunten inzake de Vlaamse bevoegdheid aanpakt. Het heeft geen zin om steeds met de vinger te wijzen naar het federale niveau. We moeten kijken wat we zelf beter kunnen doen. Zeker in tijden van arbeidskrapte waarbij er echt een ‘war for talent’ is, moeten we alles op alles zetten om dat te versnellen.
Mijnheer Ongena, u mag gerust trekken en sleuren bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Het is niet omdat de politiek iets wil dat de diensten direct meegaan, maar ik veronderstel dat dit wel in orde komt.
Wat de buitenlandse diploma's betreft, heb ik vernomen dat er deze week een interessant advies komt van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), waar ik met zeer veel interesse naar uitkijk en dat jullie wellicht met veel interesse zullen lezen en waar jullie vragen over zullen stellen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de uitnodiging om bijkomende vragen in te dienen, we zullen die ter harte nemen. Ook dank voor de bijkomende antwoorden. Ik denk dat de samenwerking met Nederland wel mogelijkheden biedt. We kunnen van elkaar leren in een soort Groot-Nederlandse gedachte die we inzake kennismigratie in de praktijk kunnen brengen
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
– Robrecht Bothuyne treedt als voorzitter op.
We moeten inderdaad inzetten op de snelle en efficiënte procedures, maar bijkomend ook op de klantvriendelijkheid bijvoorbeeld naar onze ondernemers. Ik hoorde u het daarnet hebben over de administratieve rompslomp via die referenten en dergelijke. Ik ben benieuwd wat we op dat vlak aan efficiëntiewinst kunnen doen, maar ik denk dat dat ten gronde moet worden bekeken. Dat zullen we in de toekomst zien.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.