Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over de vooropgestelde doelen om het aantal kilogram restafval te beperken. We hebben het eerder vandaag al gehad over sluikstorten en zwerfvuil. In hetzelfde kader zitten we met ons restafval. Op 17 mei 2019 werd op de ministerraad van de Vlaamse Regering een planaanpassing voor het Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval goedgekeurd en werden de doelstellingen richting 2022 aangepast. Daarbij kregen 170 gemeenten die al goed presteerden, het doel opgelegd om het aantal kilogram restafval te behouden. 130 gemeenten kregen het doel om te verbeteren. En het gemeenschappelijke doel was om in 2022 nog gemiddeld 138 kilogram restafval per inwoner te hebben. Dat is dus een verbetering van 12 kilogram tegenover de 150 kilogram per inwoner die in 2016 werd weggegooid.
Op 20 december 2019 verscheen de publicatie Huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval 2018 van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), met de cijfers van het jaar 2018. Hieruit bleken onder meer volgende zaken. Van de 170 gemeenten die als doel ‘behouden’ meekregen, verminderde het aantal kg restafval gemiddeld met 1,7 kg. De 130 gemeenten met als doel ‘verbeteren’ deden het gemiddeld 4,6 kg beter. Hun doel is wel om tegen het jaar 2022 gemiddeld 21 kg beter te doen. Alles samen is het resultaat dat er al 4,4 kg restafval minder wordt weggegooid dan in 2016. Eigenlijk is van het verbetertraject van 12 kg al 4,4 kg afgelegd. Dit gebeurde eigenlijk zonder dat de gemeenten maatregelen konden nemen richting de opgelegde doelstelling. De planaanpassing gebeurde immers op 17 mei 2019, de cijfers van 2018 werden pas nu in december 2019 bekendgemaakt. Een derde van het doel is dus al behaald zonder dat er een aanpassing in gedrag mogelijk is geweest.
De verschillen tussen de gemeenten zijn groot en worden soms zelfs nog groter. Hierbij enkele uitschieters. Herstappe, dat als doel had het aantal kg restafval te behouden, ging 31 kg achteruit. Oosterzele en Koksijde, die als doel hadden het aantal kg restafval te behouden, gingen er respectievelijk 30 en 33 kg op vooruit. Roosdaal, dat als doel had te verbeteren, ging 43 kg achteruit. Nieuwpoort, dat als doel had 73 kg te verbeteren tegen 2022, ging 73 kg vooruit en haalde daarmee zijn doel nog voor te zijn gestart met de implementatie van nieuw beleid.
Het uiteindelijke doel moet uiteraard zijn dat alle gemeentes in Vlaanderen zo goed mogelijk sorteren. We hebben gemeentes die het erg goed doen, we hebben er die het echt niet goed doen. Er is echter geen stok achter de deur om hen te overtuigen het beter te doen. Maar positieve motivatie is een optie.
Minister, hoe nuttig zijn doelen door een planaanpassing, wanneer blijkt dat een aantal gemeenten hun doel al behaalden, nog voor ze tot actie overgingen? Op welke manier zal er ingezet worden om tegen 2022 de doelen te behalen of op langere termijn zelfs beter te doen? Hoe worden gemeentes die geen doel tot verbeteren opgelegd kregen, geprikkeld zodat ook zij gemotiveerd worden om het onderste uit de kan te halen? Hoe worden gemeenten die wel een doel vooropgesteld kregen, gemotiveerd om dat ook te halen?
Minister Demir heeft het woord.
Op 17 mei 2019 heeft de Vlaamse Regering een planaanpassing goedgekeurd. Het is dus niet zo dat gemeenten voor deze planaanpassing nog geen doelstellingen hadden. Het oorspronkelijke uitvoeringsplan had al wel degelijk op lokaal niveau zaken in beweging gezet. Ook mijn administratie was al volop gestart om gemeenten die een grote stap moesten zetten om hun doelstelling te bereiken, te begeleiden. Wel zagen bepaalde gemeenten door de planaanpassing hun doelstelling plots strenger worden, andere kregen een meer soepele doelstelling. Dat was een gevolg van de gebruikte methodologie. Omdat we ervan uitgaan dat de nieuwe Belfiusindeling beter aansluit bij de werkelijke sociaal-economische situatie van de gemeente, zijn de nieuwe doelstellingen ook correcter.
Om tegen 2022 de doelstellingen te halen, wordt er gewerkt op verschillende acties. In 2018 is een ‘benchmarktool’ ontwikkeld, een online-instrument waarmee gemeenten hun resultaten en hun afvalbeleid kunnen vergelijken met dat van andere gemeenten. In de tool kunnen gemeenten op zoek gaan naar beleidsmaatregelen die betere resultaten van andere gemeenten kunnen verklaren, zoals tarieven, openingsuren van het recyclagepark, preventiemaatregelen enzovoort.
Daarnaast worden gemeenten die nog grote stappen moeten zetten om hun doelstelling te halen, actief begeleid vanuit de OVAM. Tijdens een visitatie wordt het lokale afvalbeleid bekeken en worden verbeterpunten voorgesteld. Ook het lokaal bestuur moet een actieplan opstellen om de doelstelling te behalen. Sinds het begin van de planperiode heeft de OVAM zo al 68 gemeenten en vier intercommunales begeleid.
Alle gemeenten krijgen een doel opgelegd. Gemeenten die meer restafval produceren dan de doelstelling van de cluster waartoe ze behoren, moeten hun restafval laten dalen tot op deze doelstelling. Gemeenten die bij het begin van de planperiode de doelstelling voor hun cluster al bereikt hebben, behouden minstens deze resultaten of verbeteren ze. Deze gemeenten mogen hun afvalcijfers dus niet laten stijgen. Daarnaast wordt de gemeenten ook gevraagd om goede voorbeelden te delen met andere gemeenten en worden ze met de benchmarktool in de kijker gezet met hun goede resultaten.
Tot slot en zoals reeds gesteld, worden gemeenten die nog serieuze stappen moeten zetten richting de doelstelling actief begeleid door de OVAM, is er een benchmarktool ontwikkeld en worden er lerende netwerken opgezet. Daarnaast geeft het plan ook een doelstelling per intercommunale, om gemeenten zo te ondersteunen om hun doelstelling te halen.
Na de lokale verkiezingen van 2018 hebben heel wat intercommunales een nieuw actieplan ontwikkeld om de hoeveelheid restafval op hun grondgebied te doen dalen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik ben blij te horen dat de OVAM de gemeenten die nog stappen moeten zetten, actief begeleidt. Die benchmarktool die de goede praktijken in de kijker zet is heel goed nieuws. Ik hoop dat de steden en gemeenten die zien dat ze hun doelen al halen en misschien beseffen dat ze beter kunnen doen daardoor gemotiveerd raken. Net zoals het belangrijk is om de slechtste leerlingen van de klas te helpen bijbenen, moeten we ook proberen om de goede leerlingen te helpen excelleren. Het is niet omdat ze de doelstelling halen dat ze misschien niet nog beter kunnen. Het zou een ambitieus plan zijn indien we daar dan ook naar zouden streven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.