Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, uit een antwoord op mijn schriftelijke vraag met betrekking tot het vroegtijdig invoeren van statiegeld op blikjes en petflessen blijkt dat u, als de zwerfvuilcijfers niet significant dalen en de zwerfafvaldoelstelling in het verpakkingsplan – namelijk 20 procent minder zwerfvuil in 2022 ten opzichte van 2013 – niet gehaald wordt, u niet zult wachten tot 2023 om fundamenteel in te grijpen en u het debat daarover zult voeren in de commissie.
Daarnaast is er een Vlaamse zwerfvuildoelstelling vastgelegd in het ‘Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval’, die streeft naar een daling van 20 procent in 2022, zijnde 14.000 ton, ten opzichte van het referentiejaar 2013, namelijk 17.500 ton. In tegenstelling tot wat in het verpakkingsplan staat, beschouwt u 2015, met 20.426 ton, als referentiejaar voor de hoeveelheid zwerfvuil.
Wanneer en door wie is beslist om het referentiejaar te wijzigen van 2013 naar 2015? Waar kunnen we die beslissing terugvinden? Zult u, naast het voeren van een debat, ook tussentijdse maatregelen nemen of proefprojecten invoeren, indien blijkt dat de zwerfvuildoelstellingen niet worden gehaald?
Minister Demir heeft het woord.
2013 is inderdaad het referentiejaar voor de doelstelling in het Uitvoeringsplan huishoudelijk afval en gelijkaardig bedrijfsafval. Er is voor alle duidelijkheid nog geen formele beslissing genomen om het referentiejaar te wijzigen, maar vanuit het veld zegt men mij wel dat er gegronde redenen zijn om te kiezen voor 2015 als referentiejaar. Het jaar 2015 zou beter onderbouwd zijn en ligt dichter bij de start van het uitvoeringsplan dat in 2016 werd goedgekeurd.
De methodologie die voor de schatting over 2013 werd gebruikt, is verfijnd naar aanleiding van een onafhankelijke peerreview. Vanaf 2015 wordt de verfijnde methodologie toegepast voor de tweejaarlijkse schattingen. We hanteren deze methodologie uiteraard tot het einde van de planperiode. Het voordeel is dat we hierdoor betere schattingen krijgen vanaf het referentiejaar 2015, en dat de cijfers vergelijkbaar zijn vanaf 2015. De schatting voor 2019 zal overigens eind 2020 beschikbaar zijn.
Het nadeel is dat de cijfers voor 2015, 2017 en latere jaren niet meer vergelijkbaar zijn met het cijfer uit 2013. Bovendien is de schatting voor 2013 minder accuraat, zegt men mij. Het heeft dus niet veel zin om 2013 nog als referentiejaar te kiezen.
In het beslissingsorgaan Zwerfvuil, waar de belangrijkste maatschappelijke actoren vertegenwoordigd worden, is dit ter sprake gekomen en werd geen bezwaar geuit tegen deze beslissing.
Ik verwijs ook graag naar de nota ‘Verpakkingsbeleid en zwerfvuilbeleid 2.0’ van de vorige regering. De huidige Vlaamse Regering bekrachtigt het beleid opgenomen in deze nota, die onder meer vraagt naar een nulmeting van het zwerfvuil. De keuze voor een ander referentiejaar past in de geest van deze maatregel, zeker als we in overweging nemen dat de schatting voor 2015 beter is dan die voor 2013.
De monitoringstrategie voor zwerfvuil zal in hoofdlijnen aan de commissie worden voorgesteld. Ik stel voor om op dat moment het nulmetingsjaar vast te leggen.
Het blijft overigens de bedoeling om met dit thema om te gaan zoals het verpakkingsplan stelt. Eind 2023 volgt een evaluatie. Op basis van die evaluatie beoordeel ik welke bijkomende maatregelen zich opdringen. Zoals ik al heb gezegd, zullen we eerder al cijfers hebben. We zullen dan kijken in welke richting we moeten gaan.
In de strijd tegen zwerfvuil lopen de komende jaren diverse maatregelen. Vooreerst is er de werking Mooimakers, die onverkort wordt verdergezet met een jaarlijks budget van bijna 10 miljoen euro.
Daarnaast zijn sinds 1 januari 2020 de nieuwe bepalingen van kracht rond het gebruik van cateringmateriaal bij overheden en op evenementen. Dit jaar gaat veel aandacht naar communicatie rond het correct gebruik van bekers en drankverpakkingen. Er komen ook nog communicatiecampagnes richting bezoekers van evenementen zodat ze het juiste gedrag vertonen. Dit moet ertoe leiden dat tussen nu en 2023 het zwerfvuil van wegwerpbekers, petflessen en blikjes afkomstig van evenementen daalt.
We zijn ook bezig met het uitwerken van een methode om op een correcte manier de lokale overheden te vergoeden voor de inspanningen die zij doen om zwerfvuil in te zamelen en op te ruimen en om op lokaal niveau bewustmakingsmaatregelen te nemen. Die oefening loopt.
Daarnaast werken we aan een correcte verdeelsleutel voor het verdelen van deze zwerfvuilkosten over de producenten die producten op de markt brengen die uiteindelijk in het zwerfvuil belanden. Daarbij kijk ik niet enkel naar de verpakkingssector, maar ook naar de tabakssector, kauwgomproducenten en eventuele andere zwerfvuilbronnen. In functie daarvan lopen er bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) dit jaar nog studies naar de samenstelling van het zwerfvuil en naar het bepalen van een referentiekost voor zwerfvuilmaatregelen door lokale overheden. Hiervoor gaan we wellicht gebruikmaken van de fractietelling, waarvan we het resultaat begin 2021 verwachten, en de studie naar de referentiekosten die door een extern onderzoeksbureau uitgevoerd wordt.
De klankbordgroep zwerfvuil, die voor het eerst samenkomt op 5 maart, krijgt ook inspraak in de methodologie. De groep bestaat uit technische experten, die worden afgevaardigd door verschillende operationele of financiële belanghebbenden. En ten slotte starten dit jaar de voorbereidingen voor het afsluiten van een green deal met de distributiesector. Die green deal moet de distributie stimuleren om te werken aan distributiemethodes die minder verpakkingsmateriaal met zich meebrengen en dus ook minder zwerfvuil veroorzaken.
Ik heb trouwens gisteren in het nieuws gezien dat Fevia het startschot heeft gegeven. Maar ik kan daar niet duidelijk genoeg over zijn. Ik ben ook tijdens de krokusvakantie gaan kijken hoe ze dat materiaal verder recycleren. Maar vóór recyclage komt minder afval, en dat moet de doelstelling zijn.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Bedankt, minister, voor de uitvoerige uitleg. U begrijpt mijn vraag wel. Als je 20 procent minder ten opzichte van de cijfers van 2015 als doelstelling neemt, in plaats van 20 procent minder ten opzichte van de cijfers van 2013, dan koop je als Vlaamse overheid natuurlijk wat tijd. Door andere cijfers te hanteren, win je tijd.
Mijn grote bezorgdheid blijft het nemen van structurele maatregelen. We hebben bijvoorbeeld gezien dat men nu ook in Brussel en Wallonië plastic zakjes verbiedt en dat men proefprojecten doet rond het invoeren van statiegeld. Ik heb een beetje het gevoel dat wij, zeker in vergelijking met de ons omringende landen, altijd wat achterophinken op een of andere manier. Daarom blijf ik erop aandringen – dit is het dossier dat ik het hardst zal blijven opvolgen – om sneller structurele maatregelen te nemen. Wij zijn in Bredene een proefproject rond statiegeld aan het uitwerken met Recycling Netwerk Nederland-België. Daar wordt ook bij grote warenhuizen positief op gereageerd.
We moeten elkaar daar ergens in vinden. Ik wil daar constructief aan meewerken, maar laat ons alstublieft niet wachten tot 2023, want dat is weer heel wat jaren later. Ik ben ervan overtuigd dat elke kilogram minder afval in de natuur, in de zee en in onze oceanen heel belangrijk is. Ik weet dat u daar ook positief tegenover staat, maar laat ons niet te veel wachten op de cijfers. Meten is weten, dat besef ik maar al te goed. Die cijfers moeten er zijn, maar het is tijd voor actie. Ik denk dat dat nu zeker al mag.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik wil de oproep van collega Vandenberghe ten volle onderschrijven. Ik ben al blij dat de minister nog niet definitief beslist heeft om de cijfers van 2015 als referentie te nemen, want dat zou inderdaad een methode zijn om de doelstellingen gemakkelijker te halen. Ik wil ook aandringen op een evaluatie vóór 2023, want we verliezen kostbare tijd. Intussen hebben Schotland, Slovakije, Turkije, Letland en Frankrijk – naast ook Brussel – aangekondigd dat ze met statiegeld zullen werken. We moeten echt op tijd evalueren, om ook tijdig te kunnen overschakelen naar alternatieven, als blijkt dat onze inspanningen niet voldoende zijn. En daar lijkt het toch wel sterk op.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij deze vraag, omdat wij het zwerfvuil- en afvalverhaal in het verleden ook altijd als een belangrijke uitdaging hebben gezien. Ook in het regeerakkoord hebben we daar heel duidelijk een doelstelling van gemaakt, om die cijfers effectief naar beneden te krijgen. Dat daarvoor verschillende inspanningen van iedereen worden verwacht, mag duidelijk zijn.
Minister, ik ben blij dat u wat betreft de nulmeting duidelijk aangeeft dat er vooral vergelijkbare cijfers moeten kunnen zijn. U geeft aan dat het nog niet definitief beslist is. Ik hoop dat dat snel een definitief vervolg kan krijgen, ook met consensus van de sector, zodat we daar nadien geen discussies over kunnen krijgen. Dat het duidelijk vergelijkbare cijfers moeten zijn, daar kan ik u alleen maar in ondersteunen, om dat ook met enige spoed verder aan te pakken.
De opvolging is uiteraard heel belangrijk, zoals u zelf ook aangeeft. We hebben nu 2023 vooropgesteld, maar ik stel vast dat de sector in beweging is. Zijn we snel genoeg? Zijn we niet snel genoeg? De einddoelstelling is zeer duidelijk. En als die niet bereikt wordt, zullen daar ook andere maatregelen aan gekoppeld worden. Ik zie op het terrein wel degelijk beweging, inzake innovatie en ook in het gedrag van mensen. Ik hoop dat we dat vanuit Vlaanderen ten volle ondersteunen in de komende jaren, om daar snelheid in te houden, zodat we de doelstelling ook bereiken. Anders, als het niet zo is, moeten we bijsturen en besluiten om andere maatregelen te nemen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik wil graag aansluiten en inzoomen op een deel van uw antwoord, minister, namelijk de correcte manier om lokale overheden te stimuleren en te vergoeden. Ik heb daar op 8 november een schriftelijke vraag over gesteld, naar de ondersteuning van lokale besturen voor investeringen in het kader van het zwerfvuil- en sluikstortbeleid. Een van de mogelijkheden is de financiële ondersteuning aan lokale besturen voor bepaalde investeringen. Dat zorgde in 2017-2018 voor achttien projecten. Hierover wordt niet meteen gesproken nu. U haalde dat nog niet specifiek aan. Ik neem aan dat dat meegenomen wordt. Is daar al informatie over bekend? Wordt dit verdergezet? Wordt dit geïntegreerd in die nieuwe uit te werken methode? Wanneer mogen we daar beslissingen rond verwachten?
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, zwerfvuil is een bron van ergernis voor ieder van ons. We zijn daar in deze commissie allemaal al heel hard mee bezig geweest. De meesten van ons zullen binnenkort wel weer meedoen met de lenteschoonmaak. Wij hebben echt wel al de gedragsverandering die we hopen bij elke Vlaming te kunnen bewerkstelligen. Er is nog heel wat werk aan de winkel, dat weten we. In het regeerakkoord staan er ook doelstellingen die we met ons allen graag willen behalen.
We zijn EU-koplopers op het vlak van recyclage. We moeten er alles aan doen om dat zo te houden en om de recyclagegraad toekomstgericht nog te verbeteren.
Ik heb aan uw voorganger en ook aan u al vragen gesteld over de nulmeting, omdat het belangrijk is dat er later geen discussie over bestaat. Er zijn altijd duidelijke antwoorden op gekomen op mijn vragen. Ik kijk nu wel uit naar uw nieuwe reactie inzake de klankbordwerkgroep. Ik zal u daar snel verder over ondervragen. We willen met ons allen grote stappen vooruitzetten. We moeten grote discussies uitsluiten. Het verpakkingsplan 2.0 is daar heel duidelijk over. Die nulmeting wordt het ijkpunt voor het komende beleid. Dat is echt wel heel belangrijk.
Minister Demir heeft het woord.
Het klopt waar u naar verwijst. Men vraagt wie wat beslist heeft om het referentiejaar te wijzigen van 2013 naar 2015. Mijn antwoord daarop is gewoon heel correct dat er geen formele beslissing genomen is, maar dat men mij zegt dat er heel wat gegronde redenen zijn waarom het 2015 moet worden en niet 2013. Dat zou beter onderbouwd zijn; we zouden een betere meting kunnen doen. Ik wil niet zeggen dat ik niet geloof wat men mij zegt, maar ik zal daar zelf nog eens grondig over nadenken en de nodige input zoeken.
De correcte manier om de lokale overheden te vergoeden die inderdaad inspanningen leveren om zwerfvuil in te zamelen en op te ruimen, wordt uitgewerkt. We zullen bekijken of we het andere daarmee kunnen integreren, ja of nee, of dat voordelen heeft of niet. Dat nemen we zeker mee in de oefening.
Ik bekijk het dus wel breder: niet alleen de verpakkingssector, maar ook tabak, kauwgom en ander zwerfvuil.
De vraag om uitleg is afgehandeld.