Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Uit het Grote Woononderzoek van 2013 blijkt dat naar schatting 13 procent van het totale Vlaamse woningbestand structurele ingrepen nodig heeft om een voldoende toereikende woningkwaliteit te halen. De woningkwaliteit is sinds 2001 wel duidelijk verbeterd voor de groep woningen die van matige kwaliteit waren, maar dat is nauwelijks zo voor de woningen van slechte tot zeer slechte kwaliteit.
Minister, u verklaart in uw beleidsnota dat u prioritair zult inzetten op het bevorderen van de kwaliteit van die slechte tot zeer slechte woningen. Daarbij benadrukt u dat er hiervoor een bijzondere aandacht nodig is voor de private huurmarkt.
U wilt dit onder meer bereiken door aan de hand van het huidige bestuurlijke instrumentarium in te zetten op een tweesporenbeleid van zowel administratieve als strafrechtelijke handhaving. Daarnaast wilt u ook een structureel overleg over woningkwaliteit op poten zetten met verschillende relevante partners, waaronder het Netwerk Brandweer.
Minister wat is de huidige stand van zaken in het opzetten van het structureel overleg over woningkwaliteit waarnaar u in uw beleidsnota verwijst? Wie zijn hierin de belangrijkste partners en hoe zijn de contacten tot nu toe verlopen?
Welke onderwerpen wenst u te laten bespreken op dit overleg?
Kunt u wat meer duiding geven over de reikwijdte en de opdracht van het structureel partneroverleg? Welke verwachtingen hebt u ter zake?
Minister Diependaele heeft het woord.
Het agentschap Wonen-Vlaanderen heeft heel wat partners wanneer het gaat over woningkwaliteit. Ik denk in de eerste plaats aan de lokale besturen, die een centrale rol spelen in de woningkwaliteitsbewaking. Het is in eerste instantie de burgemeester die conformiteitsattesten aflevert, besluiten tot ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring neemt en dossiers aan het agentschap signaleert in functie van het opstarten van strafrechtelijke procedures. Ook de gesubsidieerde intergemeentelijke samenwerkingsprojecten Lokaal Woonbeleid spelen een grote rol. Daarnaast zijn er de huurders- en verhuurdersverenigingen, de sociale verhuurders en de immobiliënsector.
Gelet op de raakvlakken inzake brandveiligheid en -preventie is inderdaad ook het Netwerk Brandweer een relevante gesprekspartner. Daarnaast zijn er ook binnen de Vlaamse overheid meerdere partners, zoals het Vlaams Energieagentschap (VEA), de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) die kunnen worden betrokken afhankelijk van waarover het gaat.
Het agentschap heeft met al deze partners een goede samenwerking uitgebouwd. Dat gebeurt langs diverse kanalen, zoals via opvolging van relevant wetenschappelijk onderzoek in de begeleidingsgroep Woningkwaliteit van het Steunpunt Wonen, via de VVSG-commissie huisvesting (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten), via periodieke opleidingen en infosessies, bijvoorbeeld over het dossieropvolgingssysteem Vlaams Loket Woningkwaliteit (VLOK), het bestaande instrumentarium of nieuwe regelgeving, via lokaal woonoverleg en ad hoc samenwerking in concrete woningkwaliteitsdossiers, via ad hoc inhoudelijk overleg, bijvoorbeeld over de nieuwe technische verslagen die op 1 januari 2021 in werking treden en de bijhorende technische richtlijnen, via periodiek structureel overleg, bijvoorbeeld op het overlegplatform studentenhuisvesting, via breed stakeholdersoverleg, bijvoorbeeld op 11 maart 2020 over de geplande visienota met betrekking tot woningkwaliteit.
Welke onderwerpen wensen we te laten bespreken op dat overleg? Momenteel focust Wonen-Vlaanderen het overleg op enerzijds de geplande visienota over woningkwaliteit en anderzijds de start van het zogenaamde optimalisatiedecreet en -besluit Woningkwaliteit. Deze ingrijpende wijzigingen aan de regelgeving treden in werking op 1 januari 2021 en vergen een grote voorbereiding. In het licht daarvan is er momenteel intensief overleg met een aantal steden en gemeenten over de nieuwe technische richtlijnen. Ook werd recent een structureel overleg met het Netwerk Brandweer opgestart en werd reeds van gedachten gewisseld over een aantal technische aspecten rond brandveiligheid.
Daarnaast wil het agentschap in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een overlegtafel oprichten over mogelijke proactieve lokale woningkwaliteitsinitiatieven. Dat kadert in de ambitie om tot een volwaardige woningkwaliteitspiramide te komen, die bestaat uit de volgende vier lagen: sensibilisering, preventief toezicht, administratieve handhaving en strafrechtelijke handhaving.
U vraagt ook naar wat meer duiding over de reikwijdte van het partneroverleg. Het is de bedoeling dat de juiste partners op de juiste momenten betrokken worden, zodanig dat zowel het woningkwaliteitsbeleid zelf als de uitvoering ervan breed gedragen zijn en blijven. Het agentschap is goed geplaatst om de passende initiatieven hiertoe te nemen. Het nieuwe stakeholdersoverleg dat binnen het agentschap Wonen-Vlaanderen wordt uitgebouwd speelt hierin een cruciale rol.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik dank u, minister. Als ik het zo hoor, is dit inderdaad een zeer breed overleg, ook met verschillende en diverse partners. Dat is heel erg goed. Ik denk dat het vooral heel belangrijk is dat we de vinger aan de pols houden en dat verder goed opvolgen.
Ik hoor u spreken over een stakeholdersoverleg op 11 maart, als ik u goed heb begrepen. Is dat iets waarvan wij een terugkoppeling kunnen krijgen? Of hoe gaat dat gewoonlijk?
Dat gaat over de geplande visienota met betrekking tot woningkwaliteit.
Dat gaat over die visienota's?
Inderdaad.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, wat de woningkwaliteit betreft: ik merk zelf dat er eigenlijk een grote toegenomen bezorgdheid is en een actiebereidheid van onze lokale besturen om daar iets te doen. Ik denk dat u wel op dezelfde golflengte zit met heel wat lokale besturen, en dat is op zich goed.
Maar wat ik ook merk, en zeker de voorbije maanden, is dat er een heel grote uitdaging is inzake die woonkwaliteit, die de komende maanden en jaren steeds belangrijker gaat worden: het hebben van voldoende transit- en noodwoningen. Daar maak ik mij wel wat zorgen over.
Ik weet dat u bezig bent met dat in kaart te brengen. Dat is net gestart, geloof ik. Maar het is natuurlijk een probleem dat al heel lang aansleept, en waar de vorige legislatuur niets mee is gebeurd, eerlijk gezegd. Als u echt wilt inzetten op woonkwaliteit – en dat steunen wij ook – moeten die transit- en noodwoningen echt een grote prioriteit krijgen. Dat gaat dan om de ontwikkeling en ondersteuning ervan, en het meenemen van de lokale besturen. Ik denk dat u daar veel tijd en energie aan zult moeten spenderen. Ik doe bij deze een warme oproep.
Want het houdt natuurlijk verband: als een burgemeester of een lokaal bestuur de woningkwaliteit extra wil controleren, hebben zij ook de plicht om die herhuisvesting in goede banen te leiden. En dan is het vitaal om voldoende capaciteit aan transit- en noodwoningen te hebben. En die is er in de meeste grote steden vandaag gewoon niet. Mijn partij roept dan ook op om daar de komende maanden een grote prioriteit van te maken.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
De bezorgdheid van mevrouw Moerenhout is voor het krokusreces inderdaad ook al aan bod gekomen. Toen heeft de minister erop gewezen dat een woning niet direct onbewoonbaar is omdat ze strafpunten heeft. We moeten natuurlijk zien dat de noodwoningen effectief in eerste instantie voor de dak- en thuislozen voorbehouden blijven.
Maar ik geef u gelijk: hoe meer onderzoeken naar woningkwaliteit, hoe groter de kans dat een woning ongeschikt of onbewoonbaar blijkt. Maar daar ligt ook een uitdaging bij intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Want ik vrees dat niet elke kleinere gemeente in staat is om in een keer vijf noodwoningen ter beschikking te stellen, die dan ook de helft van de tijd leegstaan. Daar ligt dus alweer een uitdaging voor de lokale besturen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, we zitten in elk geval op dezelfde golfengte. Eerst en vooral voelen wij ook een verhoogde bezorgdheid bij de lokale besturen. Dat heeft wellicht ook te maken met een aantal zaken die in de media zijn verschenen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie in Gent rond de sociale huisvesting of het voorval van huisjesmelkerij in Leuven.
Dat zorgt er wel voor dat lokale besturen wakker schieten en hun verantwoordelijkheid nemen. We merken dat ook met de vraag van mevrouw Schryvers van daarnet over die conformiteitsattesten. Die bezorgdheid leeft, en we kunnen die alleen ondersteunen, we zijn daar bondgenoten in.
Die noodwoningen zijn opgenomen in het regeerakkoord. Ik ben blij dat u dat ondersteunt. We trekken daar extra geld voor uit, net omdat ik er evengoed van overtuigd ben dat als we daar iets aan willen doen, we ervoor moeten zorgen dat die nood- en transitwoningen er zijn. Ik denk dat het gaat over ongeveer 4 vier miljoen euro. Er zit de volgende jaren een groeipad op en de lokale besturen zullen daarin cofinancieren.
Het Steunpunt Wonen heeft op dit moment een onderzoek lopen naar die noodwoningen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.