Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
De voorbije weken zijn er de gesprekken en onderhandelingen geweest over het meerjarig financieel kader (MFK), die geleid werden door onze voormalige premier, Charles Michel, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Europese Raad. Hij heeft het bijzonder druk gehad om te onderhandelen met de verschillende staats- en regeringsleiders van de 27 lidstaten. De agenda was natuurlijk volledig gericht op het MFK 2021-2027, de meerjarenbegroting die het Europees budget moet vastleggen voor de volgende 7 jaar. We kennen intussen de afloop van deze Europese top op 20 februari 2020: de Europese Raad is er nog niet uit.
De meningsverschillen blijven bijzonder groot, tussen enerzijds de noordelijke lidstaten en anderzijds de zuidelijke en oostelijke lidstaten. Zo liet de Nederlandse minister-president Mark Rutte reeds weten dat het MFK 2021-2027 slechts 1 procent mag bedragen van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de EU27. Dit is substantieel minder dan de originele budgetvoorstellen van de Europese Commissie uit 2018 die van 1,11 procent uitgaan. Nederland wordt gesteund door ‘de zuinige vier’: Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Duitsland. Zij willen weg van het cohesiebeleid, om meer te kunnen investeren in onder andere onderzoek en ontwikkeling.
Daartegenover staan er andere lidstaten, die zichzelf ‘de vrienden van de cohesie’ noemen, voornamelijk geleid door de Portugese premier Costa. Dat zijn vooral de lidstaten uit Zuid-Europa, Centraal-Europa en ook de Baltische staten. Zij hebben een verklaring ondertekend waarin ze melden dat geen enkele lidstaat geconfronteerd mag worden met een scherpe daling van de cohesiefondsen. Ook Frankrijk liet weten dat er volgens hen evenveel geld naar landbouw en cohesie moet blijven gaan.
Een derde factor in de onderhandelingen is het Europees Parlement, dat het meerjarig financieel kader ook moet goedkeuren. Traditioneel willen de Europese volksvertegenwoordigers meer budget, ook na de brexit. Voor hen is een budget lager dan 1,3 procent van het bruto nationaal inkomen van de 27 lidstaten niet vanzelfsprekend.
Minister-president, er ligt voor de voorzitter van de Europese Raad Michel dan ook heel wat werk op de plank om de relatief grote meningsverschillen over de meerjarenbegroting te verzoenen en ik zou u hierover enkele vragen willen stellen.
Waar positioneert de Vlaamse Regering zich inhoudelijk in het debat over de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader? In hoeverre is deze positie gelijk aan of verschillend van het standpunt dat België op Europees vlak verkondigt? Bent u op de hoogte van de samenwerking die België met andere lidstaten aangaat om samen op het debat te wegen? Sluiten we ons veeleer aan bij de ‘zuinige vier’ dan wel bij de ‘vrienden van de cohesie’? Bent u van plan vanuit Vlaanderen initiatieven te nemen om met andere regio’s en lidstaten samen te werken om op het debat te wegen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, wat de positie van de Vlaamse Regering met betrekking tot het globaal volume betreft, heeft de Vlaamse Regering van bij het begin gepleit voor een realistisch volume dat rekening houdt met het gat dat de brexit in de Europese begroting heeft geslagen. De Vlaamse Regering is van mening dat het door de Europese Commissie voorgestelde volume, 1,11 procent van het bruto nationaal inkomen van de EU, een te grote impact op de nationale bijdragen heeft. Als nettobetaler aan de Europese begroting pleit Vlaanderen voor een globaal volume dat 1,05 procent niet overstijgt.
Wat de uitgaven betreft, steunt de Vlaamse Regering de shift naar een toekomstgericht en modern budget dat meer middelen dan nu inzet op een beleid met een hoge toegevoegde waarde voor de EU. Een goed voorbeeld is onderzoek en ontwikkeling in het Horizon Europe-programma. Dat programma is een win-winsituatie voor de EU en voor Vlaanderen.
In het algemeen pleiten we voor meer middelen dan nu voor rubriek 1 van het meerjarig financieel kader. Hieronder vallen heel wat Europese programma’s die goed zijn voor het concurrentievermogen. Naast Horizon Europe, gaat het ook om Connecting Europe Facility voor grensoverschrijdende investeringen in vervoer en energie, om het programme for the Competitiveness of Small and Medium-Sized Enterprises (COSME) voor de interne markt, voor InvestEU voor private investeringen door middel van financiële instrumenten en om het programma Digitaal Europa. Ook de stijging van de middelen voor het Erasmusprogramma in rubriek 2 van het meerjarig financieel kader vinden we belangrijk. Verder vinden we dat er meer middelen dan nu moeten gaan naar de uitdagingen inzake klimaat, migratie, grensbewaking, buitenlands beleid en defensie.
Als Vlaamse Regering hebben we van bij het begin gesteld dat we de tering naar de nering moeten zetten als we in nieuwe zaken willen investeren. We moeten besparen op de meer traditionele uitgaven. In het licht van de verlaagde Europese budgetten voor het cohesiebeleid en voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid ijveren we uiteraard voor een billijke Vlaamse enveloppe. We blijven bij onze vraag voor een garantiefonds dat regio’s kan ondersteunen die disproportioneel door de brexit worden getroffen.
Wat de inkomsten betreft, ben ik met betrekking tot de financiering van de begroting van mening dat de huidige financieringswijze, door middel van een bijdrage van de lidstaten op basis van het bruto nationaal inkomen, zijn verdienste heeft en zeker behouden moet blijven.
Met betrekking tot de vergoeding die de lidstaten ontvangen voor de kosten die zijn verbonden aan de inning van de douanekosten namens de EU, heeft de Europese Commissie voorgesteld die vergoeding van 20 procent tot 10 procent van het geïnd bedrag te verlagen. Gelet op het grote volume aan goederen uit derde landen die langs Antwerpen op de Europese markt terechtkomen, is dat een financiële aderlating voor de federale begroting. We steunen dan ook de vraag van de federale overheid de huidige vergoeding van 20 procent te behouden. Dat past in een behoorlijk samenwerkingsfederalisme.
Over het voorstel van Charles Michel om de toekomstige winsten op de emissiehandel af te romen, kan ik kort zijn. Dat is voor ons onaanvaardbaar omdat we die middelen broodnodig hebben om het Vlaams klimaatbeleid te financieren.
In hoeverre is onze positie gelijk aan of verschillend van het standpunt dat België verkondigt? We zitten mee aan tafel en kunnen het Belgische standpunt mee vormgeven. Uiteraard loopt het niet volledig gelijk met het onze. We hebben van bij het begin onze voorkeur uitgesproken voor een realistisch budget met een shift naar een modern beleid. We zijn op dat vlak duidelijker dan de andere entiteiten. Ik betreur dat ook de publieke verklaring van premier Wilmès dat België nog meer aan de Europese begroting zal moeten bijdragen en haar kritiek op de lidstaten die met overtuiging voor een beperkte Europese begroting blijven pleiten. Dat België voor een ambitieus budget voor rubriek 1 van het meerjarig financieel kader en voor Horizon Europe in het bijzonder pleit, gebeurt op onze vraag. Hetzelfde geldt voor de vraag naar meer Europese middelen voor de regio’s die door de brexit hard worden getroffen.
Wat betreft de mogelijke samenwerking tussen België en andere lidstaten ben ik op de hoogte van posities die België inneemt in de Europese Raad. Van de ontmoetingen die de FOD Buitenlandse Zaken of de federale Permanente Vertegenwoordiging heeft met andere lidstaten ben ik niet systematisch op de hoogte.
Wat zijn de initiatieven langs Vlaamse kant? Ik geef sowieso onze standpunten mee in mijn ontmoetingen met ministers en ambassadeurs van andere landen en regio’s. Dat is telkens een topic bij elke ontmoeting die ik op dat vlak heb. Via de Algemeen Afgevaardigde van de Vlaamse Regering bij de EU zorgen we er ook voor dat onze partners binnen Europa het Vlaamse standpunt kennen. De belangrijkste wijze om op het Europese debat te wegen blijft evenwel door zoveel mogelijk het Belgische standpunt mee vorm te geven. Op veel punten vinden we hierover overeenstemming met de andere deelstaten en het federale niveau, maar op andere domeinen zijn de verschillen in visie groter.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Het is een goede zaak dat Vlaanderen met betrekking tot het voorgestelde volume ik zal niet zeggen een middenpositie inneemt maar dan toch een realistische positie. U stelt voor om die 1,05 procent minstens niet te laten overstijgen. De Vlaamse Regering stelt een juiste focus voorop: onderzoek en ontwikkeling, en innovatie via het succesvolle programma van Horizon Europe en via de programma’s die goed zijn voor onze ondernemingen en bijgevolg voor de werkgelegenheid en de welvaart in ons land.
Tegelijkertijd zijn er inderdaad de nieuwe uitdagingen. We zien de conflicten en problemen die er zijn aan de grens tussen Turkije en Griekenland. We moeten rekening houden met uitdagingen zoals migratie, grensbewaking, buitenlands beleid en uiteraard ook met klimaat en defensie.
De juiste impact van de brexit op het Garantiefonds moeten we nog inschatten. U zult daar binnenkort heel wat vragen om uitleg over krijgen. We zullen dat bijna dagelijks moeten opvolgen.
Het verwondert mij wel dat premier Wilmès verklaarde te aanvaarden dat België nog meer zal moeten bijdragen aan de Europese begroting. Het is goed dat u erop wijst dat dit niet zomaar het standpunt is van de Vlaamse Regering. Er zijn inderdaad nieuwe uitdagingen en er zijn in dit land verschillen tussen de regio’s over de focus, over de thema’s die van belang zijn. Ik hoop dat u daar voet bij stuk kunt houden en dat de federale restregering alvast rekening houdt met de verlangens van Vlaanderen en met waarop Europa moet inzetten.
Het VK, toch een belangrijke economische motor, heeft de EU verlaten. De EU moet hier rekening mee houden bij haar begroting en zeker bij haar uitgaven.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister-president, elke lidstaat heeft uiteraard zijn eigen belangen en prioriteiten. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat dergelijke begrotingsonderhandelingen wat voeten in de aarde hebben, zeker als er ook moet worden bespaard. Als u zegt dat er moet worden gestreefd naar een billijke enveloppe, dan stelt mij dat gerust in het algemeen, maar daarmee weten we nog niet hoe de inhoud van de enveloppe er zal uitzien. Daar is dus nog heel wat werk aan de winkel. Er zijn een pak thema’s en beleidsdomeinen, zoals klimaat en defensie maar ook de brexit, die de nodige aandacht verdienen en een injectie zullen kunnen gebruiken. Ik ben blij dat u daarvoor zult blijven ijveren.
Voor landbouw zijn de signalen dan weer niet echt hoopgevend. De sector is bijzonder ongerust.
U haalde het belangrijke programma Horizon Europe aan, een kader voor investeringen en innovatie in Europa. U hebt bevestigd dat daarop verder wordt ingezet. Daar ben ik bijzonder tevreden mee. Vlaanderen was koploper in Horizon 2020. We weten allemaal dat de besparingen daar grote gevolgen zouden kunnen hebben voor Vlaanderen en voor onze onderzoeksinstellingen. Ik denk dat ik het goed heb gehoord, dat we met u een partner hebben om dat verder te verdedigen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dank u wel voor de interessante vraag, collega. Deze ochtend hadden we nog een Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden, waarin een aantal senatoren, zoals ik, zetelen, naast Europose parlementsleden en uiteraard ook leden van de Kamer. Premier Wilmès gaf daarin uitleg over die Europese top. Je wordt natuurlijk om de oren geslagen met cijfers, met zoveel na de komma. Terwijl wij erbij zaten, wijzigden de percentages van de prebriefing al. Die wijzigden ook nog eens tijdens de top en ze zullen nog wijzigen, want ze zijn er niet uitgeraakt. Ik zal me daar niet op vastpinnen. Moet het nu 1,05 procent of 1,074 procent of 1,4 procent zijn?
De Nederlanders stonden aan de kant van de zuinige landen. Sommige collega’s noemen dat ‘de gierige landen’, maar dat hoor ik niet zo graag. De zuinige landen zeggen dat het 1 procent moet zijn, en niet meer. Ik heb begrepen dat wij daar iets boven zitten. Ik vind die positie niet slecht. Ik vind het goed dat wij ons niet bij de zestien of bij de vier zetten, maar dat we ergens een positie houden waarin je dan op een bepaald moment kunt schakelen en mee naar een oplossing kunt zoeken. Op een bepaald moment zal er toch een meerjarenbudget moeten zijn.
Misschien toch nog even iets over de betrokkenheid van de deelstaten of de gewestregeringen. Dat was vorige keer al duidelijk, maar onze nieuwe premier maakte daar voor het eerst zeer sterk werk van. De Vlaamse Regering werd daarbij betrokken, ze zat mee bij de voorbereiding. Er verschijnen natuurlijk allerlei dingen in de pers, maar de premier heeft duidelijk gezegd dat als er geen duidelijk Belgisch standpunt was, zij de twee standpunten naast elkaar heeft gegeven, zowel het Vlaamse als het Waalse. Ik denk dat zij daarmee ontkracht heeft wat wij daar allemaal in de pers hebben over gelezen. Ik vond het een goede vergadering en ik hoop dat de Federale Regering, in welke samenstelling ook, in de toekomst Vlaanderen op die manier blijft betrekken. Dat kan nog altijd beter. U hebt al aangegeven, minister-president, dat u via de diplomaten niet echt toegang hebt tot die andere landen, en dat is een punt dat voor verbetering vatbaar is, maar ik denk dat we toch op die piste kunnen verder werken. Europa belangt ons allemaal aan. Het hele verhaal van de brexit komt daarbij telkens opnieuw naar voren, daar begint het allemaal mee, dat is zoveel geld minder van een netto betaler, en dan begint het gemarchandeer. Laten ons hopen dat ze eraan uitraken en dat het voor onze landbouw toch meevalt. Als men wat men nu heeft, kan houden, dan is dat nog minder dan wat anderen bij krijgen. Dat standpunt moeten we toch proberen te bewaken, maar met 27 landen overeenkomen is nog moeilijker dan in ons federaal land overeenkomen.
Ik wilde u toch even debriefen over wat ik vanmorgen allemaal heb vernomen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Misschien een kleine aanvulling bij mevrouw Brouwers: als de Vlaamse diplomatie vandaag betrokken is, dan is dat inderdaad op basis van de goodwill van de federale diplomatie. Als we de samenwerkingsakkoorden van 1994 strikt toepassen, dan hebben we daar nog geen toegang toe. Daarom is het ook zo belangrijk dat we snel werk kunnen maken van de aanpassing, zodat we tussen de deelstaten een akkoord kunnen sluiten over hoe we die samenwerkingsakkoorden zouden kunnen aanpassen. Als er dan een Federale Regering is die daarover kan beslissen, kan wat we nu hebben en wat oogluikend wordt toegestaan en de modus vivendi is in de nabije toekomst op een samenwerkingsakkoord gestoeld worden.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik sluit me uiteraard volledig bij u aan dat die samenwerkingsakkoorden spoedig herzien moeten worden. Het is echt van belang dat Vlaanderen daarbij mee aan de tafel zit.
Ik wil nog even terugkomen op het budgetvoorstel van de Europese Commissie dat nu op 1,11 procent ligt. Dat zou er eigenlijk op neerkomen dat België elk jaar 1,2 miljard euro extra zou moeten betalen aan de Europese Commissie. 1,2 miljard euro extra: ik noem dat bijna lichtzinnig. Mijn fractie pleit ervoor dat dit onbetaalbaar is. Dat is lichtzinnig en weinig efficiënt. Ik hoop dat Vlaanderen een realistisch standpunt zal innemen en dat het budget dat u daarstraks aanhaalde, realistischer is. We moeten niet zomaar meestappen in uitgaven terwijl we op dit ogenblik nog niet eens weten hoe we de federale begroting binnen de perken kunnen houden. Ik hoop dat er het nodige realisme aan de dag wordt gelegd en dat we niet meestappen in die lichtzinnigheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.