Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik heb eerder een schriftelijke vraag gesteld over rechtstreeks toegankelijke zorg. Daaruit bleek dat in 2020 ongeveer 27.000 personen daarvan gebruikmaakten. Wat opviel, is dat ongeveer de helft van die mensen een handicapspecifieke code had bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) – een ticket, zoals men dat noemt – of bij de intersectorale toegangspoort. Iets minder dan de helft is dus niet bekend als persoon met een handicap bij het VAPH of de intersectorale toegangspoort.
Minister, heeft het VAPH een zicht op de problematiek van die helft, van die personen waarvan niet bekend was dat ze een persoon met een handicap zijn? Zo ja, wat is die problematiek, en kunnen die mensen ook een beroep doen op andere vormen van welzijnszorg? Zo niet, is het nuttig, zeker gelet op de wachtlijsten die er ook voor rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) zijn, om te bekijken wat de profielen van die mensen zijn, of ze onder RTH moeten vallen of eventueel kunnen worden geheroriënteerd naar andere welzijnsdiensten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, het VAPH heeft geen zicht op de concrete problematiek en de zorgnoden van de cliënten van de RTH-diensten die enkel een beroep doen op RTH en nog geen vraag naar niet-rechtstreeks toegankelijke hulp of tussenkomst in de hulpmiddelen en woningaanpassingen hebben gesteld. RTH is bedoeld voor mensen met een handicap of een vermoeden van handicap die nood hebben aan handicapspecifieke ondersteuning. Er hoeft voor deze ondersteuning, die beperkt is in frequentie en intensiteit, geen toeleidingsprocedure doorlopen te worden. Zo wordt een laagdrempelige vorm van ondersteuning gerealiseerd met een minimum aan administratie voor de persoon met een handicap. Dat is de reden dat het VAPH en de intersectorale toegangspoort niet beschikken over handicapgegevens, maar in de praktijk wordt de ondersteuning wel degelijk geboden aan mensen met een handicap. Het is de verantwoordelijkheid van de erkende diensten RTH om erover te waken dat het gaat om mensen met een handicap of een vermoeden van handicap. De diensten zetten vraaggericht de RTH-ondersteuning in om aan de ondersteuningsvraag van de gebruiker te voldoen.
Net als alle burgers met een ondersteuningsnood kunnen ook personen met een handicap een beroep doen op reguliere vormen van welzijnszorg. De handicapspecifieke ondersteuning vanuit de RTH-diensten is aanvullend op de eventuele andere vormen van ondersteuning vanuit de reguliere sector.
Zoals reeds aangegeven in de vorige vragen heeft het VAPH geen zicht op de profielen van de RTH-gebruikers. De RTH-diensten daarentegen wel en zij dienen vraaggericht de middelen in te zetten. In de beleidsnota is er sprake van een verdere optimalisering van RTH, het opmaken van een RTH-plan maar ook het bekijken van het intersectoraal inzetten van ondersteuning. Er loopt ook nog onderzoek naar de inzet van RTH-middelen. Conclusies uit dit onderzoek zullen meegenomen worden binnen een verdere optimalisering van RTH-regelgeving en praktijken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik onthoud dat er voorlopig geen duidelijk zicht is maar dat dat eventueel nog kan komen in de nabije toekomst. Het is een efficiëntievraag. Ik weet dat efficiëntie voor sommige van mijn collega's een vies woord is maar ik denk dat dat essentieel is om een aantal dingen op te lossen die wij op verschillende domeinen zien. Ik heb ook een schriftelijke vraag gesteld over wat er allemaal in prioriteitengroep 3 zit. Dat is een andere problematiek maar daar heerst veel onduidelijkheid over welke soort zorg die mensen uiteindelijk echt nodig hebben. Hetzelfde geldt voor de groep die ik in deze vraag benoem. Ik denk dat een analyse daarvan heel nuttig kan zijn om te kijken of die mensen niet op een andere manier of via andere vormen van zorg die al bestaan, geholpen worden. Ik besef dat die gegevens niet aanwezig zijn bij het VAPH. Maar bij het analyseren van de profielen van de RTH kan misschien in de toekomst wel gekeken worden of wij kunnen – uitzuiveren is een slecht woord, tijdens de regeringsonderhandelingen is dat eens gevallen – analyseren welke mensen nog uitsluitend een beroep moeten doen op RTH of van welke reguliere vormen ze anders gebruik kunnen maken.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Bij de voorbereiding was ik op zoek naar het antwoord op uw schriftelijke vraag, collega. Ik heb daarbij het antwoord gevonden op een andere schriftelijke vraag, namelijk een vraag van collega van der Vloet. In dat antwoord is er sprake van een onderzoek van het VAPH naar het profiel. Dat onderzoek zou eind maart klaar zijn. Daarom vind ik het een beetje eigenaardig, minister, dat u niet refereert aan het onderzoek dat in uw antwoord aan collega van der Vloet wordt vermeld.
Minister Beke heeft het woord.
Het is begin maart.
Collega Vande Reyde heeft heel goed de vraag opgevolgd van de andere collega om het antwoord te krijgen. Ik was dus ook heel erg benieuwd naar het antwoord. Blijkbaar is er een onderzoek gaande of gebeurd.
Collega’s, prioriteitengroep 3 wordt in kaart gebracht. Daarbij hoort natuurlijk bijvoorbeeld ook de samenwerking met de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s). We zullen kijken wat daar uitkomt. We zullen bekijken waar we de middelen op de meest efficiënte manier kunnen inzetten en dat ook doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.