Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de prioriteiten van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan
Vraag om uitleg over het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Het is uiteraard niet zo bijzonder dat er verschillende collega’s de vraag gesteld hebben. Ik denk dat dat redelijk logisch is. We hebben het in deze commissie al zeer vaak gehad over het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP) en ook over de prioriteiten die daarin gesteld zouden worden. De kogel is nu effectief door de kerk. Op vrijdag 7 februari heeft de Vlaamse Regering de vijf prioriteiten geselecteerd. Het is goed dat er een keuze gemaakt is, het is goed dat er prioriteiten gekozen worden. Maar nu is het zaak om die prioriteiten ook effectief te realiseren.
Ik heb eerst nog een aantal vragen over hoe ze tot stand gekomen zijn en daarna ook over hoe we nu verder gaan met die vijf prioriteiten.
Op welke basis zijn de uiteindelijk gekozen prioriteiten naar boven gekomen als de meest geschikte prioriteiten? Er waren immers meerdere kanshebbers om prioritair te worden. Om welke redenen zijn andere mogelijke prioriteiten niet geselecteerd?
Welke relevante stakeholders werden betrokken bij de bepaling van de vijf prioriteiten?
Werden ook de andere Vlaamse ministers betrokken? Ik neem aan van wel.
Zijn er al afspraken gemaakt met uw collega-ministers om op structurele basis overleg te plegen over de opmaak en de opvolging van het JKP, over die vijf prioriteiten maar ook over andere kinderrechten, zodat die niet uit het oog verloren worden?
Zijn er al afspraken gemaakt rond het vrijmaken van de nodige budgetten om het JKP ook effectief mogelijk en uitvoerbaar te maken? Prioriteiten bepalen is belangrijk, maar het zal nog belangrijker zijn om daarvoor ook de nodige tijd en middelen vrij te maken zodat er over de beleidsdomeinen heen hard aan gewerkt kan worden.
De heer Coengrachts heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de heer Vaneeckhout in verband met het JKP. De Vlaamse Regering heeft daar op 7 februari vijf prioriteiten in bepaald. Het is goed dat er keuzes worden gemaakt en dat er een focus wordt gelegd, dat maakt het engagement scherper. Ik zal niet de hele inleiding van de heer Anaf herhalen, die van mij loopt daar min of meer mee gelijk.
Minister, kunt u de motivering achter de keuze voor deze beleidsdomeinen toelichten?
Hoe plant u in de andere beleidsdomeinen die raken aan die vijf prioriteiten, uw collega’s te responsabiliseren om hun steentje bij te dragen aan het verwezenlijken van die prioriteiten?
Bepaalde thema’s zoals kinderarmoede en het verhogen van de inspraak en participatie van kinderen en jongeren, zijn niet rechtstreeks opgenomen in deze vijf prioriteiten. Zult u daar aandacht aan schenken en op welke manier? Kinderarmoede is immers een van de belangrijkste prioriteiten die voortkwamen uit het prioriteitendebat dat voorafgaand aan het nieuwe JKP is gevoerd
Is er al een beslissing over de budgetten die voor de vijf prioriteiten worden vrijgemaakt? De Vlaamse Jeugdraad suggereerde bijvoorbeeld 50 miljoen euro.
Zullen de middelen worden opgenomen in een meerjarenbegroting zodat zij vastliggen voor de volledige duur van het JKP?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik zal niet de hele context herhalen. Ik kan alleen maar zeggen dat heel de sector zat te wachten op een beslissing over het JKP. Het is goed dat die beslissing is genomen. Kiezen is uiteraard verliezen, maar er was een lang voortraject en u hebt samen met de regering de prioriteiten gekozen. Het is nu tijd om daarmee aan de slag te gaan, dat is het belangrijkste. Er moeten resultaten worden geboekt en het parlement moet samen met u werk maken van de resultaten van het JKP.
Minister, wat is de timing voor de opmaak van de concrete actieplannen met bijhorend budget voor de uitrol van dit JKP? Zult u met meetbare, kwantificeerbare doelstellingen werken?
Hoe zullen deze plannen tot stand komen? Wie coördineert en wie wordt bij de totstandkoming betrokken?
Hoe zal de tussentijdse evaluatie van het JKP en een eventuele aanpassing ervan gebeuren? Op welke termijn ziet u dat?
Welk totaalbudget wilt u rechtstreeks en onrechtstreeks voor de uitrol van deze acties uittrekken? Ik vermoed dat een groot deel ook in de bestaande budgetten zal moeten worden gevonden.
Plant u in extra budgetten te voorzien of moet alles binnen de goedgekeurde budgetten gebeuren?
Kinderarmoede is niet opgenomen. Ik hoop dat dat niet betekent dat de Vlaamse Regering daar niet gevoelig voor zou zijn. Ik ga ervan uit dat dat niet zo is, maar u bent in elk geval coördinerend minister van Jeugd, ook voor dat thema. Hoe zult u met uw collega’s alsnog werk maken van een resultaatgericht beleid inzake kinderarmoede?
Minister Dalle heeft het woord.
We hebben inderdaad nog geen twee weken geleden met de Vlaamse Regering vijf prioriteiten goedgekeurd voor het JKP. Dat daar in deze commissie veel vragen over worden gesteld, stemt me gunstig. Dat is heel belangrijk voor de Vlaamse Regering, maar het is ook een goede zaak dat alle partijen hier aanwezig dat mee ondersteunen, omdat dit niet alleen Vlaams maar ook lokaal moet gebeuren. De Vlaamse Regering hoopt dat de verschillende Vlaamse en Brusselse gemeenten zich ook zullen inschrijven in die strategie en met die vijf prioriteiten aan de slag zullen gaan.
Jullie zijn actief in verschillende commissies. Het is een heel goede zaak dat jullie daar ambassadeur zijn van het JKP, zodat ook de collega-ministers niet alleen in de regering maar ook in het parlement herinnerd worden aan die prioriteiten.
Ik probeer alle vragen samen te behandelen.
Om binnen de vele uitdagingen waarvoor we staan te komen tot vijf prioritaire doelstellingen, daaraan ging natuurlijk een heel traject vooraf. Daarbij zijn we vrij omzichtig te werk gegaan. Een deel was een voortraject in de vorige legislatuur, maar we hebben ook in deze legislatuur nog stappen genomen, met heel veel respect voor de vele inzichten, de adviezen van de Vlaamse Jeugdraad, natuurlijk ook voor het geleverde werk en de ambities die we met de Vlaamse Regering hebben. De uiteindelijke keuze van de vijf prioritaire doelstellingen past binnen vier toetsstenen.
Ten eerste is de keuze gebaseerd op de uitkomst van de omgevingsanalyse en de vele gesprekken, debatten, inspraakmomenten met de jeugdsector, de administraties binnen de Vlaamse overheid, de lokale besturen, de kinderrechtenactoren, de onderzoekswereld, en de organisaties die het bredere middenveld of bepaalde doelgroepen vertegenwoordigen. Dat participatief proces heeft plaatsgevonden zowel op het einde van de vorige legislatuur als in deze legislatuur.
Het tweede punt is dat die prioriteiten aansluiten bij een aantal belangrijke prioriteiten in het regeerakkoord, in de verschillende beleidsnota’s die hierbij betrokken zijn en natuurlijk ook in mijn eigen beleidsnota’s Jeugd en Media.
De derde toetssteen is de expliciete keuze voor concrete, financieel haalbare en realiseerbare doelstellingen die een impact hebben op het leven van alle kinderen, jongeren en jongvolwassenen in Vlaanderen en Brussel.
Tot slot is er de kracht van het coördinerend werken binnen de context van de Vlaamse Regering. Dat is een doorslaggevend element. Vanzelfsprekend werden mijn collega-ministers ook betrokken bij het voorstel van beslissing over de vijf prioriteiten. We hebben echt doelbewust gekozen voor prioriteiten die in een transversaal werk binnen de regering effectief en efficiënt kunnen zijn. Dat is bijvoorbeeld bepalend geweest voor het niet kiezen van armoede als prioriteit – daar kom ik dadelijk nog op terug.
Wat is nu het traject dat volgt? Wij wachten eerst nog op het advies van de Vlaamse Jeugdraad en de kinderrechtencommissaris. Dat is gevraagd binnen de tien werkdagen. We zullen dat dus op korte termijn hebben. Ik neem aan dat dit niet tot een fundamentele bijsturing zal moeten leiden, maar we zullen dat natuurlijk afwachten. De komende opdracht is om de prioriteiten inhoud te geven en concreet uit te werken tot projectplannen. Nu zijn ze nog abstract, dat moet concreet worden. Mijn kabinet en administratie coördineren dit proces. We zullen daarbij participatief te werk gaan, in samenspraak met onder meer de gevatte vakministers, de administraties, jeugdwerkorganisaties, lokale besturen en academici.
Het is de bedoeling dat voor de uitvoering van de projectplannen de nodige middelen worden vastgelegd in de begrotingen. Vandaag zijn die middelen niet vastgelegd met deze beslissing van de Vlaamse Regering omdat het nu enkel het referentiekader is. Pas wanneer er concrete projecten komen, zullen we de financiering kunnen preciseren en concretiseren. De opmaak en opvolging van het JKP worden bewaakt door mijn administratie en kabinet. Dat spreekt voor zich.
Het werk van deze projectteams moet leiden tot het uiteindelijke JKP, dat voor 1 oktober 2020 door de Vlaamse Regering zal worden goedgekeurd. Het is de bedoeling om jullie dan bij de start van het nieuwe parlementaire jaar het JKP te kunnen overhandigen. Aanvullend op het eindrapport dat dan binnen de vier jaar zal worden overhandigd aan het parlement, is ook voorzien in een tussentijdse evaluatie na twee jaar van uitvoering. Ook het Kinderrechtencommissariaat is tegelijk met jullie betrokken in dit evaluatieproces.
Bepaalde thema’s zijn niet behouden. Kiezen is verliezen. Je moet focussen en prioriteiten stellen, en dan vallen er ook thema’s uit de boot. We hebben dat vrij beredeneerd gedaan.
Een eerste punt is natuurlijk kansarmoede, armoede, kinderarmoede. Dat is inderdaad een topprioriteit van deze regering. Maar we hebben wel het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA), het actieplan tegen armoede dat door collega Beke, minister van Welzijn, wordt gecoördineerd. En het leek ons weinig zinvol en weinig efficiënt om twee overlappende plannen te hebben – enerzijds een actieplan armoede, waarbij kinderarmoede natuurlijk ook belangrijk is, en anderzijds een plan voor kinderarmoede vanuit het beleid Jeugd. Wat we willen doen, is samen met collega Beke bekijken hoe kinderarmoede, de Kindreflex, het eerste kan zijn dat in het VAPA aan bod komt. We zijn daarover uiteraard in overleg met collega Beke en zijn kabinet, om dat heel concreet te maken.
Een tweede punt is inderdaad de participatie van kinderen en jongeren. Het was het centrale thema in het jaarverslag van de Kinderrechtencommissaris, het was dus een echte topprioriteit. Maar we hebben het inderdaad als dusdanig niet als prioriteit geformuleerd in het JKP.
Het is ten eerste een methodisch element, het is een vraag naar methodiek en naar basisingesteldheid, waarbij je in het hele jeugdbeleid en in alle beleidsdomeinen waar kinderen en jongeren een rol spelen, altijd tracht om in dialoog te gaan met jongeren, en echt naar hen te luisteren, op rechtstreekse wijze en via de verschillende vertegenwoordigende organen. Dat is binnen de vijf prioriteiten dus sowieso de methodiek die we willen hanteren. Bovendien staat in een van die prioriteiten vrijwillig engagement centraal. Bij dat vrijwillige engagement is participatie natuurlijk een heel belangrijk aspect.
Naast die prioriteiten mogen we natuurlijk niet uit het oog verliezen dat ik coördinator ben van de kinderrechten in het hele regeringsbeleid. We hebben nu bepaald dat de focus ligt op die vijf kernpunten. Maar daarnaast zullen we die systematische kind- en jongerenreflex natuurlijk ook toepassen op alle andere aspecten van het Vlaams beleid die een impact hebben op kinderen en jongeren, en op het beleid van de collega’s.
Het JKP moet dus inderdaad samen worden gelezen met de andere instrumenten, zoals het jongeren- en kindeffectrapport (JoKER), de verticale overlegmomenten en de opvolging van de slotbeschouwingen van het VN-comité. Dat heb ik hier ook al in meer detail toegelicht. Dat alles moet ervoor zorgen dat een breed vizier, een brede blik op kinderrechten aanwezig blijft, ondanks de focus op die vijf prioriteiten.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad zo dat we vanuit deze commissie ook voor een stuk een ambassadeur kunnen zijn in de andere commissies waarin we actief zijn. Ik wil die rol ook zeker opnemen. Maar ik ben naast deze commissie ook vooral actief in de commissie Welzijn. We hebben hier indertijd de kinderrechtencommissaris ontvangen, die in deze commissie haar jaarverslag is komen toelichten. Maar ze heeft ook haar licht laten schijnen op de beleidsnota Jeugd.
We hebben hetzelfde gehad in de commissie Welzijn van vorige week. De vijf prioriteiten zijn intussen gekozen, en ik heb het Kinderrechtencommissariaat toen de vraag gesteld wat zij ervan vinden dat kinderarmoede niet als prioriteit is gekozen. En ik kan toch zeggen dat ze dat minstens een serieus gemiste kans vonden, en eigenlijk ook niet goed begrepen waarom dat niet werd geselecteerd. Ze waren daar redelijk formeel over. Het verslag staat nog niet online, maar we moeten het zeker herbekijken.
Ze begrepen het eigenlijk niet goed. En als ik u nu hoor zeggen dat er nog een advies wordt verwacht van het Kinderrechtencommissariaat, maar dat u niet verwacht dat dat voor grote bijsturingen zal zorgen, dan ben ik niet zo overtuigd. Dan ben ik wel erg benieuwd naar dat advies.
Goed, ik begrijp ook wat u zegt. Het heeft misschien weinig zin om twee plannen naast elkaar te laten bestaan. Misschien is het dan inderdaad belangrijk om vooral ook in het VAPA veel aandacht te besteden aan kinderarmoede. Dat volg ik wel. Plannen maken is één zaak, maar het gaat er eigenlijk over welk beleid je voert, en op welke manier je dat het best kunt doen.
U zegt dat de aanpak van kinderarmoede een topprioriteit is van deze Vlaamse Regering. Ik hoop dat ze dat wordt. Ik heb in het regeerakkoord en de beleidsnota nog niet veel gezien van echt structurele maatregelen die de armoede en de kinderarmoede zullen doen afnemen. Maar ik hoop echt dat u als minister van Jeugd effectief die rol zult opnemen, en bij uw collega Beke, minister van Armoedebestrijding, telkens op die nagel blijft kloppen. Het is belangrijk om die reflex van kinderen en jongeren ook in het armoedebeleid ernstig mee te nemen. Ik zal dat in elk geval ook doen in de commissie Welzijn. Ik probeer de minister daar bijna wekelijks aan te herinneren.
Ik snap dat het weinig zin heeft om die twee naast elkaar te leggen, maar in een tijd waarin 14 procent van de Vlaamse kinderen in armoede opgroeit, lijkt het mij echt raar dat kinderarmoede er niet bij zit als er prioriteiten worden vastgelegd. Ik wil u vragen dat u aan dat finale jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan nog een zesde prioriteit toevoegt, zodra u het advies van de kinderrechtencommissaris in handen hebt. Niets houdt ons tegen om dat te doen, al is het maar om symbolisch aan te geven dat wij dit zo essentieel, zo belangrijk vinden dat we het extra in de verf willen zetten. Het is een suggestie.
Ik volg u er wel in, minister, dat het vooral belangrijk is om kinderarmoede aan te pakken. In welk plan het dan als prioriteit vervat zit, maakt dan minder uit. Wij gaan in elk geval wel opvolgen dat kinderarmoede de komende jaren de aandacht krijgt die het verdient.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord.
Kinderarmoede is inderdaad geen bevoegdheid waar slechts één minister een oplossing voor zal vinden; dat zal een gedeelde verantwoordelijkheid zijn. Of we dat nu symbolisch toevoegen of niet, het zal vooral over de concrete maatregelen zijn dat we hier binnen vier jaar de balans zullen moeten opmaken. Ik hoop dat wat u hier hebt gezegd, ook in de praktijk kan worden uitgevoerd.
Hetzelfde geldt voor participatie. U hebt gelijk als u zegt dat dat een methodiek is. De totstandkoming van het JKP is een voorbeeld van participatie, en dat geldt zowel voor uzelf als voor het traject dat uw voorganger gelopen heeft. Ik hoor u ook zeggen dat u voor de concretisering van het plan weer via een participatief traject wilt werken. Doen is inderdaad soms belangrijker dan schrijven en theoretische modellen ontwikkelen. U geeft hier met dit JKP dus wel het goede voorbeeld wat betreft participatie.
Ik ben blij te horen dat u de prioritering hebt gemaakt op basis van de criteria ‘concreet’, ‘financieel haalbaar’ en ‘uitvoerbaar’. Het heeft ook geen zin dat we hier grote plannen uitwerken met veel theoretische beschrijvingen en modellen, maar dat we op het terrein effectief het verschil gaan maken. Laat het in de concretisering van dit kader ook het uitgangspunt blijven dat we echt het verschil maken op het terrein.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik denk dat deze commissie, ikzelf alvast wel, uw bondgenoot wil zijn in dezen. Ik denk dat niemand van ons hier nog overtuigd moet worden van het belang van geïntegreerd en transversaal werken. Dit plan is daar het instrument bij uitstek voor. De sector zat hier duidelijk op te wachten en naar aanleiding van deze vragen mag het ook duidelijk zijn dat deze commissie er ook op zat te wachten om concreet aan de slag te gaan.
Ik heb een bezorgdheid, maar niet omdat ik er nu van uitga dat dit het geval zou zijn. Als parlement en beleidsmakers moeten wij vermijden dat dit plan een lege doos wordt. Daarom steunen wij de keuze voor de focus ook, want zonder focus zouden dit vijf verloren jaren worden. Dit is het instrument dat ons jeugdbeleid de komende jaren zal sturen. Als we hier de bal misslaan, dan gaan we binnen vijf jaar zeggen: ‘We hebben geprobeerd, maar het zat er verschrikkelijk naast.’ Laat ons dus de ambitie hebben om daar echt hét instrument van te maken en laat ons de komende maanden, met oog op oktober, hard werken om daar de nodige onderbouw voor te voorzien.
Ik heb wel nog een specifieke vraag. U zegt dat u er nog niet echt zicht op hebt en dat u het tegen oktober zult bekijken, maar schat u zelf in dat er extra middelen nodig zullen zijn om een aantal zaken te realiseren? Ik hoor dat lokale besturen een belangrijke rol toebedeeld is. Denkt u dat zij daar voldoende middelen voor hebben?
Is er voldoende ondersteuning voorzien? We hebben eind vorig jaar kennisgenomen van de beslissing rond Bataljong. De kinderrechtenpartners moeten wat inbinden op hun middelen. Ik ga dat debat niet opnieuw voeren, maar staan zij op dit moment sterk genoeg om hun rol te gaan spelen of moeten zij versterking krijgen?
Hetzelfde geldt voor het debat rond innovatie. Heel wat doelstellingen in het plan nodigen uit tot innovatie en nieuwe initiatieven. Moeten wij als Vlaamse overheid extra middelen voorzien? Ik durf het woord ‘projectmiddelen’ bijna niet uit te spreken, maar moeten wij middelen voorzien om een aantal innovatieve projecten te gaan opstarten rond die vijf prioriteiten? Ik denk dat er heel veel mogelijkheden zijn, maar het zal wel aan Vlaanderen zijn om daar de nodige instrumenten voor te voorzien.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Zoals in het verleden al is gezegd, keken wij allemaal heel erg uit naar de prioritering van het JKP. Er is bewust voor gekozen om prioriteiten te stellen en daar de focus op te leggen. Het is de bedoeling de hele Vlaamse Regering mee te krijgen om effectief een steen te kunnen verleggen.
Keuzes maken betekent dat sommige zaken wel en andere niet worden opgenomen. Ik ben zeer tevreden met de keuzes die zijn gemaakt – naar ik heb begrepen, in overleg met de sector, en dat is heel belangrijk.
Wat participatie en armoede betreft, volg ik u. Dat zijn twee belangrijke zaken die als basisbeginselen in ieders hoofd ingebakken moeten zijn. Participatie is een methodiek. We hebben in de beleidsnota ook gesproken over de kindvriendelijke steden en gemeenten en over een kindvriendelijk Vlaanderen. De methodiek daarvoor gaat over participatie, dit moet dan ook worden opgenomen in de uitbouw van het JKP.
De prioriteiten zijn ook kruispuntthema’s, thema’s waar ook andere bevoegdheden en dus andere ministers bij betrokken zijn. Minister, ik hoop dat u het enthousiasme bij die ministers vindt, ook om daarvoor de nodige middelen te kunnen vrijmaken. Een minister kan natuurlijk alleen maar werken en handelen wanneer de administraties zich daar volledig achter scharen. Vandaar ook de suggestie om zeker inzake visie en methodiek een aantal trekkers aan te duiden binnen die administratie die het eigenaarschap krijgen om effectief die plannen mee te realiseren. Zij kunnen mee de knipperlichten en trekkers zijn om innovatief te denken en zij kunnen een aanspreekpunt zijn voor de sector. Ik hoop dat de bevoegde ministers de nodige ruimte kunnen maken om dat mee op punt te stellen.
Armoede is geen apart punt, we hebben, ook tijdens ons werkbezoek, gehoord dat kinderen en jongeren tout court op zich niet altijd op eenzelfde lijn moeten worden gesteld met kinderarmoede, maar het is wel een thematiek die door de verschillende beleidsdomeinen loopt.
Een van die vijf prioriteiten, welbevinden en positieve identiteitsontwikkeling, kan niet los worden gezien van kinderarmoede. Hetzelfde geldt voor gezonde leefbuurten en vrijetijdsbesteding. Op het moment dat we een armoedebeleid voeren en de armoedecirkel willen doorbreken, is het kind een heel belangrijke en zelfs de meest cruciale schakel daarin. Ik ga ervan uit dat het hele armoedebeleid van de Vlaamse Regering aandacht heeft voor en zelfs vertrekt vanuit het doorbreken van die cirkel en dus vanuit de positie van kinderen en jongeren. Ik ben ervan overtuigd dat we op die manier veel meer slagkracht kunnen geven aan het armoedebeleid maar ook aan de positie van kinderen en jongeren daarin.
Minister Dalle heeft het woord.
Mijnheer Anaf, het verbaast me een beetje dat u een pleidooi houdt voor het combineren van een armoedeplan op het niveau van Welzijn en kinderarmoede als prioriteit in het JKP. Ik denk dat we vooral zeer efficiënt moeten kunnen werken en dat het hebben en overlappen van twee transversale plannen niet efficiënt zal werken. Het is onze overtuiging dat de aanpak van armoede begint bij de aanpak van kinderarmoede. In het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding van minister Beke zal dat ook prominent naar voren komen. In het regeerakkoord staat uitdrukkelijk dat kinderarmoede een eerste focus is in het armoedebeleid. Ik ben ervan overtuigd dat dit de goede methodiek is. We zullen uiteraard het advies van de kinderrechtencommissaris afwachten, maar ik ben nogal overtuigd van het belang om op deze manier transversaal te werken.
De kinderarmoedecijfers zijn inderdaad nog steeds dramatisch. U hebt de Vlaamse cijfers geciteerd. De Brusselse zijn nog een pak erger. Daar groeit een op de drie kinderen in armoede op. Ook daar hebben we een grote uitdaging. Dat is, zoals ik heb gezegd, een absolute topprioriteit. We moeten het zo efficiënt mogelijk doen.
Nog andere prioriteiten in het JKP gaan daarover. Collega Rombouts heeft ernaar verwezen. Zeker ook welbevinden, maar ook vrije tijd voor allen: de vierde prioriteit is op dat vlak bepalend. Dit weekend bezocht ik in Antwerpen het project ‘Betonne Jeugd’. Het focust specifiek op vrije tijd voor kinderen in armoede en in bijzonder moeilijke situaties. Dit is het soort projecten dat zeer belangrijk is om dat te realiseren.
Collega Rombouts, u vraagt naar de administratie. De aanspreekpunten kinderrechten zijn inderdaad betrokken in het proces. Daar houden we zeker rekening mee.
Collega Vaneeckhout, u vroeg naar de middelen. Wat de Vlaamse administratie en begroting betreft, zullen we vooral bekijken welke projecten we willen ondersteunen, of daar een bepaalde oriëntatie en focus kan zijn. We kunnen ook bekijken of er extra middelen kunnen zijn, maar we zullen vooral moeten bekijken hoe de bestaande middelen zoveel mogelijk kunnen worden gefocust op de vijf prioriteiten. Als we het enkel met extra middelen zullen doen, zullen we misschien toch niet zo heel ver komen.
Voor de lokale besturen verwijs ik naar de begrotingsdebatten. Deze regering zorgt voor een historische herfinanciering van de lokale besturen. Ik roep overal waar ik kom, in elke gemeente, op om de extra middelen, die er effectief komen op lokaal niveau, ook op het jeugdbeleid en op de vijf prioriteiten van het JKP in te zetten.
Ik steun, zoals de heer Coenegrachts heeft gezegd, de opvatting dat de vijf prioriteiten zeer belangrijk zijn, maar ook dat het succes ervan zal worden afgemeten niet alleen aan de teneur die wordt gezet en de impuls die wordt gegeven, maar vooral aan de concrete acties die eruit voortkomen. We zullen daarover de komende vier, vijf jaar in deze commissie nog heel wat kunnen discussiëren.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik heb hier, voor alle duidelijkheid, niet gepleit voor twee naast elkaar bestaande kinderarmoedeplannen. Dat is absoluut niet mijn bedoeling. Ik volg u daar 300 procent in, dat dit ook niet efficiënt zou zijn. U hebt terecht ook naar de Brusselse cijfers verwezen. Maar als de cijfers zo ernstig zijn, en als alle armoede-experts altijd opnieuw hebben gezegd dat de armoededoelstellingen bijna onbestaande zijn, laat staan dat er ambitieuze doelstellingen zouden worden gelanceerd, is het volgens mij een zeer goed signaal om een zesde prioriteit toe te voegen aan het JKP, waarin wordt gezegd dat de kinderarmoede voor ons echt cruciaal en onwaarschijnlijk belangrijk is. Link dan gewoon door naar het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA), waar dan effectief aandacht zal worden besteed aan kinderarmoede. Ik hoop het echt. Dat is iets wat ik in de commissie Welzijn van zeer nabij probeer op te volgen. Dat zou een zeer goede manier kunnen zijn om nog eens te zeggen dat de Vlaamse Regering de kinderarmoede een belangrijk item vindt. Ik zie niet in waarom dat niet zou kunnen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, in ons zult u een partner vinden om deze vijf prioriteiten effectief op het terrein uit te rollen.
Collega Anaf, ik heb veel begrip voor uw vraag om van kinderarmoede nog explicieter een prioriteit te maken. Maar armoede is een verschrikkelijk complex gegeven, dat aan Welzijn raakt, aan Onderwijs, aan Werk, zelfs aan Sport, enzovoort. We hebben daarvoor een allesomvattend plan nodig, transversaal doorheen de Vlaamse Regering. Men kan symbolisch iets inschrijven, maar het verschil zal worden gemaakt door concrete, praktische maatregelen en niet door het inschrijven van symbolen. Laat ons dus voortwerken op het plan dat hier vandaag ligt. Laat ons het engagement van de minister met betrekking tot kinderarmoede serieus nemen en op die manier voortwerken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Wat dat laatste betreft: ik denk dat ik het pleidooi van collega Anaf heel goed begrepen had. Ik denk ook dat het een goed idee zou zijn om te zeggen dat dit onze vijf prioriteiten zin, maar dat we daar symbolisch een zesde aan toevoegen, om aan te duiden dat dat armoedeplan niet losstaat van het werk dat hier op tafel ligt. Want die geïntegreerde methodiek werkt natuurlijk ook voor die andere vijf prioriteiten. In die zin is dat dus niet fundamenteel anders. Ik denk dat het oordeel van de regering hier, terecht, is dat ze met een armoedeplan bezig is, en we dat eerst moeten afwachten. Maar misschien zijn we nu echt bezig over het geslacht der engelen.
Ik wil nog een tweede slotbemerking maken. Voor mij is de hele insteek van het JKP dat dit de komende vijf jaar het belangrijkste instrument is op het vlak van jongeren- en kinderrechtenbeleid. En we willen daar heel participatief rond werken. Ik wil u dan ook uitdagen, minister. Deze commissie is nu op grote schaal haar werkzaamheden aan het ontplooien rond de beheersovereenkomst van de VRT, op een heel participatieve manier. Ik denk dat dat een goede zaak is. Maar ik zie tussen april en oktober een periode waarin we met de commissie rond dit thema kunnen werken.
Ik zou echt willen dat we een stap zetten rond dit specifieke onderwerp, en dat we niet vasthouden aan onze klassieke manier van vragen om uitleg, aan onze vaste manier van werken. Ik kijk naar onze voorzitter ad interim en onze commissiesecretaris om bij de regeling der werkzaamheden de denkoefening te maken over hoe we in de maanden mei, juni en oktober – de zomermaanden zullen iets minder geschikt zijn – misschien een aantal sessies kunnen organiseren rond die prioriteiten. We nodigen dan een aantal belangrijke partners in het veld uit, en ik wil de minister daarbij uiteraard uitnodigen om een gedachtewisseling te houden.
Zo vermijden we dat we na het afwerken van het JKP dan even een vraag mogen stellen, en dat dat voldoende was. Als je gedragenheid wilt vanuit de commissie en vanuit het parlement, dan lijkt het mij logisch om daar echt ons werk rond te organiseren. We doen ten slotte hetzelfde rond de beheersovereenkomst van de VRT. Het lijkt mij nogal logisch dat we ons commissiewerk ook rond dit thema ernstig nemen, en dus dieper gaan dan een korte wisselwerking via de vragen om uitleg.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.