Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Goedemorgen iedereen, de Kamer nam in haar plenaire zitting een vernieuwd Burgerlijk Wetboek aan met als een van de opvallendste wijzigingen de erkenning van dieren als aparte categorie. Tot nu toe bleef het wetboek beperkt tot de dichotomie ‘mensen’ en ‘goederen’. Nu worden levende dieren daar als aparte categorie erkend. Het goederenrecht blijft van toepassing, maar wet- en decreetgeving inzake dierenbescherming is daar nu ook steeds van toepassing.
In de pers werd veel aandacht besteed aan het feit dat hierdoor dieren erkend werden als wezens met gevoelens. Aan de andere kant werpt GAIA (Global Action in the Interest of Animals) op dat de aanpassing van het Burgerlijk Wetboek een stap is in de goede richting, maar nog niet de grondwettelijke verankering van het principe. Een dergelijke grondwetswijziging zou overigens ook Vlaanderen raken, aangezien wij als staatkundige entiteit de mogelijkheid hebben hiertegen verzet aan te tekenen via de alarmbelprocedure.
Minister, welke impact heeft de federale beslissing inzake de erkenning van levende dieren als aparte categorie binnen het stelsel van het Burgerlijk Wetboek op ons Vlaams beleid inzake dierenwelzijn? In hoeverre heeft het deels onttrekken van levende dieren aan het absolute goederenrecht effectieve gevolgen?
Hoe staat de Vlaamse overheid ten aanzien van het eventueel grondwettelijk verankeren van de erkenning van dieren als ‘wezens met gevoel’?
Minister Weyts heeft het woord.
De opname van dieren als een aparte categorie in het Burgerlijk Wetboek heeft voornamelijk een symbolische waarde, maar is daarom niet zonder belang omdat daarmee toch wordt aangegeven dat de inzichten veranderd zijn, en dat dieren de status van ‘zaak’ in de praktijk ontgroeid zijn.
Hiermee volgt de federale overheid, op symbolisch vlak dan, de wetgeving die wij hier in Vlaanderen trachten gestalte te geven inzake dierenwelzijn. In onze regelgeving rond dierenwelzijn is het zo dat we ons richten op de bescherming en het welzijn van dieren als voelende wezens. In tegenstelling tot ‘zaken’ schrijft de Dierenwelzijnswet aan dieren het vermogen tot een zeker ‘welzijn’ toe en wordt erkend dat aan hen een bijzondere bescherming toekomt en dit wegens hun vermogen om te lijden en te genieten.
Ik heb aan de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn gevraagd om zich te buigen over de vraag: hoe kunnen we dat nog een concretere vertaalslag geven? Hoe kunnen we die symboliek overstijgen? In de praktijk blijft het natuurlijk zo dat dieren onderworpen blijven aan het regime van lichamelijke voorwerpen voor zover er niet via een specifieke regelgeving van wordt afgeweken. Wij doen dat, dus. Ik heb aan de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn gevraagd of we niet nog een stap verder kunnen zetten in de concretisering van zulke principes. Wat kan dat betekenen?
Ik geef een concreet voorbeeld. Nu we toch in lopende zaken zijn, kunnen we federaal nog eens kijken naar de problematiek van de politiehonden. Misschien kunnen we daarrond iets doen. Nu worden ze wettelijk beschouwd als voorwerpen en zodoende kunnen ze geen voorwerp vormen van de regelgeving inzake wettelijke zelfverdediging. Dat zijn concrete zaken waarbij men de wijziging in het Burgerlijk Wetboek kan aangrijpen als een soort kapstok om uiteindelijk te zorgen voor concrete realisaties in de regelgeving. Nu blijft het beperkt tot wat symboliek. Ik hoop dat dat een stapsteen kan zijn om over te gaan naar de concretisering van maatregelen in de regelgeving. Die moeten maken dat dieren een grotere bescherming genieten.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Minister, in onze maatschappij groeit de bezorgdheid rond onze omgang met dieren, en dat lijkt mij terecht. Een moderne samenleving draagt een goede behandeling van alle levende wezens hoog in het vaandel. Vlaanderen is een voortrekker op dat vlak en er zijn al heel wat belangrijke stappen genomen, in een redelijk korte tijdspanne. We moeten dat erkennen.
Die nieuwe categorie in het Burgerlijk Wetboek kan dan misschien voornamelijk symbolisch zijn, maar ik denk dat het toch een heel belangrijk signaal is. Het is een erkenning dat Dierenwelzijn voor ons belangrijk is en dat we dat ook structureel willen verankeren. Dat lijkt mij een duidelijk statement.
In het kader van die bijkomende vraag aan de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn rond de erkenning van de wezens met gevoelens, denk ik dat de oefening die daar zal moeten worden gemaakt, heel belangrijk is. Want er zijn in de praktijk toch wel wat problemen rond het feit dat dieren soms nog als goederen worden aanzien. U gaf het voorbeeld van de politiehonden, maar er zijn er nog een aantal andere, waarvoor we toch een oplossing zouden moeten kunnen realiseren.
De agenda van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn is meestal goed gevuld, zo heeft het verleden laten uitschijnen. Ik hoop dat ze in dezen niet te veel hooi op hun vork nemen. Want ik heb het al gezegd: dit is een heel belangrijke oefening, en ik hoop dat ze er spoedig mee aan de slag kunnen gaan.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil nog iets toevoegen met betrekking tot de grondwetsherziening. Ik hoop dat die ook eens het levenslicht zal zien. Het lijkt mij trouwens nuttig om de Grondwet op meerdere punten te wijzigen. Ik heb daar ook wel wat ideeën over. Maar zeer specifiek, ten aanzien van Dierenwelzijn, denk ik dat we nu de volgende stap zouden kunnen zetten. En ook daar geldt het gegeven dat het gaat om een symbolische stap. Want we moeten onszelf niets wijsmaken: wanneer dat wordt ingeschreven in de Grondwet, dan is dat symboliek. Maar het is wel een belangrijke kapstok om concrete regelgeving aan vast te hangen, bijvoorbeeld ten aanzien van die problematiek rond politiehonden. Dat lijkt mij een heel concreet voorbeeld, waarbij we stappen vooruit zouden kunnen zetten, dankzij regelgeving in de Grondwet – hopelijk binnenkort –, maar nu misschien ook al, op grond van de opname van dieren als een aparte categorie in het Burgerlijk Wetboek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.