Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, vorige week was het Kinderrechtencommissariaat hier, de kinderrechtencommissaris met een aantal medewerkers. Zij kwamen naar aanleiding van het jaarverslag, maar hadden ook een aantal adviezen over de beleidsnota Welzijn. Op zich is het een goede zaak, denk ik, dat de kinderrechtencommissaris niet alleen naar de commissie Jeugd gaat, maar ook naar Welzijn. Ik denk dat ze ook bij Onderwijs geweest zijn, en misschien nog op een aantal andere plaatsen. Jeugd- en kinderrechten moeten over alle beleidsdomeinen van belang zijn.
Zij uitten in het advies bij de beleidsnota een aantal bezorgdheden die wij ook hier al verschillende keren naar voren gebracht hebben en die hier al besproken zijn. Ik ga ze er niet allemaal uitlichten, maar ik heb er 2 concrete dingen uitgepikt waarover ik graag met u van gedachten zou willen wisselen. Het eerste gaat over kinderarmoede. 150.000 kinderen in Vlaanderen leven in armoede. De kinderrechtencommissaris haalt terecht aan dat een straffer en een structureel armoedebeleid met bijzondere aandacht voor kinderarmoede dringend nodig is, en ook dat ze dat momenteel mist in de verschillende beleidsnota’s.
Zult u de nodige concrete en scherpe doelstellingen rond de aanpak van armoede bij minderjarigen ook opnemen in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding? De besparingen van meer dan 5 miljoen euro die u doorvoert bij de centa algemeen welzijnswerk (CAW’s), zullen volgens de kinderrechtencommissaris een directe invloed hebben op onder meer de begeleiding, opvang en ondersteuning van dak- en thuisloze jongeren en hun ouders. De kinderrechtencommissaris geeft ook aan dat een doordacht en efficiënt actieplan meer dan nodig is.
U hebt vorige week woensdag in de plenaire vergadering reeds aangekondigd dat er een actieplan dak- en thuisloosheid zal komen. Dat zal er in oktober zijn. Zult u ook daar een specifieke focus leggen op kinderen en jongeren?
Bent u bereid om het groeipakket en vooral de sociale toeslagen in het groeipakket te herbekijken, om ervoor te zorgen dat het totale bedrag voor een gezin met een laag inkomen de gemiddelde minimale kost van een kind kan dekken? Dat was ook een aanbeveling van de kinderrechtencommissaris. En bent u bereid een voortrekkersrol op te nemen om een interfederaal actieplan kinderarmoedebestrijding op poten te zetten, waarin u samen met de federale en lokale actoren concrete sluitende afspraken maakt om gezinnen boven de armoedegrens te trekken?
Er is nog een tweede aspect dat ik eruit wilde lichten. De kinderrechtencommissaris zei ook terecht dat kinderopvang een recht is van elk kind, niet alleen van kinderen van werkende ouders. Ze geeft aan dat het beleid hierrond vanuit het perspectief van het kind moet worden bekeken. Het is natuurlijk niet zo dat een kind ervoor kiest om in een gezin geboren te worden waarin de ouders wel of niet werken, en dat kwaliteitsvolle kinderopvang voor alle kinderen tussen 0 en 3 jaar belangrijk is. Zeker bij kinderen die in armoede opgroeien, is dat belang zelfs nog groter dan bij andere kinderen. Hoe denkt u het te realiseren dat er ook voor die kinderen voldoende en degelijke kinderopvang kan worden aangeboden? Hoe kunt u daarmee gehoor geven aan de oproep van het Kinderrechtencommissariaat, en van het VN-Kinderrechtencomité?
Minister Beke heeft het woord.
De bijzondere aandacht voor armoede bij gezinnen met kinderen is een speerpunt van het armoedebestrijdingsbeleid in het Vlaams regeerakkoord. Het zal dan ook een speerpunt zijn in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) dat we zullen opstellen. Ik wens in het bijzonder in te zetten op de benaderingen die het mogelijk maken om vroegtijdig gezinnen met jonge kinderen die in armoede leven, te ondersteunen, en op de verdere uitbouw van Huizen van het Kind.
Ik zal ook inzetten op de ondersteuning van jongeren die de jeugdhulp verlaten, opdat zij snel en op een duurzame manier hun plaats in de samenleving kunnen vinden. Het gaat om ondersteuning bij het uitbouwen van een eigen netwerk, het vinden van werkopleiding, huisvesting enzovoort.
U spreekt over 5 miljoen euro aan besparingen bij de CAW’s. Het gaat niet over 5 miljoen, maar over 3.685.000 euro. Het actieplan dak- en thuisloosheid zal aandacht besteden aan de verschillende groepen van dak- en thuislozen. Aangezien minderjarigen een belangrijke groep vormen onder de dak- en thuislozen, zal het actieplan ook aan deze doelgroep aandacht besteden. Zoals ik vorige week ook al heb gezegd, zal ik dit doen samen met collega Diependaele.
Wat uw derde opmerking betreft, zijn wij zeker bereid om het groeipakket van nabij op te volgen en bij te sturen waar nodig. Dat doen we constant. We hebben het groeipakket een stuk meer herverdelend gemaakt dan vroeger het geval was onder de Algemene Kinderbijslagwet, met een daling van het armoederisico tot gevolg. We hebben ervoor gezorgd dat alle gezinnen met een laag inkomen een sociale toeslag krijgen, terwijl dit vroeger niet kon voor werkende personen met een laag inkomen.
Het is daarnaast ook belangrijk om het groeipakket in zijn geheel te bekijken, want het is niet correct om de sociale toeslag er zomaar uit te pikken, terwijl ook net de schooltoeslag is hervormd. Die toeslag is nu inkomensgerelateerd, wordt automatisch toegekend en de bedragen zijn verhoogd. Om het effect van het groeipakket op gezinnen met een laag inkomen te beoordelen, moet alles dus bekeken worden.
Ten slotte is er een verschil tussen het dichten van de armoedekloof en het kostendekkend maken van een tegemoetkoming. En in beide gevallen staat het groeipakket niet op zichzelf. Het bestrijden van de kinderarmoede is een gedeelde verantwoordelijkheid over de verschillende beleidsdomeinen en overheden heen. Het groeipakket beoogt een gedeeltelijke tegemoetkoming in de opvoedingskosten.
De opmaak van een interfederaal actieplan kinderarmoedebestrijding is een initiatief dat door de federale overheid moet worden opgestart. Ik verleen graag mijn medewerking aan een armoedebeleid dat zo goed mogelijk is afgestemd op de andere beleidsniveaus, zowel het federale als het lokale. Ik ben vragende partij voor het samenroepen van een interministeriële conferentie, maar ook buiten dat belangrijke overlegforum ben ik bereid om afstemming te realiseren met andere overheden. Ik wil ook verwijzen naar de inspanningen die op dat vlak zijn gedaan ten aanzien van de lokale besturen zoals de extra middelen voor lokale kinderarmoedebestrijding die vorige legislatuur zijn overgeheveld naar het Gemeentefonds en waarop niet bespaard is – het gaat hier om een groeivoet van 3,5 procent – en naar de nieuwe regelgeving over een lokaal sociaal beleid en de ondersteuning van lokale besturen, onder meer via de lerende netwerken lokale kinderarmoedebestrijding.
Of er een specifiek interfederaal kinderarmoedeplan moet komen dan wel een interfederaal armoedeplan waarbij de aandacht voor kinderen en jongeren duidelijk is en welke vorm zoiets moet aannemen, laat ik op dit moment nog in het midden. Ik denk niet dat het aantal plannen noodzakelijkerwijs in verband staat met de effectieve acties op het terrein. Het is belangrijk dat iedereen binnen de eigen bevoegdheden zijn verantwoordelijkheid neemt en dat de nodige afstemming wordt gemaakt. Dat is en blijft de essentie.
Het decreet Kinderopvang van baby’s en peuters heeft als doelstelling dat elk gezin met een behoefte aan kinderopvang binnen het beschikbare aanbod recht heeft op kinderopvang. Daarbij wordt binnen een afgesproken budgettair kader de geleidelijke realisatie van een behoeftedekkend aanbod nagestreefd. Dat blijft ook deze legislatuur het uitgangspunt. Daarom voorzien we verder in een groeipad van de capaciteit met een mix van de groepsopvang en de gezinsopvang. Kinderopvang maakt het mogelijk dat mensen gaan werken of een beroepsopleiding volgen, wat ook bijdraagt tot de armoedebestrijding.
Verder bepaalt het decreet uitdrukkelijk dat kinderopvang van baby’s en peuters een economische, sociale en pedagogische functie heeft. Ook dat staat niet ter discussie, we hebben het daar al uitgebreid over gehad. Daarom willen we verder werk maken van toegankelijkheid, waarbij we kinderopvang betaalbaar en flexibel organiseren, bijvoorbeeld voor wie werkt of niet werkt van 9 tot 17 uur, zoals parlementsleden.
Lokale loketten kinderopvang moeten voor alle gezinnen de toegankelijkheid van kinderopvanglocaties bevorderen. Sinds april 2019 is er een subsidie mogelijk voor de lokale loketten en momenteel is er in 104 gemeenten al een gesubsidieerd lokaal loket. Het agentschap Opgroeien werkt aan een plan om dit aantal nog verder uit te breiden deze legislatuur.
Een meer geïntegreerde dienstverlening voor de gezinnen is ook belangrijk voor de toegankelijkheid van kinderopvang. Daarom zullen we onder andere de Huizen van het Kind verder uitbouwen en verdere stappen zetten in het versterken van de continuïteit tussen thuis, kinderopvang van baby’s en peuters, het kleuteronderwijs en de buitenschoolse opvang.
Op lokaal vlak onderzoeken we of we de buurtgerichte netwerken, de AMIF-proeftuinen (Europees Fonds door Asiel, Migratie en Integratie) en de KOALA-werkingen (Kind- en Ouderactiviteiten voor Lokale Armoedebestrijding) structureel kunnen inbedden.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben blij dat u zegt dat kinderarmoedebestrijding een belangrijk speerpunt is van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding. Ik vond het zeer vreemd dat een tweetal weken geleden de minister van Jeugd de vijf prioriteiten van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP) bekend heeft gemaakt. En ik was niet alleen, ook de kinderrechtencommissaris vond het onbegrijpelijk dat kinderarmoede niet een van de vijf prioriteiten was. Volgens de kinderrechtencommissaris bleek uit alle adviezen dat dit een van de belangrijkste prioriteiten zou moeten zijn. Ik heb daar vorige week in de commissie Jeugd al een vraag over gesteld, maar ik leg dit nu opnieuw op tafel opdat u er als coördinerend minister van Armoedebestrijding over zou waken dat in het Vlaams actieplan voldoende rekening wordt gehouden met dat kinderrecht, dat blijkbaar geen deel uitmaakt van de vijf prioriteiten van het JKP. Ik zal daar vragen over blijven stellen in deze commissie en in de commissie Jeugd, en ik hoop dat u me zult verrassen met dat Vlaams actieplan want ik, maar ook alle armoede-experten worden niet echt enthousiast van wat er wat momenteel in het regeerakkoord staat.
Telkens wanneer we vragen stellen over de voornemens uit het regeerakkoord om kinderopvang prioritair voor te behouden voor mensen die werken of werk zoeken, antwoordt u dat decretaal is bepaald dat dit voor iedereen openstaat en dat er verschillende functies van kinderopvang bestaan. Ik stel vast dat de bepalingen in het Vlaams regeerakkoord hiermee compleet in tegenstelling zijn.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Ik heb als eerste vraag gesteld of u het als minister van Armoedebestrijding niet vreemd vindt dat de kinderarmoede in het JKP geen prioriteit is. Ik heb nog een vraag over kinderopvang die ik al verschillende keren heb gesteld. U voorziet in een bijkomend budget voor kinderopvang. Hoeveel plaatsen denkt u daarmee deze legislatuur effectief te realiseren? Daar heb ik eigenlijk nooit een antwoord op gekregen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Voorzitter, ik moet me bij de vorige spreker aansluiten. Het gaat niet alleen om kinderarmoedeorganisaties, maar op het terrein is de kinderopvang ook vragende partij om de sociale en pedagogische functie te vrijwaren.
Minister, u hebt gesteld dat alle drie zullen worden behouden. In het ideaal geval kunnen we iedereen die erom vraagt een plaats geven, maar met wat u ter beschikking hebt en stelt, is dat op dit ogenblik gewoon niet het geval. Het is kiezen of delen. You can’t have your cake and eat it too, in dit geval.
Ik ben zeer benieuwd waar u de prioriteit zult leggen. Als het daarop aankomt, gaat het vaak over jobs, jobs, jobs. Wat de emancipatie en integratie van ouders betreft, is kinderopvang in een aantal gevallen een voortraject naar arbeidsparticipatie. Zelfs indien u heel erg de nadruk op het pedagogische en het sociale legt, komt dit de economie alleen maar ten goede, als dat onze hoofdbekommernis moet zijn als het erom gaat kinderen gelijke rechten te bieden.
Mijnheer Anaf, ik wil ook uw andere vragen versterken. Wij hebben ook al een aantal keren gevraagd hoeveel plaatsen er op welke plek bijkomen en op welke manier die plaatsen zullen worden gesubsidieerd. Midden februari 2020 is ondertussen voorbij. Het zou fijn zijn daar een antwoord op te krijgen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, ik wil specifiek op het groeipakket ingaan. De kinderrechtencommissaris is daar ook een hele tijd bij blijven stilstaan. Zij vindt dat het groeipakket in verband met kinderarmoede een krachtige speerpunt is. “Het totaalbedrag voor een gezin met een laag inkomen zou de minimale kost van een kind moeten dekken”, heeft zij verklaard. Het is dan ook haar uitdrukkelijke vraag bij de evaluatie te worden betrokken.
Ik heb over die evaluatie al een schriftelijke vraag gesteld en ik vind het antwoord daarop nogal verontrustend. Mevrouw Jans en mevrouw Schryvers zijn toevallig niet aanwezig, maar de leden van de meerderheid hebben er altijd op gewezen dat we dit fundamenteel zullen evalueren en dat alle betrokkenen zullen worden gehoord. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt echter dat de evaluatie in eerste instantie een interne kwestie van het agentschap Opgroeien en van het Agentschap Uitbetaling Groeipakket wordt. Bij ingrijpende wijzigingen zullen de partners en stakeholders, zoals de Gezinsbond, de sector, de consulenten en de toezichthoudende partners hierbij worden betrokken. Nergens wordt gewag gemaakt van een ruime bevraging of van het actief hierbij betrekken van het Kinderrechtencommissariaat, van armoedeorganisaties, van de vereniging Alleenstaande Ouders, van de academische wereld, van gebruikersverenigingen of van personen met een handicap. Zij worden niet vernoemd.
Minister, hoe zult u er, als minister van Armoedebestrijding en minister bevoegd voor het groeipakket, voor zorgen dat er in deze commissie een fundamentele koppeling aan het groeipakket komt?
Minister Beke heeft het woord.
We hebben het hier al uitgebreid over het groeipakket gehad. Ik kan alleen nog eens de cijfers aanhalen die ik van het agentschap heb gekregen als antwoord op mijn vraag de vergelijking tussen de oude kinderbijslagregeling en het nieuw groeipakket te maken. Als deze prognoses kloppen, zullen we tegen het eind van de legislatuur 163 miljoen euro meer in de sociale toeslagen van het groeipakket onderbrengen en zullen we 62,5 miljoen euro meer in de participatietoeslagen onderbrengen.
Dat is belangrijk als het gaat over kinderarmoede. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de gezinnen daarbij versterkt worden? Ook de basisbedragen gaan er met 84,8 miljoen euro op vooruit tegen het einde van de legislatuur. Vlaanderen heeft het voortouw genomen in de hervorming van het groeipakket. Ik heb gezien dat men in Wallonië en in Brussel eigenlijk precies hetzelfde heeft gedaan, weliswaar met lagere basisbedragen. Eigenlijk heeft men daar het goede voorbeeld van Vlaanderen gevolgd. Wat dat betreft, is er al een eerste evaluatie gemaakt. Als andere regio’s dat volgen, dan blijkt dat toch wel een goede zaak te zijn.
Wanneer we het Vlaams actieplan maken, zullen we het over kinderarmoede hebben. Het is afgestemd met minister Dalle dat wij dat mee in onze nota zullen opnemen. We zullen daar uiteraard het nodige overleg over plegen.
Wat de plaatsen kinderopvang betreft, begrijp ik uw ongedurigheid. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Ik moet ook heel veel geduld hebben, maar u zult nog iets meer geduld moeten hebben. Wij zijn daarover in overleg. Dat is wat in deze commissie ook dikwijls wordt gevraagd, namelijk dat we met de nodige stakeholders in overleg treden. Wanneer we daar klaarheid en duidelijkheid over hebben, dan ben ik graag bereid om daarover de nodige toelichting in de commissie te geven. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Wat mij betreft zo snel als het gaat, maar ik ga mij daar nu niet op vastpinnen.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ben inderdaad een beetje ongeduldig, vooral wat betreft de aanpak rond armoedebestrijding in het algemeen, maar ook rond kinderarmoede. Wat de evaluatie van dat groeipakket betreft, denk ik dat daar heel wat dingen inzitten die we eens zeer ernstig moeten bekijken.
Ik ga hier wel om de paar weken op dezelfde nagel proberen te blijven kloppen om die problematiek hier op de agenda te houden en om u een stukje onder druk te zetten om zo snel mogelijk maar ook zo grondig mogelijk werk te maken van armoedebestrijding. Ik heb al verschillende keren aangehaald dat ik voorlopig echt nog op mijn honger blijf.
De vraag om uitleg is afgehandeld.