Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de daling van het aantal winkels en het handelsvestigingsbeleid
Verslag
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, eerst en vooral proficiat met uw omaschap – een werkende oma dan nog wel.
Uit cijfers van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) blijkt dat het aantal bakkerijen in tien jaar tijd gedaald is met 14 procent en dat er twee bakkerijen per week de deuren sluiten. Uit de cijfers blijkt dat er nog weinig jongeren voor het beroep kiezen. Opvallend is ook dat het aantal warme bakkers sneller daalt dan het aantal koude bakkers. Oorzaak daarvan is onder meer de onaantrekkelijkheid van het beroep. Je moet immers ’s nachts, in het weekend en op feestdagen werken. Andere oorzaken zijn de hoge investeringskosten, de torenhoge energiekosten, die bij de opstart van een bakkerij vaak onderschat worden, de administratieve rompslomp en de hoge personeelskost.
Hierover heb ik volgende vragen. Hoe zult u de jongeren stimuleren om te kiezen voor een opleiding tot bakker? Welke initiatieven zult u op korte termijn nemen om het beroep te opwaarderen, en dus aantrekkelijker te maken? Welke initiatieven zult u, samen met de federale collega, nemen om weekendpersoneel betaalbaar te houden voor de ondernemers? Een vaak onderschatte kost voor zelfstandigen, in het bijzonder voor bakkers, beenhouwers, broodjeszaken, frituren enzovoort, zijn de energiekosten. Welke initiatieven zult u nemen om de energiekosten betaalbaar te houden? Welke tegemoetkomingen voorziet u voor starters?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over de leegstand van handelspanden en winkels. Onlangs trok handelsfederatie Comeos aan de alarmbel. Dominique Michel, de CEO van Comeos, waarschuwde in De Standaard: “De retailsector rijdt recht op de muur af.” Het is inderdaad iets dat ons duidelijk zorgen baart; het is al een aantal keren ter sprake gekomen. Volgens onderzoekers van de Université Libre de Bruxelles (ULB) blijft de winkeloppervlakte toenemen terwijl de consumptie daalt. Daardoor nemen omzet en rendement per vierkante meter af. Volgens de onderzoekers komt er jaarlijks 0,5 procent vierkante meter bij, terwijl de omzet per vierkante meter jaarlijks met 0,7 procent daalt. De gemiddelde oppervlakte steeg in tien jaar tijd met 53 vierkante meter tot 259 vierkante meter. In het land nam de verkoopoppervlakte in die periode toe met 1 miljoen vierkante meter, tot 18,8 miljoen. Vlaanderen was goed voor de helft van de stijging.
Het aantal verkooppunten neemt wel af. In die tien jaar verdwenen er 12.500 verkooppunten. Dat is volgens de onderzoekers een daling van 18 procent, terwijl de winkeloppervlakte steeg met 20 procent. De grote verliezer zou de zelfstandige winkel zijn, terwijl de georganiseerde handel fors meer verkoopruimte toevoegde. De daling van het aantal verkooppunten leidt tot meer leegstand, niet alleen in de steden maar ook in de rand. Dat is een probleem, omdat we ook al duidelijk pleiten voor bedrijvige kernen. Comeos pleit voor een beter vergunningsbeleid zodat de aanvrager van een vergunning sneller een antwoord heeft. Daarnaast roept Comeos ook op om een visie over de winkelstraten te ontwikkelen.
Wat is uw standpunt, minister, over de studie van de ULB en de waarschuwing van de CEO van Comeos? Hoe kan het vergunningsbeleid een antwoord bieden op deze uitdagingen? Kunt u een stand van zaken geven van de evaluatie en bijsturing van het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid? Dat kwam hier al een aantal keren aan bod. Hoe kunnen we de gemeenten nog meer stimuleren om de instrumenten van het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid te gebruiken en een visie te creëren voor bedrijvige winkelkernen en -straten? Hoe kunnen we nog meer out of the box denken om deze problematiek aan te pakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal beginnen met een nieuwtje. De Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) heeft zopas Pastry Solutions uit Brasschaat verkozen tot nationale starter van het jaar. Dat is een onderneming die toelevering verzorgt voor ambachtelijke bakkers en het werk werkbaarder wil helpen maken. Ik weet niet of ze speciaal gewacht hebben op deze vraag, maar dat komt hier nu net binnen en ik vond het goed om daarmee te beginnen. Dit geeft de actualiteitswaarde aan van de vraag.
Het is niet zo dat je broodje gebakken is als je kiest voor het bakkersberoep. Dat heb ik niet zelf uitgevonden. Dat komt van een medewerker van het kabinet; het komt van Joris. Zowel het beroep bakker als bakkershulp maken deel uit van de 188 beroepen die op de VDAB-knelpuntberoepenlijst staan. En daar zijn twee redenen voor. Ze zijn al gemeld door collega Malfroot. Er zijn de arbeidsomstandigheden: het zijn lange dagen, vroeg opstaan en weekendwerk.
Maar er is ook de lage instroom aan nieuwe kandidaten. We hebben de cijfers meegebracht over het aantal leerlingen in de studierichting Bakkerij in het secundair onderwijs. In 2015-2016 waren daar 1658 leerlingen en in 2018-2019 nog slechts 1349. De instroom is dus dalende. De cijfers van duaal leren zijn iets beter. In Brood- en Banketbakkerij in de derde graad bso waren er 37 leerlingen, wat redelijk oké is als je alle studierichtingen met duaal leren bekijkt.
Via het sectorconvenant met de voedingsindustrie wordt er heel nauw samengewerkt met het onderwijs om voldoende instroom te generen en een juist beeld over het beroep te schetsen. Ik geef enkele voorbeelden uit dit convenant. Er wordt een sectorconsulent specifiek ingezet op de subsector van de bakkers om zo kleine kmo’s gericht te bereiken en in te spelen op hun noden. De beeldvorming inzake de tewerkstelling en de jobmogelijkheden in het bakkersberoep wordt verbeterd via samenwerking met Aspirant Baker, een vzw ter promotie van het bakkersberoep. Daarnaast wordt er ook meegewerkt aan een kwaliteitsvol en up-to-date opleidingsaanbod via het ondersteunen van infrastructuur, bakkersopleidingen en duale studierichtingen. We proberen daar dus fors op in te zetten. In de nieuwe generatie sectorconvenants kan de voedingsindustrie verder inzetten op het positief in beeld brengen van het bakkersberoep. Dat zijn zaken die vanuit de sector en de overheid gebeuren.
Dan kom ik tot de vraag over het weekendpersoneel. Dit betreft in sterke mate een federale bevoegdheid waardoor ik hier moet verwijzen naar het federale niveau. Er kan worden gewerkt met flexi-jobs en jobstudenten, maar Vlaanderen zelf heeft daar iets minder hefbomen voor.
De energiekost is inderdaad een heel belangrijk aandachtspunt, zowel voor de Federale als de Vlaamse Regering, maar bevindt zich ook niet echt binnen mijn bevoegdheden. Binnen de Vlaamse Regering werken we sterk samen vanuit de doelstelling om de energiebevoorrading te verzekeren en de kosten te beheersen. Met de Ecologiepremie Plus (EP-Plus) stimuleren we ondernemingen die willen investeren in maatregelen om hun ondernemingen energie-efficiënter te maken. Daar kunnen bakkers ook een beroep op doen.
De vragen over de starterstegemoetkoming waren gebundeld, maar het is moeilijk om ze samen te beantwoorden. De ene vraag ging specifiek over bakkers en de andere over handelsvestigingen. Ik zal me eerst focussen op de bakkers en dan op het andere aspect.
Wij voorzien in een aantal tegemoetkomingen voor starters. Zo zijn er de coaching- en adviesdiensten via onze structurele partners ondernemerschap in opdracht van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Er is de aanvullende financiering via PMV/z in de vorm van waarborgen en/of achtergestelde leningen. Er zijn ook subsidies via VLAIO waarbij met name de kmo-portefeuille en de kmo-groeisubsidie soms nuttig kunnen zijn voor het bakkersberoep. Misschien is dat te weinig geweten. Gisterenavond was ik bij een groep ondernemers en heb ik ook weer meegemaakt dat heel veel van onze instrumenten toch nog te weinig gekend zijn bij de kleintjes. Ik weet dat Mark Andries weer kwaad zal zijn dat ik dit zeg. Ik stond met de leidinggevenden van VLAIO samen op een groot evenement van logistiek toen er iemand naar mij kwam en zei dat hij als kleine ondernemer daar geen toegang tot heeft. Mark Andries zei dat dit niet waar was en hij heeft gelijk, maar de bekendheid is nog niet altijd even groot. Misschien moeten we ook eens met de bakkersfederatie samenzitten om aan te tonen welke instrumenten er zijn.
Via onze structurele partners ondernemerschap zetten we sterk in op de goede begeleiding van starters zodat ze met een degelijk ondernemingsplan en een gepaste strategie hun zaak opstarten. Zoals gezegd, zijn er leningen zoals de Startlening en de kmo-cofinanciering, maar ook de generieke waarborgregeling waarbij we leningen die de banken verstrekken van een waarborg voorzien. Die kunnen vaak ook voor bakkers nuttig zijn omdat ze intensieve investeringen moeten doen. Als de bank weet dat de overheid een waarborg biedt, kan dat een argument zijn dat vertrouwen geeft. De kmo-portefeuille blijft interessant om een opleiding of advies mee te financieren.
Dan komen we, collega De Vreese, bij de waarschuwing van Comeos en de studie van de ULB. Ik ben nog maar een paar maanden minister, maar het is voor mij al heel lang duidelijk dat er nog altijd winkeloppervlakte bijkomt, maar dat het aantal verkooppunten daalt en dat het rendement per vierkante meter in klassieke winkels afneemt. Dat is een waarheid als een koe. Wat moeilijker is, is vast te stellen in hoeverre de consumenten daar ook nadeel van ondervinden. Het consumentengedrag is heel sterk veranderd, bijvoorbeeld ook door de evolutie richting e-commerce. Het interessante aan de ULB-studie is dat ze een goed globaal beeld geeft van de evoluties in de typegebieden. En hoewel de agglomeraties – dat zijn gebieden met een hoge knooppuntwaarde en een hoog voorzieningsniveau – de hoogste leegstand kennen, groeit de leegstand sterker in suburbane gebieden en in de dorpskernen. Maar, nogmaals collega’s, dat is niet een typisch Vlaams fenomeen. We zien hetzelfde in Duitsland, Nederland, Engeland… Ik ben nogal een fan van korte reizen, binnen de 400 tot 500 kilometer, en ik zie overal hetzelfde fenomeen. We zijn dus niet alleen, maar dat is natuurlijk een magere troost.
Wonderoplossingen zijn er niet. Het versterken van het handelsvestigingsbeleid in het algemeen en het lokaal handelsvestigingsbeleid in het bijzonder is wel een absolute prioriteit in mijn beleidsnota, maar is ook een prioriteit van de Vlaamse Regering. Ik kan mij dus vinden in de bezorgdheid van de CEO van Comeos en ook in de bezorgdheid van andere ondernemersorganisaties zoals UNIZO, maar ook in die van de lokale besturen en de provincies. Collega Katrien Partyka was trouwens vorige week nog op de radio over haar zorg rond stadskernen. Ik heb er heel veel reacties op gekregen en ik heb ook gezegd dat we daar werk van gaan maken. Iedereen aanvaardde dat ik als minister geen wonderoplossing had. Mochten er geweest zijn, dan zou collega Muyters ze ook al lang hebben uitgevonden, natuurlijk, want hij is vijf jaar bevoegd geweest, maar ze zijn er niet. Ik bespeur wel heel veel creativiteit. Er zijn nieuwe lokale besturen gestart. Vanuit de probleemstelling kun je ook wel die lokale besturen waarvan we nu zien dat ze goed bezig zijn, meer in de kijker plaatsen en kijken wat nu de remmende factoren zijn en wat, ook bijvoorbeeld naar ruimtelijke ordening, betere instrumenten zijn die we zouden kunnen inzetten.
Een deel van de oplossing ligt dus bij ruimtelijke ordening, waarbij ik niet de bal wil doorschuiven naar mijn collega, maar gemeenten hebben vandaag de mogelijkheid om via ruimtelijke instrumenten – verordeningen, ruimtelijk uitvoeringsplannen – te bepalen waar het kernwinkelgebied is en waar winkelarm gebied is. Gemeenten kunnen ook voor een stuk mee bepalen welk assortiment het meest geschikt is op welke plaats. Het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid biedt hen daar de mogelijkheid toe. We moeten nu evalueren of er vandaag voldoende instrumenten zijn voor de gemeenten om een sterk handelsvestigingsbeleid te voeren en of die instrumenten toelaten om voldoende vlot in te spelen op de marktevoluties die we zien. Gemeenten zijn, denk ik, wel vragende partij om meer bovenlokale sturing te geven, maar ze hebben ook lang gevraagd om lokaal voldoend armslag te krijgen. Ik ben bereid om in de twee richtingen te gaan evolueren. Ik ben zeker ook bereid om werk te maken van een instrument zoals regelluwe zones, desnoods als pilootproject in een aantal steden die dat graag zouden hebben, om zo die flexibiliteit in het ondernemerschap te stimuleren. Ik hoor vaak van ondernemers: ‘Eigenlijk wil ik alleen maar business, business.’ Dat is goed, maar dan komen ze allerhande drempels tegen. Voor mij is het oké, zeker als de collega’s in de Vlaamse Regering ermee akkoord zijn, om nu eens een paar regelluwe gebieden in Vlaanderen te maken, en dan eens te kijken hoe dat tot creatieve oplossingen kan leiden.
Het succes van het handelsvestigingsbeleid is niet zomaar te herleiden tot regelgeving. De sector zal zelf ook moeten innoveren en inspelen op de nieuwe trends in het retaillandschap. Maar ik voel vanuit de sector dat er ook signalen zijn dat ze overtuigd zijn om innovatie te omarmen en zo nieuwe opportuniteiten te zoeken.
Hoe gaan we dat decreet nu bijsturen? Het is belangrijk dat de evaluatie van het decreet grondig gebeurt. Ik plan een rondetafel te organiseren met de betrokken stakeholders. Ik wil komen tot een werkplan voor de evaluatie van het decreet. Voor mij mag het bestaande stakeholdersplatform detailhandel ingeschakelde worden, maar ik wil vooral vanuit de basis veel opmerkingen. Ik wil dus niet dat het alleen maar stakeholders zijn, ik zou toch voldoende winkeliers, enzovoort er ook mee willen in betrekken, en.ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP). Ik heb de betrokken partijen deze week informeel laten weten dat dat overleg, die rondetafel, er komt.
Er komen heel positieve reacties. Comeos is op 19 februari ook ontvangen op het kabinet om te bekijken wat we kunnen doen, want ik besef dat ik alleen de wonderoplossing absoluut niet kan bieden.
Zoals ik al zei, lokale besturen worden geïnformeerd, maar zullen ook bij een van onze overlegtafels zijn bij de evaluatie. Wanneer er meer duidelijkheid is over de budgetten voor de nieuwe EFRO-periode 2021-2027 (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling), zullen we ook vanuit dat programma stimulansen geven voor de versterking van het handelsvestigingsbeleid en voor bedrijvige kernen. Voor mij is het echt elementair, en ik wil dat ook nog eens zeggen aan jullie, dat een goede mix van functies in de binnenstad zich niet louter moet toespitsen op de verkoop van goederen, maar ook op horeca, diensten, maakbedrijven én wonen, niet te vergeten. We hebben een mix nodig om een kern leefbaar te houden. Dat is eigenlijk een verweving van de drie w’s: wonen, werken en winkelen. U weet dat ik onlangs subsidies heb toegekend aan een aantal gemeenten om een verweefcoach aan te stellen. Ik geloof daar persoonlijk heel sterk in, omdat die dat niet met een bril gaat bekijken, maar vanuit de combinatie van wonen, werken en winkelen, om zo doorbraken te realiseren.
We werken dus voort, zie de coaches, maar tegelijk evalueren we het decreet om tot nieuwe oplossingen te komen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Dank u wel. Het is dus niet alleen het bakkersberoep, de fierheid en het vakmanschap die verdwijnen. Ook het sociaal leven krijgt een klap, omdat de mensen bij hun lokale handelaar, bij hun bakker, bij hun slager toch nog eens de tijd namen om een praatje te slaan.
Ik ben er mij ook van bewust dat meerdere actoren daar schuldig aan zijn. Het is de consument, die uit gemakzucht kiest om op één plaats te winkelen, maar het is ook de overheid die daar deels schuld aan heeft, door de hogere loonkosten, de paperassen, de regelneverij en dergelijke meer. De bakkers, de slagers en andere zelfstandigen weten zich daar geen meester over, want hun wijsheid zit in hun handen en niet altijd bij het bureauwerk. Ook om die reden zijn er veel die sluiten. Daarom wil ik toch nog eens die oproep doen, ook aan uw federale collega, om dat weekendpersoneel betaalbaar te houden.
U zou de bakkersfederatie willen inlichten over de mogelijke premies en starterstegemoetkomingen die u voorstelt. Ik wil ook oproepen om daarnaast de opleidingscentra of de scholen daarover in te lichten, zodat zij in hun opleiding de studenten daarover kunnen informeren.
Met betrekking tot het gedeelte van collega De Vreese, dat heeft ook vooral te maken met, bijvoorbeeld, betalend parkeren. Als mensen ervoor kiezen om naar een supermarkt te gaan, dan heeft dat ook veel te maken met het feit dat ze moeten betalen om nog langs te kunnen gaan bij de bakker, bij de kleine zelfstandige. Ze zullen er natuurlijk gemakkelijker voor kiezen om naar het warenhuis te gaan dan naar een kleine winkelkern, waar ze moeten betalen voor hun parkeerplaats.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, bedankt voor het uitgebreide antwoord. Ik denk dat het zeer belangrijk is dat we inderdaad out of the box gaan denken. Dat gebeurt ook. Er wordt extra ingezet op de verweefcoaches. Er zijn ook tal van initiatieven die door de steden worden genomen en worden ondersteund door de Vlaamse overheid. Er moet ook veel van onderuit komen, maar we kunnen inderdaad misschien de goede voorbeelden in de kijker zetten. Degenen die voorlopen, moeten een goed voorbeeld zijn voor degenen die nog een duwtje in de rug nodig hebben. Daar kan inderdaad ook nog wel iets mee gebeuren.
Die wonderoplossing is er inderdaad niet. We moeten inderdaad gaan experimenteren en bekijken wat werkt en niet werkt, en op tijd en stond evalueren. Ik ben benieuwd wat die regelluwe zones zullen brengen. Ik ben ook benieuwd of u een timing ter zake ziet: wanneer zouden we kunnen starten met die eerste regelluwe zone? Kunt u ook al een timing geven wat dat rondetafelgesprek betreft waarbij u iedereen rond de tafel wilt brengen?
We moeten dus experimenteren, inzetten op de projecten die goed werken, bekijken in welke steden en gemeenten er initiatieven zijn die al werken en die verder uitrollen. Ik denk dat het er ook op zal aankomen om alle krachten te bundelen en met de realiteit aan de slag te gaan. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar we moeten daar toch volop op inzetten.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, eerst en vooral wil ook ik u graag feliciteren met het omaschap. Namens de lokale handelaars in Diest had ik een cadeautje voorzien. Maar ik moet helaas zeggen dat ik het deze ochtend vergeten ben in Diest. We zullen het u zeker bezorgen tijdens de eerste commissie na het krokusreces. Ik moest van een van onze oma-handelaars ook meegeven dat het omaschap het mooiste in haar leven was, omdat er niets zo mooi is als het leven dat je gaf, leven te zien doorgeven. Dat heeft ze gezegd tijdens onze centrummanagementbijeenkomst. Dat vond ik mooi.
Ter zake. U hebt gelijk: er is geen wonderoplossing. Maar we hebben in deze commissie al heel veel puzzelstukjes besproken die samen toch wel het een en ander kunnen betekenen. En ik vind het heel fijn dat er daarvan binnenkort verder werk wordt gemaakt.
Ik wil nog even specifiek ingaan op de lokale handelsvisie. Ik denk dat het zeer nuttig kan zijn om lokale besturen daarin te versterken. Dat wil inderdaad niet zeggen dat je hun autonomie daarin zult beknotten, maar wel ondersteunen. Vanuit mijn ervaring in Diest kan ik u daarin meegeven dat het vooral een uitdaging is om die lokale handelsvisie juridisch afdwingbaar te maken. Wij hebben in Diest een heel gedegen handelsvisie over waar ketens kunnen komen langs één invalsweg. Dat werkt perfect. We hebben daarvoor een aantal criteria. Maar ik moet zeggen dat de juridische onderbouwing daarvan eigenlijk vrij wankel is. En de enige reden waarom die handelsvisie werkt, is omdat we heel intensief contacten hebben met de eigenaars, zowel in de kern als op die invalsweg. Dat vraag heel veel werk. We hopen dat niemand daar stokken in de wielen steekt. De juridische onderbouwing van de lokale handelsvisie is echt wel belangrijk. Lokale besturen hebben daar niet altijd de knowhow voor. Net als collega De Vreese vroeg ik mij ook af welke timing daarop kan worden geplakt.
Ten slotte, ik vind uw ondersteuning voor een verweefcoach heel interessant. U hebt absoluut gelijk: het ondersteunen of slagen van lokale handelaars hangt allemaal samen met alle facetten die in een stad of een gemeente gebeuren. Wonen is daarin inderdaad een cruciale factor. We zien in Diest dat de inwoners van onze stad ook de beste klanten zijn. Hoe meer je de mensen aanmoedigt om in de stad te gaan wonen, hoe meer lokale handelaars daar dan ook van profiteren. Het lijkt mij dus een zeer goede zaak zo’n verweefcoach verder aan te moedigen.
Ten slotte, ik ben absoluut fan van die regelluwe zones. In Diest zijn wij zeker kandidaat om daarrond eventueel een proefproject te implementeren. Als we de komende jaren al die puzzelstukjes samenleggen, kan er iets wezenlijks gebeuren voor onze lokale handelaars.
Mevrouw Malfroot, de regionale bakkersbond is bij mij geweest. Een fenomeen waarvoor we bijzonder waakzaam moeten blijven, is het stijgend aantal verkoopautomaten die her en der opduiken. Die worden dan beleverd door grote bedrijven in de distributie van brood. Ik heb dat fenomeen al aangekaart bij UNIZO en bij het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Het is een fenomeen waarvoor we bijzondere aandacht moeten hebben.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik zal dat mee opnemen. Ik zie van die automaten verschijnen, maar ik zie ook veel lokale bakkers die zelf zo’n automaat hebben en hun eigen brood op die manier verkopen. Dat is gemakkelijk, zeker als je, zoals ik, laat thuiskomt en soms vaststelt dat je geen brood hebt.
Wij merken die automaten op aan de uitgangen van grote bedrijven, grote fabrieken. Dat maakt het gemakkelijker om brood af te halen, ten nadele van de warme bakker.
Er is nog geen datum vastgelegd voor de rondetafel, maar die zal vermoedelijk kort na Pasen zijn. Ik merk hier een grote eensgezindheid om er werk van te maken. Ik kan ook eens nagaan op welke manier we jullie er allemaal bij kunnen betrekken. Het zal sowieso geen wonderoplossing worden van een minister of een politieke partij, maar we zullen daaraan moeten werken, over de grenzen heen. Want zoals jullie zelf zeiden, bestaat er geen wonderoplossing.
Ik zie de regelluwe zones als iets dat een aantal zaken, die men nu als belemmerend ervaart, wegneemt voor een tijdelijke periode in een bepaald gebied, waar men er open voor staat. Ik heb dan een lokaal bestuur nodig dat dat wel vertrouwt. We hebben een zone nodig die ervoor in aanmerking komt. Hoe het precies zal gaan, weet ik dus niet. Samen met collega Weyts probeer ik ook voor duaal lesgeven zo'n zone te maken. Als je een beetje vastzit op oplossingen en je voelt dat er veel leegstand is, moet je zoiets wel eens proberen te doen, om dan te kijken wat daaruit groeit. Dat is ook innovatie, maar innovatie in een werkelijke omgeving en niet in een theoretische.
We gaan dat proberen te doen. Dat kunnen ruimtelijkeordeningsbeperkingen zijn. Het kan ook lokale regelgeving zijn. De ondernemers bij wie ik gisterenavond zat, waren er verbaasd over dat lokale besturen nu zelf kunnen zeggen wat een kernwinkelgebied is en dat ze ook vrijstellingen kunnen geven op bepaalde taksen. Lokaal kun je dat nu doen, om schwung te brengen in je beleid. Vaak weet men dat nog niet. Misschien moeten we de lokale besturen ook nog eens goed informeren over wat ze allemaal kunnen doen.
We zullen er dus hard aan werken.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik ga graag in op uw voorstel om daar blijvend bij betrokken te zijn en daar verder met u op te werken. Bedankt, minister.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.